1.2.1 Quelle région choisir? Flashcards

(61 cards)

1
Q

een pad

A

un sentier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een route

A

un itinéraire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een visser

A

un pêcheur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de grens

A

une frontière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een kust(lijn)

A

un littoral

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een klif, rotswand

A

une falaise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een jachthaven

A

un port de plaisance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een meer

A

un lac

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een schiereiland

A

une péninsule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een historisch monument

A

un monument historique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een toeristische site

A

un site touristique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een trekpleister

A

un pôle d’attraction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een abdij, klooster

A

une abbaye

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de burcht, kasteel

A

un château fort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een wijngaard

A

une vigne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een wijngaard

A

un vignoble

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een kerker

A

un donjon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het stadscentrum

A

le centre-ville

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de buitenwijk

A

la banlieue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een vallei

A

une vallée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een top

A

un sommet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een flank, zijkant

A

un flanc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een dennenboom

A

un pin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een veld

A

un champ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een heuvel
une colline
26
het platteland
la campagne
27
een accommodatie
un hébergement
28
een metropool, wereldstad
une métropole
29
pittoresk, mooi
pittoresque
30
beroemd, gerenommeerd
renommé.e
31
onmisbaar
incontournable
32
heuvelachtig
vallonné.e
33
wild
sauvage
34
paradijselijk
paradisiaque
35
stedelijk
urbain.e
36
landelijk
rural.e
37
mediterraans
méditérannéen.ne
38
vredig
paisible
39
luidruchtig
bruyant.e
40
plannen
planifier
41
een luchtje scheppen
prendre l'air
42
met de mond vol tanden staan
être/rester bouche bée
43
zonder wachten, onmiddellijk
sans tarder
44
aanraden
recommander
45
een roadtrip maken
faire un road trip
46
in het noorden van - ten noorden van
dans le nord de - au nord de
47
in het zuiden van - ten zuiden
dans le sud de - au sud de
48
in het oosten van - ten oosten van
dans l'est de - à l'est de
49
in het westen van - ten westen van
dans l'ouest de - à l'ouest de
50
in de omgeving van
dans les alentours de
51
Jullie logeren in (plaats) van (datum) tot (datum
Vous séjournez à (lieu) du (date) au (date)
52
Onze lokale gids zal jullie verwelkomen op de luchthaven en zal jullie vergezellen.
Notre guide local vous accueillera à l'aéroport et vous accompagnera.
53
Jullie zullen logeren in
Vous logerez dans des hôtels de luxe
54
Jullie blijven drie nachten in (plaats).
Vous restez trois nuits à (lieu).
55
Jullie vervolgen jullie route met (transport) tot (plaats).
Vous continuez votre circuit en (mode de transport) jusqu'à (lieu).
56
Jullie zullen een magnifiek landschap ontdekken.
Vous découvrirez un paysage magnifique.
57
Wij zorgen voor alles.
Nous nous occuperons de tout.
58
Jullie kunnen 24u op 24 rekenen op ons
Vous pouvez compter sur nous 24h sur 24h,
59
De vlucht is geannuleerd.
Le vol a été annulé.
60
Ik heb mijn overstap gemist
J'ai raté ma correspondance
61
Mijn vlucht heeft vertraging.
Mon vol a du retard.