1.2.1 Quelle région choisir? Flashcards
(61 cards)
1
Q
een pad
A
un sentier
2
Q
een route
A
un itinéraire
3
Q
een visser
A
un pêcheur
4
Q
de grens
A
une frontière
5
Q
een kust(lijn)
A
un littoral
6
Q
een klif, rotswand
A
une falaise
7
Q
een jachthaven
A
un port de plaisance
8
Q
een meer
A
un lac
9
Q
een schiereiland
A
une péninsule
10
Q
een historisch monument
A
un monument historique
11
Q
een toeristische site
A
un site touristique
12
Q
een trekpleister
A
un pôle d’attraction
13
Q
een abdij, klooster
A
une abbaye
14
Q
de burcht, kasteel
A
un château fort
15
Q
een wijngaard
A
une vigne
16
Q
een wijngaard
A
un vignoble
17
Q
een kerker
A
un donjon
18
Q
het stadscentrum
A
le centre-ville
19
Q
de buitenwijk
A
la banlieue
20
Q
een vallei
A
une vallée
21
Q
een top
A
un sommet
22
Q
een flank, zijkant
A
un flanc
23
Q
een dennenboom
A
un pin
24
Q
een veld
A
un champ
25
een heuvel
une colline
26
het platteland
la campagne
27
een accommodatie
un hébergement
28
een metropool, wereldstad
une métropole
29
pittoresk, mooi
pittoresque
30
beroemd, gerenommeerd
renommé.e
31
onmisbaar
incontournable
32
heuvelachtig
vallonné.e
33
wild
sauvage
34
paradijselijk
paradisiaque
35
stedelijk
urbain.e
36
landelijk
rural.e
37
mediterraans
méditérannéen.ne
38
vredig
paisible
39
luidruchtig
bruyant.e
40
plannen
planifier
41
een luchtje scheppen
prendre l'air
42
met de mond vol tanden staan
être/rester bouche bée
43
zonder wachten, onmiddellijk
sans tarder
44
aanraden
recommander
45
een roadtrip maken
faire un road trip
46
in het noorden van - ten
noorden van
dans le nord de - au nord de
47
in het zuiden van - ten zuiden
dans le sud de - au sud de
48
in het oosten van - ten oosten
van
dans l'est de - à l'est de
49
in het westen van - ten westen
van
dans l'ouest de - à l'ouest de
50
in de omgeving van
dans les alentours de
51
Jullie logeren in (plaats) van
(datum) tot (datum
Vous séjournez à (lieu) du (date) au (date)
52
Onze lokale gids zal jullie
verwelkomen op de luchthaven
en zal jullie vergezellen.
Notre guide local vous accueillera à l'aéroport et vous accompagnera.
53
Jullie zullen logeren in
Vous logerez dans des hôtels de luxe
54
Jullie blijven drie nachten in
(plaats).
Vous restez trois nuits à (lieu).
55
Jullie vervolgen jullie route met
(transport) tot (plaats).
Vous continuez votre circuit en (mode de transport) jusqu'à (lieu).
56
Jullie zullen een magnifiek
landschap ontdekken.
Vous découvrirez un paysage magnifique.
57
Wij zorgen voor alles.
Nous nous occuperons de tout.
58
Jullie kunnen 24u op 24
rekenen op ons
Vous pouvez compter sur nous 24h sur 24h,
59
De vlucht is geannuleerd.
Le vol a été annulé.
60
Ik heb mijn overstap gemist
J'ai raté ma correspondance
61
Mijn vlucht heeft vertraging.
Mon vol a du retard.