frans woordenschat Flashcards
(71 cards)
1
Q
een toekomst
A
un avenir
2
Q
een grap
A
une blague
3
Q
chips
A
des chips
4
Q
een gedrag
A
un comportement
5
Q
een gebrek
A
un défaut
6
Q
een eiland
A
une ile
7
Q
een mening
A
une opinion
8
Q
een gedicht
A
un poème
9
Q
la pression
A
de druk
10
Q
een kwaliteit
A
une qualité
11
Q
een visie
A
une vision
12
Q
handig
A
adroit(e)
13
Q
liefelijk
A
aimable
14
Q
ambitieus
A
ambitieux(se)
15
Q
angstig
A
angoissé(e)
16
Q
arrogant
A
arrogant(e)
17
Q
artistiek
A
artistique
18
Q
assertief
A
assertif(ve)
19
Q
vertederend
A
attachant(e)
20
Q
aandachtig
A
attentif(ve)
21
Q
stom
A
bête
22
Q
brutaal
A
brutal(e)
23
Q
kalm
A
calme
24
Q
charmant
A
charmant(e)
25
geconcentreerd
concentré(e)
26
cool
cool
27
creatief
creatif(ve)
28
nieuwsgierig
curieux(se)
29
achtergesteld
défavorisé(e)
30
discreet
discret, discrète
31
verstrooi
distrait(te)
32
grappig
drôle
33
energiek
énergique
34
kinderlijk
enfantin(e)
35
eerlijk
honnête
36
menselijk
humain(e)
37
ongeduldig
impatient(e)
38
jaloers
jaloux(se)
39
onhandig
maladroit(e)
40
stout
méchant(e)
41
lief,schattig
mignon(ne)
42
bescheiden
modeste
43
optimistisch
optimiste
44
lui
paresseux(se)
45
pessimistisch
pessimiste
46
geduldig
patient(e)
47
beleefd
poli(e)
48
verontrustend
préoccupant(e)
49
dagelijks
quotidien(ne)
50
verantwoordelijk (voor)
responsable (de)
51
grappig
rigolo(te)
52
braaf, wijs
sage
53
tevreden
satisfait(e)
54
gevoelig
sensible
55
ernstig
sérieux(se)
56
eenzaam
solitaire
57
sportief
sportif(ve
58
sympathiek
sympa(thique)
59
koppig
têtu(e)
60
verlegen
timide
61
gewelddadig
violent(e)
62
onderscheiden
distinguer
63
zich ongerust maken
s'inquiéter
64
liegen
mentir
65
durven
oser
66
lachen
rigoler
67
vertrouwen hebben in
avoir confiance en
68
(bereid zijn om te) luisteren
être à l'écoute
69
uitslapen
faire la grasse matinée
70
alles is goed
tout baigne
71
van dag tot dag leven
vivre au jour le jour