T10 Flashcards
TT bundel 1 60 Een tests met een vrije-antwoordenvorm is in vergelijking met tests waarbij uit
een serie antwoorden een antwoord gekozen moet worden (multiple choice tests)
a minder betrouwbaar en minder objectief.
b betrouwbaarder, maar minder objectief.
c betrouwbaarder en objectiever.
a
TT bundel 1 60 Een tests met een vrije-antwoordenvorm is in vergelijking met tests waarbij uit
een serie antwoorden een antwoord gekozen moet worden (multiple choice tests)
a minder betrouwbaar en minder objectief.
b betrouwbaarder, maar minder objectief.
c betrouwbaarder en objectiever.
a
TT bundel 2 60 Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.
I Van discriminatie is geen sprake als de regressielijnen voor twee onderzochte groepen samenvallen, zelfs wanneer de gemiddelde groepsprestaties op de selectietest verschillen.
II Wanneer in de eerste groep met eenzelfde testscore een systematisch hogere criteriumscore
correspondeert dan in de tweede groep, wordt de eerste groep bevoordeeld.
a Alleen I is juist.
b Alleen II is juist.
c Zowel I als II is juist.
a
Vragen discussiegroep
Wat is de houding tegenover een test? Een test is onbruikbaar tot het tegendeel blijkt.
Wat is het belangrijkste verschil tussen het Raschmodel enerzijds en de Birnbaummodellen anderzijds?
- In het Rasch-model hebben de items gelijke discriminatiewaarden.
- In de Birnbaum-modellen mogen de discriminatiewaarden ongelijk zijn
In het Rasch-model hebben de items gelijke discriminatiewaarden.
* In de Birnbaum-modellen mogen de discriminatiewaarden ongelijk zijn
Wat is de houding tegenover een test?
a Een test is onbruikbaar tot het tegendeel blijkt.
b Een test is niet onbruikbaar tot het tegendeel blijkt.
Wat is de houding tegenover een test? Een test is onbruikbaar tot het tegendeel blijkt.
Wat is het belangrijkste verschil tussen het Rasch-model en de twee Birnbaum-modellen enerzijds
en de 2 Mokken-modellen anderzijds?
* De Mokken-modellen kennen geen specifieke IKF
* Terwijl dat in het Rasch-model en de twee Birnbaum-modellen wél het geval is
Van discriminatie is sprake indien in de ene groep met eenzelfde testscore een systematisch
hogere criteriumscore correspondeert dan in de andere groep en hiermee bij de selectie geen
rekening gehouden wordt.
I.v.m. het “essentiële van de mens’’ redeneert Drenth dat het bij testen om een onderzoek van
waarneembaar gedrag gaa
Laatste vraag over “niet-samenvallende maar wel parallel lopende regressielijnen”. De vraag wat
men zou aanraden in deze situatie. De antwoorden gingen over criteriumscores wel of niet wijzigen, of het wel of niet wijzigen van de testscores
Vraag over H10, waarin een groep een regressielijn predictor-criterium heeft die hoger ligt dan die
van de andere groep en wat je dan moet doen om hiermee rekening te houden
(verschillende testgrenzen, zelfde criteriumgrenzen)
Een van de kenmerken van een test waardoor de test een grotere kans geeft op een juiste conclusie
is volgens Drenth “efficiëntie”. Hiermee bedoelt Drenth dat men met een test een situatie creëert
die een optimaal beroep doet op het kenmerk dat men wil meten
Wanneer een veelvoudige algemene niveautest differentieel wordt gebruikt dan: moeten de subtest afzonderlijk voldoende betrouwbaar zijn.
Van een IQ-test is bekend dat de betrouwbaarheid .80 is. Bij een testafname bij honderd personen
blijkt de variantie van de IQ-scores 196 te zijn. Hoe groot is de standaardmeetfout van deze test?
De correlatie tussen test en criterium is 0,00. Voorts is de toevalskans gelijk aan 0,70. Wat is de te
verwachten succesratio? De succesratio is gelijk aan 0,70.