6 a Flashcards
(40 cards)
1
Q
loin
A
ver [weg]
2
Q
ver [weg]
A
loin
3
Q
tout prés
A
dichtbij
4
Q
dichtbij
A
tout prés
5
Q
à gauche
A
[naar] links
6
Q
[naar] links
A
à gauche
7
Q
à droite
A
[naar] rechts
8
Q
[naar] recht
A
à droite
9
Q
tout droit
A
rechtdoor
10
Q
rechtdoor
A
tout droit
11
Q
la rue
A
de straat
12
Q
de straat
A
la rue
13
Q
la place
A
het plein
14
Q
het plein
A
la place
15
Q
sur
A
op
16
Q
op
A
sur
17
Q
dans
A
in
18
Q
in
A
dans
19
Q
devant
A
voor [plaats]
20
Q
voor [plaats]
A
devant
21
Q
Où
A
Waar
22
Q
Waar
A
Où
23
Q
Ici
A
Hier
24
Q
Hier
A
Ici
25
Chercher
Zoeken
26
Zoeken
Chercher
27
Ensuite
Daarna, vervolgens
28
Daarna, vervolgens
Ensuite
29
Puis
Daarna, vervolgens
30
Daarna, vervolgens
Puis
31
En voiture
Met de auto
32
Met de auto
A voiture
33
En bus
Met de bus
34
Met de bus
En bus
35
En métro
Met de metro
36
Met de metro
En métro
37
À pied
Te voet, lopend
38
Te voet, lopend
À pied
39
À vélo
Met de fiets
40
Met de fiets
À vélo
