behandelingsmogelijkheden van type 1 en type 2 diabetes Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van insuline?

A
  • Stoppen van gluconeogenese
  • Stoppen van glucogenolyse
  • Stoppen van lipolyse
  • Stoppen van ketogenese
  • Stoppen van proteolyse
  • Stimuleren van glucose opname in de spier en vetweefsel
  • Stimuleren van glycolyse
  • Stimuleren van glycogeen synthese
  • Stimuleren van eiwitsynthese
  • Stimuleren opname van ionen (vooral K+ en PO43-)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diabetes type 1 (5-10%) wordt gekenmerkt door:

A
  • Onvoldoende insulineproductie door de pancreas
  • Ontwikkelt zich voor de leeftijd van 30-35
  • Patiënten hebben kans op het ontwikkelen van een diabetische ketoacidose
  • Zonder insuline kunnen de patiënten niet functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diabetes type 2 (90-95%) betreft:

A
  • Insuline resistentie: de lichaamscellen zijn ongevoelig voor insuline
  • Het vermogen van de pancreas om insuline te maken neemt initieel toe en over tijd af (insulinedeficiëntie)
  • De ziekte manifesteert zich vaak na de leeftijd 30-35
  • 85%-90% van de patiënten is te zwaar
  • Patiënten hebben geen neiging tot een ketoacidose, omdat er geen absoluut tekort aan insuline is
  • Deze patiënten zijn niet afhankelijk van insuline om te overleven, maar er is wel controle van de hyperglycemie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de symptomen van diabetes?

A
  • Toegenomen dorst en urineproductie
  • Wazig zien: als de bloedsuikerspiegel stijgt, treedt er reversibele zwelling op van de lens, waardoor de breking van licht veranderd.
  • Moe gevoel, door onvoldoende glucose opname in de cellen
  • Slechte wondgenezing
  • Frequente infecties
  • Gewichtsverlies door uitdroging en afbraak van spieren en vet door gebrek aan insuline
  • Misselijkheid en braken: klassieke presentatie van diabetische ketoacidose
  • Uitdroging door osmotische werking van glucose in urine.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn specifieke symptomen die passen bij diabetes type 1?

A

gewichtsverlies, moeheid, verlies van energie, jeuk, polyurie (veel plassen), polydipsie (veel drinken), polyphagie (veel eten), afvallen en diabetische ketoacidose (misselijkheid, braken, buikpijn, dehydratie leidend tot coma).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn symptomen die passen bij diabetes type 2?

A

Symptomen die kunnen ontstaan naarmate de insuline productie afneemt zijn: een toegenomen dorst, meer plassen, moeheid, wazig zien, toegenomen frequentie (schimmel) infecties (verhoogde bloedsuikerspiegel dient als voedingsbodem en gaat gepaard met verminderde immuniteit).
Symptomen worden vaak ten onrechte aan andere oorzaken toegeschreven.
Diabetes type 2 kan zich heel goed zonder subjectieve symptomen presenteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Diabetes type 2 wordt vaak door patiënten zelf niet herkend. Wat zijn de complicaties die ze al hebben ontwikkeld als ze op controle komen?

A
  • Retinopathie bij fundoscopie
  • Een polyneuropathie met tintelen en/ of droge gevoelens in handen en voeten
  • Erectiestoornissen
  • Arteriële ziekten, hartinfarct, CVA, claudicatio klachten, gangreen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de WHO Diagnostische Criteria voor Diagnose Diabetes?

A
  • Nuchter plasma glucose > 7.0 mmol/L (126 mg/ dL)
  • Willekeurige plasma glucose =/> 11.1 mmol/L (200 mg/ dL)
    o Een abnormale waarde is diagnostisch bij het bestaan van typische symptomen (polyurie, polydipsie en andere symptomen van hyperglycemie)
    o Twee abnormale waarden zijn nodig bij asymptomatische personen
  • HbA1c > 6,5% (48 mmol/mol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer wordt er gebruik gemaakt van orale glucose tolerantietest (OGTT)?

A

Alleen bij grensgevallen. Dokters hebben deze test bijna nooit nodig, alleen als de vrouw zwanger is geworden voor de diagnose zwangerschapsdiabetes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt een OGTT uitgevoerd?

A

Laat iemand 75 gram, glucose drinken en neem nuchter en 120 minuten na de glucosedrank bloed af. Een normaal nuchter glucose ligt onder de 7.0 mmol/L of 2 uur na de glucosedrank onder de 7,8 mmol/L. iemand heeft een impaired glucose tolerantie als het nuchter glucose onder de 7 mmol/L ligt maar get glucose na 2 uur na de glucosedrank tussen de 7,8-11.0 mmol/L. De diagnostische diabetes mellitus kan worden gesteld als het nuchter glucose boeven de 7 mmol/L ligt en het bloedglucose twee uur na de glucosedrank boven de 11.1 mmol/L.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is IGT (impaired glucose tolerance)?

A

Het IGT (impaired glucose tolerance) is een risicofactor voor de ontwikkeling van type 2 diabetes. De diagnose IGT kan alleen met orale glucose tolerantietest gesteld worden. Individuen met IGT hebben een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, maar geen verhoogde kan op microvasculaire complicaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onderzoeken van IFG (impaired fasting glucose tolerance):

A

Om het IFG (impaired fasting glucose tolerance) te onderzoeken hoef je naar een keer bloed af te nemen. Iemand heeft een IFG als het nuchtere glucose tussen 6,1 en 6,9 mmol/L gelegen is. Mensen met IFG hebben een verhoogd risico op type 2 diabetes en/of hart- en vaatziekten, maar geen verhoogde kans op microvasculaire complicaties. Er is slechts matige overlap tussen personen met een impaired fasting glucose en een impaired glucose tolerance (het risico op type 2 diabetes en hart- en vaatziekten is ook niet geheel vergelijkbaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is HbA1c?

A

Het HbA1c geeft het percentage rode bloedcellen weer waarvan het Hb geglycosyleerd is. Dit getal weerspiegelt het gemiddelde glucosegehalte in het bloed in de voorafgaande 6-8 weken.

In het bloed bindt een glucosemolecuul (niet-enzymatisch) met het N-eindstandig aminozuur van de bèta-keten van het hemoglobine in de rode bloedcellen. Dit proces ontstaat wanneer de glucose concentratie lang hoog blijft. De reactie is onomkeerbaar. Stijgt de concentratie glucose in het bloed voor langere tijd, dan wordt er meer HbA1c gevormd. De veronderstelling is wel dat de levensduur van de rode bloedcellen wel 120 dagen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gebruik van de waarde HbA1c :

A

Bij mensen zonder diabetes is het HbA1c 20-42 mmol/mol.
Vroeger werd het uitgedrukt als percentage en toen was de normaalwaarde 4-6%.
Een daling/ stijging van 1% HbA1c = 11 mmol/mol.
HbA1c wordt tegenwoordig ook gebruikt om de diagnose diabetes te stellen. Als HbA1c niet verhoogd is sluit dit diabetes niet uit.
Het HbA1c wordt ook gebruikt om het effect van de behandeling te monitoren en te beoordelen.
De afkapwaarden maken geen onderscheid tussen type 1 en type 2 diabetes.
Het HbA1c =/> 48 mmol/mol (6,5 percent) pleit voor diabetes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Glucose in de urine

A

Glucose in de urine verschijnt als glucose in het bloed boven de 10-11,1 gekomen is, als er dus al sprake is van een gemanifesteerde diabetes.
Normaal hoor je geen glucose in de urine te hebben. Er wordt door de nier ongeveer 180 gram glucose/ dag terug-ge-absorbeert.
SGLT1 en SGLT2 zijn aanwezig in de nier. Deze transporters zorgen voor de reabsorptie van de glucose in de voorurine via de niertubuli terig naar het bloed.
Bij diabetespatiënten is het glucose aanbod aan de urine/ nieren zo groot dat de nieren geen kans krijgen om alle glucose terug te reabsorberen.
Je kan dan 400 kcal per dag extra uit gaan plassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ontstaan van een diabetische ketoacidose?

A

Bij een ernstige insuline deficiëntie neemt de lipolyse toe en daarmee het aanbod van vrije vetzuren aan de lever. De vrije vetzuren worden door de levercellen opgenomen en gebruikt om ketonlichamen te maken (acetoacetate, atetone en b-hydroxybutyrate) in de mitochondriën. Wanneer het aanbod van de vrije vetzuren de capaciteit van de lever overschrijdt worden deze ketonlichamen op grote schaal aan het bloed worden afgegeven ontstaat er een ketoacidose.

17
Q

Hoe meet je een diabetische ketoacidose?

A

Dit doe je door het meten van de bloedsuikerspiegel, de pH van het bloed en ketonen in het bloed en/ of de urine.

18
Q

Wat is diabetische retinopathie?

A

Diabetische retinopathie is een microvasculaire complicatie van diabetes, die het gevolg is van schade aan de kleine vaten van de retina. De retinopathie moet vroeg opgespoord en behandeld worden. Als de ziekte na 5 jaar diabetes eenmaal gemanifesteerd is, is er niks meer aan te doen.

19
Q

Wat is diabetische nefroopathie?

A

Diabetische nefropathie is een microvasculaire complicatie van diabetes, die een gevolg is van schade aan de kleine vaten in de nier. Microalbuminurie ontstaat bij patiënten met type 1 diabetes gewoonlijk pas 5 tot 15 jaar na het begin van de diabetes. Slechts een klein aantal patiënten ontwikkeld al microalbuminurie binnen 5 jaar na het begin van diabetes type 1.

20
Q

Ketoacidose bij type 1 of 2 diabetes?

A

Diabetische ketoacidose is zeer typisch voor type 1 diabetes, maar kan ook bij uitzondering bij type 2 diabetes bij diagnose aanwezig zijn (bijvoorbeeld bij ernstige infecties, trauma of hartinfarct).

21
Q

Toegenomen albumine uitscheiding?

A

Een toegenomen albumine uitscheiding in de urine is de vroegste klinische manifestatie van diabetische nefropathie.
De normale albumine uitscheiding in de urine is kleiner dan 20 mg/dag.
Een blijvende langdurige albumine uitscheiding in de urine tussen de 30 en 300 mg/ dag wordt microalbuminurie genoemd. Een microalbuminurie bij type 2 diabetes kan ook optreden bij andere nierziekten en als gevolg van atherosclerose.
Albumine uitscheiding in de urine van meer dan 300 mg/dag wordt macroalbuminurie genoemd (ook wel proteïnurie, of klinische manifeste nierziekte). Patiënten met macroalbuminurie hebben een zeer grote kans om binnen 5-7 jaar aan dialyse te komen.

22
Q

Retinopathie?

A

Onderzoek naar diabetische retinopathie doe je door middel van fundoscopie/ fundusfoto’s.
Screening op diabetische retinopathie bij het stellen van de diagnose is belangrijk omdat er al sprake kan zijn van een (pre)proliferatieve diabetische retinopathie zonder dat een patiënt dat gemerkt heeft (kan onbehandeld tot blindheid leiden).
Type 2 diabetes heeft vaak een verraderlijk (symptoomarm) begin en daardoor hebben sommige patiënten al retinopathie op het moment van stellen van diagnose. Dus bij elke Type 2 diabetes patiënt dient al op het moment van stellen van de diagnose op korte termijn onderzoek van retina door de oogarts plaats te vinden.

23
Q

Moment van diagnose

A

Op het moment dat de diagnose type 1 diabetes bij een patiënt wordt gesteld is er in 0% van de gevallen sprake van retinopathie of nefropathie. Op het moment dat de diagnose type 2 diabetes bij een patiënt wordt gesteld is er 20% al sprake van diabetische retinopathie, in 10-37% van de gevallen is al sprake van proteïnurie, 9% heeft al diabetische neuropathie, 10% heeft al angina pectoris en 5% heeft al een myocardinfarct gehad.