Tour 2 : étape 1 Flashcards
(55 cards)
1
Q
de bewondering
A
l’admiration
2
Q
de liefde
A
l’amour
3
Q
een zoen
A
un baiser/un bisou
4
Q
een (raad)geving
A
un conseil
5
Q
een aanmoediging
A
un encouragement
6
Q
een gebaar/beweging
A
un geste
7
Q
een indruk
A
une impression
8
Q
een gelegenheid
A
une occasion
9
Q
een herinnering
A
un souvenir
10
Q
een vrijwillig(st)er
A
un/une volontaire
11
Q
een wedstijd
A
un concours
12
Q
het zelfvertrouwen
A
la confiance
13
Q
een les
A
un cours
14
Q
een kleuterschool
A
une école maternelle
15
Q
een hogeschool
A
une école superieure
16
Q
het onderwijs
A
l’enseignement
17
Q
een student(e)
A
un/une étudiant(e)
18
Q
een middelbare school
A
un lycée
19
Q
de leerstof, het vak
A
la matière
20
Q
een universiteit
A
une université
21
Q
beschikbaar
A
disponible
22
Q
onberispelijk, perfect
A
impeccable
23
Q
indrukwekkend
A
impressionnant(e)
24
Q
onvergetelijk
A
inoubliable
25
beter
meilleur(e)
26
motiverend
motivant(e)
27
optimistisch
optimiste
28
lui
paresseux/paresseuse
29
gepassioneerd(door)
passioné(e) (par)
30
precies
précis(e)
31
opmerkelijk
remarquable
32
verantwoordelijk(voor)
responsable(de)
33
romantisch
romantique
34
verleidelijk
séduisant(e)
35
bewonderen
admirer
36
vooruitgaan
avancer
37
geloven (in)
croire (en)
38
(elkaar) omhelzen
(s')embrasser
39
lesgeven
enseigner
40
motiveren
motiver
41
deelnemen(aan)
participer(à)
42
klagen (over)
se plaindre (de)
43
vertellen
raconter
44
belonen
récompenser
45
bedanken
remercier
46
verleiden
séduire
47
de aandacht trekken (van)
attirer l'attention (de)
48
recht hebben op
avoir droit à
49
de smaak geven aan
donner le gout de
50
verliefd zijn (op)
être amoureux(se) (de)
51
het initiatief nemen
prendre l'initiative
52
iemand op de vingers tikken
taper quelqu'un sur les doigts
53
naar mijn mening
à mon avis
54
zonder twijfel
sans doute
55
volgens mij
selon moi