Gericht leren 2.2 Flashcards

1
Q
  1. De open-vraagvorm lijkt superieur is aan de meerkeuzevraagvorm omdat het de respondent de
    mogelijkheid bieden te laten zien wat hij weet of kan, dat hij creatief is, dat hij blijk kan geven van
    meer dan alleen de direct gevraagde kennis en van diepere inzichten.
A

14.Open vragen of opdrachten verdienen de voorkeur boven meerkeuzevragen bij metingen van
creatieve taalvaardigheid, bij schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

a 16.Items met ten minste twee antwoordcategorieën zijn polytome items.
b 16.Items met ten minste drie antwoordcategorieën zijn polytome items.

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zelftoets 1 Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen:
I uit het observeerbare gedrag van een persoon wordt het niveau van die persoon afgeleid op een
niet-observeerbare psychologische eigenschap
II items vragen de respondent activiteiten te verrichten op basis waarvan een psychologische
eigenschap wordt beoordeeld
a. I en II zijn juist
b. Alleen I is juist
c. Alleen II is juist
d. I en II zijn onjuist

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zelftoets 2 Wat wordt gemeten met behulp van theoretische opdrachten?
a. cognitieve capaciteiten en vaardigheden
b. fysiologische parameters
c. de positie van een respondent op de schaal van een veronderstelde eigenschap
d. de houding van een respondent ten opzichte van autoriteiten

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zelftoets 3 Wat is niet juist ten aanzien van een open vraag?
a. de respondent moet het antwoord zelf formuleren
b. de lengte van het antwoord kan variëren van één woord tot een betoog
c. het antwoord kan een essay zijn
d. het antwoord dient te worden gegeven door het aankruisen van het meest juiste
alternatief

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zelftoets 4 Als bij een te behalen doel creatieve taalvaardigheid een rol speelt, is het raadzaam
a. een meerkeuzevraagvorm te kiezen
b. een open-vraagvorm te kiezen
c. een creativiteitsschaal te kiezen
d. geen enkele vraagvorm te kiezen, immers creativiteit is niet te meten

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zelftoets 5 Welke problemen doen zich voor bij het interpreteren en categoriseren van het
antwoord van een respondent op een open vraag?
a. respondenten begrijpen niet altijd wat er met de vraag wordt bedoeld
b. niet alle respondenten zijn in staat hun gedachten schriftelijk weer te geven
c. beoordelen en categoriseren van antwoorden is tijdrovend
d. zowel a, b, als c zijn juist

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zelftoets 6 beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen
I het is lastig open vragen zo te formuleren dat het voor respondenten duidelijk is wat voor
antwoord van hen wordt verlangd
II indien een open vraag helder is gesteld, kan de beoordeling van de antwoorden van
onderzoeker tot onderzoeker niet verschillen
a. I en II zijn juist
b. alleen I is juist
c. alleen II is juist
d. I en II zijn onjuist

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zelftoets 7 Wat concludeerde Mellenbergh (1971) ten aanzien van open en gesloten vragen?
a. in vele gevallen is het mogelijk met meerkeuzevragen hetzelfde te meten als met open
vragen
b. meerkeuzevragen kunnen alleen maar eenvoudige cognitieve vaardigheden meten
c. bij een toets met gesloten vragen kunnen respondenten door louter te raden voor een toets
slagen
d. het toekennen van scores aan open vragen is tijdrovend

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

41Test & Toets Theorie S20211 dec 2007 + S20221 mrt 2018
Zelftoets 8 Welke antwoordmogelijkheid bestaat niet bij een meerkeuzevraag?
a. een afleider
b. het meest juiste antwoord
c. de stam
d. “keyed response”

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zelftoets 9 Wat kan een hoge p-waarde betekenen?
a. er is geen sprake van ijverige groep studenten
b. het gegeven onderwijs was niet effectief
c. de vraag was te makkelijk
d. de test-hertestbetrouwbaarheid van de toets is te laag

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zelftoets 10 Wat geeft de a-waarde van een item aan?
a. hoe de antwoorden over de foute alternatieven zijn verdeeld
b. het percentage studenten dat ijverig is geweest
c. dat de test met 10 procent items moet worden verlengd
d. dat het niveau van de studenten te hoog is

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zelftoets 11 In het ideale geval is de gemiddelde p-waarde van een item 0,5. Wat betekent dit?
a. de helft van de studenten heeft het item juist beantwoord
b. de zwakke studenten hebben het item juist beantwoord
c. het onderwijs dat getoetst werd, was perfect
d. de toets was te makkelijk

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zelftoets 12 De item-restcorrelatie is de correlatie tussen scores op een item en de scores op de
rest van de test. Waardoor kan deze waarde worden beïnvloed?
a. door de validiteit van de testscore
b. door de validiteit van het item
c. door de mate waarin de toets en het item hetzelfde meten
d. door de split-half-betrouwbaarheid van de toets

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voorbeeld van een stelling in een psychologische test: ‘Ik ben vaak aan het woord tijdens een
receptie’.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

is dit juist

  1. Met stellingen kunnen we persoonlijkheidstrekken, opinies, attitudes en voorkeuren meten.
A

ja

Antwoorden op stellingen zijn niet goed of fout. Ze geven de positie van de respondent aan op
de schaal van de veronderstelde eigenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

11.De gesloten-vraagvorm wordt ook wel genoemd: geprecodeerde vraagvorm, multiple-choice
vraagvorm, meerkeuzevraagvorm.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

3.Schafer stelde voor om langs klinisch-intuïtieve weg de testsituatie (aard en verloop van de
interactie tussen proefpersoon en proefleider) in de evaluatie (van de testresultaten) te verwerken.

! Bezwaar van Drenth en Sijtsma tegen dit voorstel is dat hierbij subjectieve impressies en ideeën
van de psycholoog een rol zullen gaan spelen.

Indien men uit is op het genereren van hypothesen en / of het zoeken naar wegen voor verder
onderzoek , is de methode aanvaardbaar en nuttig.
Wanneer men voorspellende of classificerende uitspraken wil doen, is het beter om te proberen
zoveel mogelijk vergelijkbaarheid en objectiviteit (bij de testafname) te bewaren.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
A
21
Q
A
22
Q
A
23
Q
A
24
Q
A
25
Q
A
26
Q
A
27
Q
A
28
Q
A
29
Q
A
30
Q
A
31
Q
A
32
Q
A
33
Q
A
34
Q
A
35
Q
A
36
Q
A
37
Q
A
38
Q
A
39
Q
A
40
Q
A
41
Q
A
42
Q
A
43
Q
A
44
Q
A
45
Q
A
46
Q
A
47
Q
A
48
Q
A
49
Q
A