Hoofdstuk 5 OU deel 2 Flashcards

1
Q

Twee studenten, A en B, maken een tentamen dat uit vijftig meerkeuzevragen
bestaat.

A krijgt een tentamen met twee alternatieven per vraag, B een
tentamen met vijf alternatieven per vraag. Beide studenten maken het
tentamen ‘naar eer en geweten’, dat wil zeggen dat zij niet gokken, maar ervan
overtuigd zijn dat zij de goede antwoorden geven. A en B beantwoorden beiden
veertig vragen goed. De docent past de gebruikelijke correctie voor gokken toe;
na deze correctie moet de score minimaal 35 zijn om te zijn geslaagd. Wat is de
uitslag?

A geslaagd, B gezakt
A gezakt, B geslaagd
A en B gezakt
A en B geslaagd

A

A gezakt B geslaagd hierbij hoor een formulle/!!

a 2 alternatieven dus 50 meerkeuzen vragen 1/2 kans is 25 dus 50-25 is 25 dus gezakt.

b 50 veagen 5 alternatieven dus 1/5e is 10 dus 10-50 is 40 dus geslaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

!!Wanneer een testscore betrekking heeft op een zogenoemde absolute meting,
wordt de score

genormeerd bij meer dan drie groepen; het aantal groepen is afhankelijk van het
doel van het onderzoek.

niet genormeerd.

genormeerd bij drie groepen.

genormeerd bij twee groepen.

A

niet gecorreleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voor een vierjarige jongen wordt een IQ van 125 berekend. Op tienjarige leeftijd
wordt dezelfde jongen opnieuw getest en wordt opnieuw een IQ van 125
berekend. Deze laatste uitkomst geeft aan dat het verschilop tienjarige
leeftijdtussen mentale en chronologische leeftijd in absolute zin.

groter is dan op vierjarige leeftijd. (Juist) Terugkoppeling op de vraag:
Op vierjarige leeftijd heeft het kind een mentale leeftijd van vijf jaar; de absolute
voorsprong is dus één jaar. Wanneer het kind op tienjarige leeftijd een IQ van
125 heeft, is de mentale leeftijd 12.5 jaar; de absolute voorsprong is 2.5 jaar. Om
een gelijk IQ te houden, moet de absolute voorsprong dus steeds groter worden

A

Op vierjarige leeftijd had de jongen een IQ van 125 en zijn mentale leeftijd was 5 jaar. Dat betekent dat hij 1 jaar voorliep op zijn werkelijke leeftijd.

Op tienjarige leeftijd had hij opnieuw een IQ van 125, maar zijn mentale leeftijd was nu 12,5 jaar. Nu loopt hij 2,5 jaar voor op zijn werkelijke leeftijd.

Wat hier gebeurt, is dat om hetzelfde IQ van 125 te behouden, de voorsprong in mentale leeftijd steeds groter wordt naarmate de jongen ouder wordt. Dit is een onbevredigend aspect van het gebruik van een ratio-IQ, omdat het impliceert dat de intelligentievoorsprong groter wordt naarmate de persoon ouder wordt, wat niet altijd een nauwkeurige manier is om intelligentie te meten.
naarmate het kind ouder wordt. Deze eis is een onbevredigend aspect van het gebruik van een ratio-IQ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De juiste interpretatie van een z-score is
Uw antwoord

het aantal oorspronkelijke meeteenheden boven of onder het oorspronkelijke
gemiddelde.

het aantal getransformeerde meeteenheden boven of onder het getransformeerde
gemiddelde.

het aantal getransformeerde meeteenheden boven of onder het getransformeerde
gemiddelde én het aantal standaarddeviaties van de oorspronkelijke scores boven
of onder het oorspronkelijke gemiddelde.

het aantal standaarddeviaties van de oorspronkelijke scores boven of onder het
oorspronkelijke gemiddelde.

A

het aantal getransformeerde meeteenheden boven of onder het getransformeerde
gemiddelde én het aantal standaarddeviaties van de oorspronkelijke scores boven of
onder het oorspronkelijke gemiddelde. (Juist)

De transformatie naar z-scores leidt tot twee normeringen: in de eerste plaats worden
alle oorspronkelijke scores uitgedrukt in afwijkingen van het gemiddelde (de teller van
de transformatieformule); vervolgens worden deze afwijkingen uitgedrukt in eenheden
van de oorspronkelijke standaarddeviatie door te delen door deze standaarddeviatie
(de noemer van de transformatieformule). Het resultaat bestaat uit getransformeerde
scores met een gemiddelde van 0 en een standaarddeviatie van 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voor een bepaalde groep personen zijn testscores scheef-verdeeld. Wanneer
men de testscores zodanig wil transformeren dat een symmetrische verdeling
ontstaat, moet men de scores omzetten in
Uw antwoord
z-scores.
geen van deze.
stanines.
z-scores of stanines.

A

stanines. (Juist)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly