andere info Flashcards

(422 cards)

1
Q

CVRM: aspirine?

A

enkel nog in SECUNDAIRE preventie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

meldingsplichtige infectieziekten

A

https://www.zorg-en-gezondheid.be/per-domein/infectieziekten-en-vaccinaties/overzicht-infectieziekten-en-bijhorende-richtlijnen

  • hepatitis A
  • hepatitis B
  • pertussis (kinkhoest)
  • mazelen
  • dengue
  • gonorroe
  • syfilis
  • tuberculose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Haglundse exostose: kliniek

A

pijnlijke, harde zwelling aan de achterkant vh hielbeen.
* Deze zwelling zit meestal aan de buitenzijde vd aanhechting vd achillespees.
* Als ook de slijmbeurs ontstoken is, kan de zwelling groter w en ontstaat er ook roodheid van de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Netvliesloslating: symptomen

A
  • begint vaak met tekenen van glasvochtloslating (floaters) -> trekt ah netvlies (lichtflitsen) -> kan een scheur veroorzaken
  • gordijnteken (= donkere vlek in gezichtsveld beginnend in periferie, breidt uit naar centraal): netvlies wss los (vocht kruipt onder scheur)
  • VRIJ PLOTSE PIJNLOZE VISUSDALING (retinaloslating)
  • als macula betrokken: daling gezichtsscherpte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Netvliesloslating: KO en TO

A

uitwendig: normaal oog

oftalmoscopie: netvliesscheur / netvliesloslating [als je er door kunt kijken = geen bloeding]
* als niet duidelijk bij oftalmoscopie: echografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Netvliesloslating: RF

A

na cataractoperatie
myopen
familiale VG
lft > 60j
bindweefselziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Netvliesloslating: R/

A

ablatio retinae waarbij macula nog aanligt: dringend vitrectomie (voorkomen dat macula loslaat!)
* verwijdering glasvocht + laser rond scheur + olie/gas in het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

glasvochtbloeding (vitreumbloeding): symptomen

A
  • tekenen van glasvochtloslating (floaters)
  • VRIJ PLOTSE PIJNLOZE VISUSDALING voorafgegaan door zien van massale hoeveelheid zwarte stippen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

glasvochtbloeding: KO en TO

A

uitwendig: normaal oog

oftalmoscopie: in fundo kijken (nr netvlies) lukt vaak niet -> oog vol bloed

ECHO = must -> netvliesloslating uitsluiten!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

glasvochtbloeding: RF

A

diabet retinopathie
CVO
exsudatieve AMD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

glasvochtbloeding: R/

A

afwachtende houding (bloeding klaart meestal spontaan op)

Na enkele weken VTX
* tenzij evidentie retinaloslating: meteen VTX
* tenzij kinderen: meteen VTX (risico amblyopie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bloedvoorziening van retina

A

buitenste 1/3: choriocapillaris
binnenste 2/3: retinale circulatie (bevloeit alle lagen vd neuroretina behalve fotoreceptorlaag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

occlusie a. centralis retinae: symptomen

A

ischemie retina -> acute eenzijdige ernstige visusdaling
* soms vooraf gegaan door amaurosis fugax (tijdelijke visusdaling, enkele min)
* typisch ‘s nachts
* zijtak: gezichtsvelduitval corresponderend met bevloeiingsgebied (onderste helft netvlies ~ bovenste helft gezichtsveld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

occlusie a. centralis retinae: KO en TO

A

geen rood of pijnlijk oog

oftalmoscopisch (fundoscopie): grijs-witte retina, bleke pulil (na aantal dagen), typerende cherry red spot (fotoreceptoren)
* zijtak: ischemische zone vd retina te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

occlusie a. centralis retinae: etiologie

A

arteriosclerose

trombotische fenomenen vanuit carotiden of hart

Opm: RF = lft 60+, HT, DM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

occlusie a. centralis retinae: R/

A

geen…
onderzoek naar oorzaak
CVRM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

AION =

A

anterieure ischemische opticusneuropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

AION 2 vormen

A

arteritis vorm (giant cell / arteritis temporalis)

non-arteritis vorm -> grootste deel (90%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

AION oorzaak

A

afsluiting cliliaire vaten (aa. ciliares posteriores breves)

Opm: RF bij n-aion = HT, DM, anemie, ischem HVZ, hyperchol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

AION: symptomen

A

n-AION
* acute visusdaling, meestal bij opstaan
* meestal horizontaal gezichtsvelduitval

=> triade
* gezichtsvelduitval
* (afferent) pupilreflex defect
* stoornis kleurenzicht

a-AION -> dr arteritis temporalis
(lft > 65j)
* amaurosis fugax (30%)
* acute visusdaling (evt bilat)
* pijn aan slaap en kaakclaudicatio
* hoofdpijn, malaise, gewichtsverlis, koorts, schouderpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

AION: KO en TO

A

arteritis uitsluiten!
* klachten: kauwpijn, …?
* labo (sedimentatie, CRP, trombocyten)
* evt biopsie …

oftalmoscopisch: ischemisch papiloedeem met splinterbloedingen op papilrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

AION: R/

A

geen duidelijk bewezen therapie
* behalve bij arteritis: CS!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

CVO =

A

centraal veneuze occlusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

BRVO =

A

branch retinal vein occlusion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
CVO of BRVO: symptomen
plotse erstige visusdaling (CVO: occlusie v. centralis retinae thv lamina cribrosa) (BRVO: visusdaling als macula betrokken is -> maculaoedeem)
26
CVO of BRVO: etiologie
vaak ~ HT, DM, vaatsclerose, verhoogde oogdruk
27
CVO of BRVO: oftalmoscopie (funcoscopie)
tortueuze en gedilateerde bloedvaten bloedingen, evt zachte exsudaten papil + macula oedeem vaatnieuwvorming
28
CVO: R/
niet-ischemische vorm (kan herstellen als macula geen schade heeft): intravitreale injecties anti-VEGF / CS ischemische vorm (slechte visus, slechte prognose, rubeosis iridis (-> neovasc glaucoom): panretinale lasering
29
CVO -> 2 vormen + hoe DD maken?
ischemisch vs. niet-ischemisch DD: door contrast in te spuiten -> lekkage bij ischemische neovascularisatie
30
CVO: ischemie -> visus? prognose?
slechtere visus slechtere prognose: neovascularisatie -> CAVE neovasculair glaucoom (alarmteken: rubeosis iridis)
31
neuritis optica: geheugensteuntje ikv kenmerken?
TYPICAL: * Transiënt visusverlies (niet plots, verbetert spontaan) * Young adults (20-40j) * Pijn bij oogbewegingen * Inconspicuous findings: normaal oog * Centraal scotoom * Afferent pupildefect (RAPD, pupilreflex defect) * LHON niet in familie & kleurenzicht ook gestoord & geassocieerd met MS
32
LHON =
hereditaire opticusneuropathie van Leber
33
LHON: typische kliniek
mannen rond 20-30j met plots unilateraal centraal scotoom -> ander oog zal volgen
34
RAPD
relatief afferent pupildefect * Dit w veroorzaakt door een incomplete, pre-chiasmale, linkszijdige opticuslaesie (zoals een neuritis optica). * Bij het alternerend beschijnen van eerst het gezonde oog, en dan het aangedane oog w de pupil van de aangedane kant groter in plaats van kleiner
35
cellulitis en erysipelas R/
flucloxacilline PO 500mg 4x/d ged 10d * kind: 25-50mg/kg per dag in 3 of 4 giften ged 10d * immunogecompromitteerde pt, kind < 3j: IV AB (ZH)
36
septische artritis, erysipelas, cellulitis: DD obv kliniek?
Septische artritis: hierbij zou uw ROM verstoord zijn Erysipelas: scherp begrensde verheven roodheid, meestal met een toegangspoort Cellulitis: lijkt op erysipelas, maar minder mooi begrensd
37
pericarditis kliniek
(voorbije) symptomen virale infectie (viraal syndroom, gastro-enteritis) thoracale pijn: AH- en houdingsgebonden * verergerend bij inspiratie * beter bij vooroverbuigen meestal geen stuwing KO: auscultatie -> pericardwrijven
38
pericarditis ECG
diffusie (concave) ST elevatie en PR depressie * bij toename vocht diffuus lage voltages
39
Restless-legssyndroom (RLS): criteria voor diagnose
RLS = klinische diagnose obv anamnese -> waarbij alle volgende verschijnselen moeten bestaan: * een niet te bedwingen aandrang om de benen te bewegen (rusteloze benen), gepaard gaand met een onprettig gevoel in de benen * de klachten treden op in rust en verminderen bij beweging * de klachten zijn het ergst in de avond en nacht Ondersteunende criteria: * niet-pijnlijke, onwillekeurige schoppende bewegingen van de benen tijdens de slaap (dit verschijnsel kan ook zonder RLS voorkomen) * positieve familieanamnese voor RLS * positieve reactie op dopamineagonisten
40
Medicatie bij neuropathische pijn (NHG)
Antidepressiva, anti-epileptica en opioïden (inclusief tramadol) * voorkeur (= onafh van aard neuropathische pijn): TCA -> vnl amitriltyline, bij ouderen nortriptyline * uitz: trigeminusneuralgie: eerste keus = carbamazepine * van de anti-epileptica gt voorkeur uit nr gabapentine: overwegen als TCA onvoldoende effect / bij NE / bij CI -> ook nt effectief / NE: switch nr pregabaline of duloxetine opm: * PCM en NSAID’s = in de regel NIET werkzaam bij neuropathische pijn * Opioïden (incl tramadol) ku gewenning en afhankelijkheid geven en w in beginsel niet geadviseerd bij neuropathische pijn * cave rijvaardigheid * Overweeg een lidocaïne-5%-pleister bij de beh neuropathische pijn, ih bijzonder van postherpetische neuralgie. // lidocaïne-prilocaïnecrème bij veneuze ulcera
41
hemangioom: wat
groeiend kluwen van bloedvaatjes, wordt in de eerste weken na de geboorte zichtbaar = meest voorkomende (goedaardige) tumor op babyleeftijd (4 tot 10% vd baby's)
42
hemangioom: verloop
* niet aanwezig bij geboorte * vanaf enkele weken na geboorte zichtbaar * groeien vnl **eerste 3 tot 9m** (zz tot 12-18m) * na groeifase regressie (kan jaren duren): **spontane involutie meestal tss lft van 2 en 6j, soms tot 10j** => Bij 50% zijn de hemangiomen verdwenen op 5-jarige leeftijd, bij 90% op 9-jarige leeftijd * ontaardt NIET * kan wel schade achterlaten
43
DD galkoliek
acute cholecystitis hydrops galblaas cholecystolithiasis choledocholithiasis cholangitis
44
DD galkoliek + koorts
acute cholecystitis cholangitis
45
DD galkoliek + icterus
choledocholitiase cholangitis
46
Acute cholecystitis: etiologie
> 95% cholecystolithiase
47
Acute cholecystitis S/
Vaak begin als galkoliek Continue hevige pijn R-hypochonder - Verergerd bij bewegen - Geen resolutie met spasmolytica Nausea, braken Koorts
48
Acute cholecystitis KO
peritoneale prikkeling R-hypochonder Murphy +
49
Acute cholecystitis D/
Anamnese: VG galkolieken KO **Labo**: CRP, Leukocytose, ± ↑ AST en ALT **Echografie** - Verdikte of ontdubbelde galblaaswand - Vocht - Pericholecystitis
50
Acute cholecystitis: evolutie
90%: resorptie acute cholecystitis 10%: evolutie naar necrotiserende cholecystitis - Pericholecystitis -> plastron - Vrije perforatie -> galperitonitis
51
Acute cholecystitis R/
Vroegtijdige diagnose < 72 uur -> **Urgente laparoscopische CCE** Laattijdige diagnose > 72 uur -> **AB** + pijnstilling & antipyreticum + **lap CCE 6-12 w na acuut event** Hydrops / Empyeem / Abces / Perforatie / Billiodigestieve fistel –> zie internistische leidraad
52
Chronische cholecystitis: ontstaan
< irritatie door langdurige CCL en kolieken (bijna obligate verwikkeling, komt bijna niet meer voor gezien na galkoliek praktisch altijd cholecystectomie) navragen in anamnese: VG recurrente galkolieken of last R-hypochonder
53
Chronische cholecystitis kliniek
Dyspepsie, GEEN koorts, GEEN prikkeling KO: mogelijk Murphy + [Afunctionele galblaas, risico bacteriële overgroei]
54
Chronische cholecystitis D/
Echografie: - verkleinde galblaas (sclerotisch, verschrompeld) - wandverdikking - lithiase
55
Chronische cholecystitis R/
Laparascopische **CCE** moeilijker -> groter risico laparatomie
56
Hydrops galblaas =
Plotse afsluiting ductus cysticus -> snelle distentie galblaas (verwikkeling cholecystolithiase)
57
Hydrops galblaas: kliniek
Galkoliek -> blijvende pijn ondanks spasmolytica KO: massa t.h.v. galblaaspunt, breidt uit naar navel GEEN icterus GEEN purulent vocht maar helder
58
Hydrops galblaas D/
KO **Echografie** (grote gespannen galblaas + CCL in ductus cysticus )
59
Hydrops galblaas: evolutie zonder behandeling
Empyeem, cholecystitis Spontane resolutie
60
Hydrops galblaas R/
**Dringende laparoscopische CCE** - CI chirurgie: percutane drainage
61
cholecystolithiase (CCL) -> S/
Asymptomatisch Typische galkoliek: 15-30 minuten - Zeer hevige pijn bovenbuik (R hypochonder – epigastrium, irradiatie nr rug) - bewegingsdrang - typisch na vettige maaltijd Nausea, braken Weinig – geen koorts
62
cholecystolithiase (CCL) -> KO
Klachtenvrije periode: normaal Tijdens of vlak na koliek: galblaas gevoelig - Cystisch punt + - Murphy + (wijst eerder op acute cholecystitis)
63
cholecystolithiase (CCL) -> D/
**Labo** - Minimaal ↑ AST, ALT - Meestal geen koorts of ↑ CRP (exclusie cholecystitis) - Lipase nl (exclusie pancreatitis) - Bilirubine en AF eerder bij CDL **Echografie**: lithiasis (+ uitsluiten cholecystitis, uitsluiten CDL)
64
cholecystolithiase R/
TOEVALSBEVINDING (asympt): afwachtend beleid SYMPT: 1e lijn: behandeling galkoliek - **Spasmolyticum** (Buscopan®) - **NSAID** (Ibuprofen) 2e lijn: **electieve laparoscopische cholecystectomie** (CCE) - *voorstellen indien recidiverende galkolieken of bij complicaties (cholangitis of biliaire pancreatitis) ??* 3e lijn: igv te hoog risico CCE (zelden) - Orale galzoutentherapie (bij kleine radiolucente stenen zonder ernstige kolieken, 6-18 maanden therapie, vaak recidief )
65
choledocholithiase (CDL) etiologie
Cholecystolithiase (cholesterolstenen uit galblaas) Bruine pigmentstenen < bacteriële overgroei galwegen
66
choledocholithiase (CDL): S/
Asymptomatisch (toevallige vondst) Symptomen galkoliek Pijnlijke icterus bij volledige obstructie (D/ MRCP) - Obstructieve icterus na galkoliek: donkere urine, bleke stoelgang (kan pijnloos! -> niet alle pijnloze icterus = Ca) Cholangitis = infectie galwegen
67
choledocholithiase (CDL): D/
**Labo**: obstructieve icterus (+ gestegen lipasen??) -> Leverfunctiestoornissen bij screening na galkoliek - AST, ALT (meteen) (ih begin AST > ALT, bij passage steen ALT > AST) - GGT en AF (na enkele dagen) - Bilirubine < bij volledige obstructie galweg **echo** abdomen (labo en echo -> inschatten risico op CDL: zie UpToDate voor criteria)
68
choledocholithiase R/
Toevallige vondst of obstructieve icterus: - **ERCP met steenextractie + CCE in 2e tijd** - CCE met galwegexploratie en steenextractie Galkoliek (symptomatisch): - spasmolyticum, NSAID - **CCE + ERCP met steenextractie**
69
etiologie cholelithiasis: 4 F’s
Female Forty (leeftijd) Fat: obesitas Fertile: oestrogenen en progestagenen
70
cholangitis: kliniek + labo
Triade van Charcot: - **Koliekpijn** (Re hypochonder pijn) - **Rilkoorts** - **Obstructieve icterus**: donkere urine, bleke stoelgang KO: Leverslagpijn D/ Labo: - CRP, leukocytose - AST, ALT - AF - Geconjugeerd bilirubine
71
Cholangitis (= verwikkeling cholelithiasis): R/
**ERCP** met steenverwijdering OF drainage galweg **AB** (amoxiclav IV of levofloxacine IV +/- ornidazol **CCE**
72
biliaire pancreatitis (= verwikkeling cholelithiasis): R/
**ERCP** met steenextractie **CCE** voldoende IV **vocht** en **pijnstilling**
73
icterus: schema
Differentiatie pre- en postmicrosomaal (1) PRE = heldere urine, donkere stoelgang, *ongeconjugeerd bilirubine* a. **Hemolytische anemie**: laag Hb, hoge reticulocytose, laag haptoglobine; hoog LDH, splenomegalie b. **Syndroom van Gilbert** = relatief tekort UGT (UDP-glucuronosyltransferase) door kwalitatieve stoornis. S/ enkel icterus bij stress, ziekte, medicatie L/ normale leverset c. **Syndroom van Crigler-Najar** = absoluut tekort UGT (2) POST = donkere urine, bleke stoelgang, *geconjugeerd bilirubine* → Kijk naar leverset: a. Vooral stijging van transaminase = **icterische hepatitis** b. Vooral stijging van cholestase: **cholestatische icterus** => Echo galwegen: i. Normaal: cholestatische hepatitis ii. Galwegdilatatie = obstructie 1. Choledocholithiase: typisch gepaard met galkoliek 2. Tumor: typisch pijnloos 3. Syndroom van Mirizzi = steenimpactie in ductus cysticus met laterale compressie op ductus choledochus 4. PSC
74
cholestatische leverziekten: kliniek
Tekort gal in darm - Malabsorptie -> diarree/steatorree + tekort ADEK vitamines - bleke stoelgang indien direct bilirubine ↑ (vaak eindstadium) Teveel gal in bloed - Jeuk - Icterus - donkere urine indien direct bilirubine ↑ (vaak eindstadium) - Cholesterolemie -> xanthelasma, xanthomen
75
cholestatische leverziekten: labo
Stijging AST en ALT Stijging AF en gammaGT Stijging bilirubine bij volledige obstructie galweg
76
Primaire biliaire cholangitis (PBC): kliniek
-> biliaire cirrose (mogelijk auto-immuun) - Vrouwen middelbare leeftijd (minder frequent bij mannen) => Chronische cholestase met jeuk
77
vrouw 45-60j met jeuk
**bepaling AMA** **-> denk aan PBC!** AMA > 1/80 = auto-antistoffen mitochondriën - Indien AMA neg -> ANA bepalen (antinucleaire antistoffen) => dan auto-immune cholangitis genoemd - Indien ANA en AMA – -> diagnose o.b.v. APO leverbiopt (kleine galgangetjes vernield dr inflammatie)
78
PBC D/
kliniek labo: cholestatische leverwaarden, AMA suggestief leverbiopt
79
Primaire Scleroserende Cholangitis (PSC)
= Chronische ontsteking van grote extra-hepatische en kleine intrahepatische galwegen -> fibrose en stricturen Vooral bij jonge mannen bij >70% IBD aanwezig (CU > Crohn) Opstoten cholangitis -> trage evolutie nr biliaire cirrose - Als galwegen helemaal verstopt raken ontstaat galstuwing (cholestase) in de lever. => De afvalstoffen die in de galvloeistof zitten, gaan ophopen in de lever waardoor er leverschade ontstaat. Uiteindelijk kan *levercirrose* optreden. - hogere incidentie cholangiocarcinoom en galblaascarcinoom
80
PSC D/
kliniek labo: inflamm, cholestatische leverwaarden, p-ANCA bij 2/3e vd pt'en MRCP of ERCP: stenosen en parelvormige dilataties (nt zichtbaar op echo want intrahep cholestase) suggestief leverbiopt
81
PBC en PSC: R/
SPECIALISTISCH, TER INFO beide: - Ursodeoxycholzuur, Ursochol® 15 mg/kg PO - Bij gecompliceerd leverlijden / decompensatie: transplantatie PBC: - Behandeling van jeuk - Substitutie ADEK vitamines PSC: - bij cholangitis: AB (amoxiclav) en ensocopische dilatatie stenosen op ductus choledochus
82
hepatocellulair ca etiologie
-Cirrose = grootste RF -Niet-cirrotisch: HBV,HCV, NAFLD, …
83
Hemochromatose
Pathologische stapeling van ijzer in de lever en in andere organen - tgv een genmutatie in een eiwit dat codeert voor hepcidine (dat de ijzeropname in de darm regelt) - Gestegen Fe-saturatie en ferritine Fe stapelingsziekte in lever - micronodulaire cirrose - typisch: ↑ hemosiderine (= geoxydeerd afbraakproduct van Hb)
84
Hemochromatose kliniek
3A’s - Asthenie (vermoeidheid° - Arthralgieën - Aminotransferasen (transaminase) gestegen KO: grijze huidskleur
85
Hemochromatose D/
- Ferritinestijging (bv >1000µg/dl waar nl < 250µg/dl) - Toename transferrinesaturatie: (transferrine saturatie >65% < = > nl < 45%) - genmutatie opzoeken (leverbiopt enkel indien tekenen van gevorderd leverlijden)
86
Hemochromatose R/
Flebotomie (aderlating)
87
ziekte van wilson
opstapeling van koper -> lever en neurologische problemen D/ zeer laag ceruloplasmine
88
Verhoogde kans op alcoholische cirrose na gastric bypass
klopt
89
Alcoholische steatose = AFLD
Alcoholmisbruik geeft aanleiding tot steatose = triglyceride opstapeling in hepatocyten S/ weinig klachten KO/ grote, zachte lever Labo: - stijging MCV !!! (vit B12 gebrek) - gestegen gamma-gt - AST > ALT (AST/ALT ratio > 2 < = > indien < 1 is het een argument voor NAFLD!!!) - stijging triglyceriden - stijging urinezuur Echografisch beeld = passend bij steatose: hyperreflexie R/ volledige alcoholstop (AFLD verdwijnt < 6w) opm: Als leververvetting gepaard gaat met inflammatie, wordt dat steatohepatitis (ASH) genoemd
90
Alcoholische steatohepatitis (ASH): klin en labo
Sterke **gamma-gt stijging** met **icterus** en vergrote hyperreflectieve lever Bij 1/3de zware drinkers S ~ ernst (icterus, gevoelige hepatomegalie, aspecifieke klachten zoals braken en vermagering tot ernstig ziek bv stuporeus) Labo - Zeer hoog gamma-GT - Transaminasen matig gestegen (+-100 IU/L) met AST > ALT - Bilirubine vaak sterk verhoogd >10mg/dl - leukocytose - bloedplaatjes laag (aanmaak onderdrukt door ethanol) - Fe-saturatie >40%, ferritine +++ (acuut fase eiwit) => differentieel diagnose met primaire hemochromatose
91
ASH R/
alcoholstop (cave delirium tremens) Vitamine B1 calorierijke voeding, enterale voeding
92
Niet-alcoholische leververvetting: NAFLD
= gestoorde levertesten bij pt met metaboolsyndroom (=> abdominale obesitas, insuline resistentie, hyperlipidemie, arteriele hypertensie) Twee stadia onderscheiden -niet alcoholische steatose: 20-30% vd populatie -Niet alcoholische steatohepatitis (NASH): 2-3% [spectrum van steatose tot steatohepatitis w NAFLD genoemd] Meestal klachtenvrij !!! - sommige pt'en met NASH: sterke vermoeidheid/malaise/vage last re hypochonder Labo - stijging y-GT - lichte stijging transaminase (AST/ALT ratio dus < 1!) en alkalische fosfatasen - geisoleerde stijging ferritine Echo -vergrote hyperreflectieve lever R/ aanpak metabool syndroom (gewichtsreductie, ...)
93
Toxisch leverlijden (niet-alcoholisch) (DILI: drug induced liver injury)
Etiologie: gestoorde levertesten na GM - 70% één specifiek medicament (**AB**: macroliden, amoxicilline, quinolone/**anti-epileptica**: valproaat en carbamazepine bv/**ontstekingsremmers**: diclofenac bv) - 20% combinatie van medicatie - 10% dieetsupplementen of kruiden Presentatievormen: - **Leversteatose**: (obv mitochondriale toxiciteit) < Vb alcohol, steroïden (kan bv y-gt stijging geven!) , MTX, NSAID, tetracyclines - Necrose-**hepatitis** < vb paracetamol - **Cholestase** < vb oestrogenen/ amoxyclavulaanzuur D/ = Uitsluitingsdiagnose! - Gestoorde levertesten (zowel hepatische als cholestatische set kan gestoord zijn) - Toxicoscreening urine (cocaïne, benzo’s) - Wanneer gepaard met rash, koorts en perifere eosinofilie (denken aan allergie) - > 50j hebben verhoogde kans op drug-drug interacties (CYP) R/ - supportief, alle niet-levensnoodzakelijke medicatie on hold - R/ acetylcysteïne bij pcm intoxicatie
94
pcm intox
= metabole acidose, ALT sterk gestegen, creatininestijging R/ acetylcysteïne (actieve kool, nasogastrische lavage)
95
Chronisch gestegen transaminasen (>6m), vnl ALT
= Chronische leverziekten
96
chronische hepatitis: etiologie
hep B hep C auto-immuun
97
Chronische hepatitis B
chron actieve hepatitis (CAH): - **Transaminase** (ALT) langer dan 6 m gestegen (= Chronisch) - **Hep B-DNA** aanwezig (> 20 000 IU) - **Hep B surface Ag** (pos in 0,2-0,7%) R/ - wie: alleen patiënten met actieve leverziekte (CAH) behandelen - duur: tot pos HbeAg seroconverteert naar negatief - (Screening: 6-maandelijkse echo lever indien risico op HCC ) Opm: - dragers met lage virale replicatie h gunstig verloop - dragers met hoge virale replicatie h verhoogd risico op HCC -> beh met antivirale therapie: nucleoside analogen oa lamivudine of tenofovir => meest freq oorz HCC = HBV!!! - CAH: **30% na 10j cirrose** ⇒ daarna **10%/j** nr **HCC**
98
wat vermijden bij chron Hep B?
immuunsupressie: CS en cytostatica -> ku voor opflakkering zorgen!
99
serologie gevaccineerd persoon Hep B
HbsAb + maar HbcoreAb - => geen contact maar toch antibodies opm: anti-HBc Antistoffen (IgM én IgG) tegen HBcAg: wijst op oude of recente infectie -> niet aanwezig na vaccinatie
100
betekenis HbsAg –
geen hepatitis in lever of bloed = geen hepatitis B
101
HbsAb bij patiënten die HBV hebben
negatief!!! -> want het wordt continu verbruikt door HbsAg
102
Chronische HBV-infectie: men spreekt van chronisch dragerschap indien HBsAg langer dan 6 maanden in het serum aantoonbaar blijft. // Patiënt met anti-HbE antilichamen = betere immuuncontrole
anti-HBE antilichamen w niet rechtstreeks gemeten -> maar kan je zien aan HBeAg: seroconversie nr neg (want w afgebroken dr antiHbE) - reductie risico op leverfalen en HCC (doordat het merendeel vd patiënten in de inactieve fase komt)
103
chron hep B 4 groepen
* HbsAg bij alle groepen pos want HbsAg + > 6m = chron hep B * HbsAb bij alle groepen neg want verbruikt dr HbsAg * HbcAb bij alle groepen pos want infectie (doorgemaakt) // INFECTIE **dragers met hoge virale replicatie** HbeAg + (wijst meestal op hogere levels HBV DNA) HBV DNA hoog ALT nl => besmettelijk, geen symptomen => risico ontwikkelen actieve hepatitis => kan tot HCC leiden dus *behandelen* => deze groep als geboren uit moeder met Hep B **dragers met lage virale replicatie** HbeAg - HBV DNA laag (gestegen maar dus < 2000) ALT nl => goedaardige vorm // HEPATITIS -> *behandelen* **CAH** HbeAg + HBV DNA gestegen (> 20 000 IU/ml) ALT gestegen => 10% HCC **precore mutanten met CAH** HbeAg - HBV DNA gestegen (> 2000 IU/ml) ALT gestegen => kan tot HCC leiden, gevaarlijke groep want lijkt op 'drager met lage virale replicatie' maar doen 'surges' van hepatitis -> leverbeschadiging en mogelijks HCC
104
chron hep B: transmissie
Zeer besmettelijk! => bloed seksueel contact verticaal via bevalling: 90% bij pasgeb reizen in endemische gebieden
105
Chronische hepatitis C: transmissie
Minder besmettelijk dan hepatitis B => Via bloed: dialyse, naalden Seksueel (anaal contact!) Verticaal: zelden moeder - kind CAVE homoseksuele mannen Komt vooral voor bij IV en nasale druggebruikers
106
Chronische hepatitis C
CAH - HCV Ab + - HCV RNA + - ALT gestegen >6m chron niet actieve hep C - HCV Ab + - HCV RNA + - ALT nl doorgemaakte hep C - HCV Ab + - HCV RNA - - ALT nl Dragers met een hoge virale replicatie hebben een verhoogd risico op HCC en moet je dus behandelen !!! CAH: **20% na 20j cirrose** ⇒ daarna **2%/j** evolutie naar **HCC**
107
Chronische auto-immune hepatitis
indien gestoorde leverwaarden en HBV - & HCV- - ALT gestegen (chronische gestegen transaminase) - IgG stijging (elektroforese) - aanwezigheid anti-gladde spier antistoffen: positieve antinucleaire factoren in serum (anti-SMC Ab) = zeldzaam! 30% heeft cirrose op moment diagnose kan ook presenteren als dreigend leverfalen R/ Corticosteroiden + azathioprine - Medicatie nooit stoppen, zelfs niet bij zws.
108
virale hepatitis oorzaken
● Specifieke hepatitisvirussen A, B, C, E ● Systeemvirussen: Epstein Barr, CMV (herpes en rubella) ● Microbieel (zz): Toxoplasma gondii, Rickettsia (Q fever), Syfilis, Leptospirose
109
acute virale hepatitis kliniek
1 Prodromale fase: - griepaal syndroom met vage last in rechterhypochonder, gewrichtspijn 2 Ziektefase (1-3m): - Icterus slechts bij ⅓, aanhoudend vermoeidheidsgevoel, lichte koorts - eventueel huiduitslag, gewrichtszwelling, pijnlijke hepatomegalie, splenomegalie 3 Herstelfase: postvirale asthenie - Vooral aanhoudende vermoeidheid, anorexie. - Terug normale levertesten.
110
acute virale hepatitis labo
**Zeer sterke transaminase verhoging, vnl ALT** - disproportionele stijging tov alkalische fosfatasen en y-GT (wat indicatoren zijn van cholestase) - ALT levels range from 29 to 33 units/L for males and 19 to 25 units/L for females // - Andere labotesten zoals bilirubine en PT (INR) ku gestegen z ifv ernst (gestegen serum bilirubine kan zowel bij hepatische als cholestatische oorzaken voorkomen -> dus niet nuttig voor dit onderscheid)
111
Behandeling acute virale hepatitis
● Rust ● Lichte voeding, vetarm en alcoholbeperking ● Niet-levensnoodzakelijke medicatie stoppen ● **Geen corticoïden! Gevaar voor chroniciteit bij HBV** ● **Oestrogenen moeten tijdelijk gestopt worden gezien risico voor cholestatische hepatitis!**
112
acute Hep A
● Overdracht = feco-oraal -incubatieperiode is 2-6w ● Verloop = nooit chronisch -Bij kinderen: subklinisch (dus meestal anicterisch) -Volw: zwaar ziek, ⅓ icterus, mortaliteit 2% -In 25% gecompliceerd met cholestatische hepatitis, vooral bij verder innemen oestrogenen -Zeldzaam verloop naar acuut leverfalen ● Diagnose: anti-HAV IgM+ Stijging bilirubine Stijging transaminase Anti-hepatitis A - IgM positief ● Behandeling = conservatief (geen antivirale therapie nodig) -voorkomen via vaccin (havrix)
113
hep A vaccinatie
Havrix schema: vaccinatie op 0 m en 6 m. ■ Tweede injectie mag tussen 6m-5j (bijsluiter Havrix) ■ Na 2 injecties ben je 30-40j beschermd (bijsluiter Havrix) Reizigers naar endemische gebieden: eerste toediening 14 d voor vertrek.
114
acute Hep B
● Overdracht = bloed/seksueel/verticaal via vaginale bevalling (SOA) -incubatieperiode is 8-24w ● Diagnose: HBsAg + of HBV DNA + samen met gestoorde levertesten (chron zo >6m) -Sterke transaminase stijging -Al dan niet gestegen bilirubine -Hepatitis B surface antigeen positief -hepatitis B-DNA positief ● Verloop = chronisch (90% bij pasgeborene, 20% bij kinderen, 10% bij volwassenen) -Merk op: sectio heeft geen nut: Per direct bij geboorte immuunglobulines + vaccin. (Dit niet doen = beroepsfout wegens 90% op chronische Hep B) -Beeld van een acute virale hepatitis -Zeldzaam verloop naar acuut leverfalen ● Behandeling = Meestal supportief. -[Geen behandeling met antivirale therapie -tenzij na enkele weken serum B—DNA nog positief] -Inzet antivirale therapie (nucleoside analogen) is afhankelijk van de aanwezigheid al dan niet van cirrose, ALT gehalte en sterk positieve HBV DNA level na 6w (antivirale therapie overwegen) -Onmiddellijk behandelen bij ernstig leverfalen of icterus. Vaccin: - Engerix - Twinrix in comb met hep A
115
hep B vaccinatie
[zuigelingen: in vaccinatieschema van de Hoge Gezondheidsraad -> op de leeftijd van 8, 12 en 16 weken en 15 maanden] Engerix B schema: 0-1-6 maanden en booster na 12m Twinrix (HAV + HBV) schema 0-1-6m !! **1 maand na laatste inspuiting: titer anti-HBs bepalen** ■ indien >10 IU/mL = er is levenslange immuniteit ■ Indien lager: opnieuw vaccinatiekuur en opnieuw titer bepalen. => hetzij door een volledig nieuw schema te starten (bv. 0, 1, 6 maand) => hetzij met een schema van twee gelijktijdig toegediende dosissen (één in de linker en één in de rechter M. deltoideus), 2 maanden later gevolgd door de toediening van opnieuw twee dosissen (in linker en rechter M. deltoideus). *Na hervaccinatie schemata wordt na 1-3 maanden een serologische antistoffencontrole (anti-HBs) uitgevoerd*
116
acute hepatitis C
● Overdracht = bloed/seksueel/vaginale bevalling (SOA) -kans transmissie verticaal (zws) < 5% (bij moeder HIV+ en HCV: 20%) -anaal contact! ● Diagnose: anti-HCV IgM+ (verschijnen na 4-12w) of HCV-RNA pos (PCR) -transaminase stijging ● Verloop = 75% chronisch -Acute virale hepatitis -Zeldzaam verloop naar acuut leverfalen ● Behandeling: < 3m opstarten antivirale therapie therapie -Antivirale therapie wanneer ziekte chronisch wordt ● Geen vaccin (wegens goede behandeling)
117
acute hepatitis E
● Overdracht = verblijf in endemische gebieden, Zoönose (varkens), bloedtransfusie ● Diagnose: anti-HEV IgM+ (verschijnen na 4-12w) -pos HEV RNA -stijging transaminase ● Verloop = nooit chronisch tenzij bij transplantatie pt -Acute virale hepatitis -Zeldzaam verloop naar acuut leverfalen -Geeft neurologische complicaties => Hepatoneuraal syndroom vb Guillain-Barré ● Behandeling = geen -tenzij bij chronische vorm Ribavirine (twijfelachtige rol betreffende effectiviteit) ● Vaccinatie: er is nog geen vaccin
118
Prolactinoom kliniek
hypofyse tumor te veel prolactine // Vrouwen: * eerste symptoom over het alg **amenorroe** * **melkafscheiding** uit de borst (zonder zws) Mannen: * te lage testosteronspiegel -> **minder libido** Grote (macro)prolactinomen ku druk uitoefenen op de omgeving (oa oogzenuw), waardr **hoofdpijn** kan ontstaan of **gezichtsstoornissen**.
119
bisacodyl
contactlaxantia
120
pt met lisdiureticum en bisacodyl -> effect ionogram
CAVE: hypokaliëmie, hyponatriëmie
121
aspirine kan ook maagulcus veroorzaken
klopt
122
Ziekte van Paget: kenmerken
Meestal **eenzijdig** gelokaliseerde **erythematosquameuze** of erosief-crusteuze laesie(s) van de **tepel** die gepaard kan gaan met **jeuk**, **tepelvloed**, **pijn** & een **ingetrokken** tepel. Hierbij wordt **borstsparende chirurgie** met **postoperatieve radiotherapie** echter aangeraden.
123
Ziekte van Reclus: kenmerken
meest voorkomende borstaandoening (Mastopathie) **fibrocystische** veranderingen in borstweefsel: * Goedaardige cyste(s), verdwijnen meestal weer na menstruatie * **meestal asymptomatisch** * maar occasioneel veroorzaakt de inflammatie rond de uitgezette melkgang fibrose en een littekenzwelling & de **tepel kan naar binnen trekken**. Grotere cysten die klachten geven, kunnen aangeprikt worden om het vocht eruit te trekken.
124
Fibroadenoom: kenmerken
**gladde** structuur, meestal **mobiel** van de omliggende structuren. Chirurgische verwijdering kan bij klachten of bij grote fibroadenomen (>3cm)
125
Er zijn 2 vormen van mastitis: infectieus en niet-infectieus/veroorzaakt door stase.1 Wanneer stase de oorzaak is, kan een **galactocele** ontstaan. Galactoceles zijn goedaardige melkcystes die ontstaan door obstructie van melkklierducti. De oorzaak is (steriele) inflammatie, veroorzaakt door een stase. Soms is een tumor de oorzaak. Ze ontwikkelen zich meestal geleidelijk, maar kunnen ook abrupt ontstaan als een vrouw ineens met borstvoeding stopt. Meestal is er sprake van een pijnloze, gladde, unilaterale, mobiele zwelling. Daarmee zijn galactoceles klinisch niet te onderscheiden van andere benigne afwijkingen in de borst. Huisartsen duiden de zwelling vaak als benigne, waarop ze besluiten af te wachten.12 Wanneer het om een galactocele gaat, is dat gerechtvaardigd, want de meeste zullen binnen een aantal weken tot maanden spontaan resorberen en nauwelijks klachten geven. Dat de diagnose lastig kan zijn of wordt gemist, lijkt dus meestal klinisch niet van belang. Dat wordt anders als er (ook) bevindingen zijn die kunnen passen bij andere oorzaken.3 Zo kunnen galactoceles gepaard gaan met pijn, tekenen van infectie, infiltraatvorming, fluctuatie, een onregelmatige oppervlakte of fixatie bij palpatie. Dan valt ook te denken aan mastitis puerperalis, lactatie- of fibroadenomen, een abces, een pseudolipoom of een mammacarcinoom.13 Als de zwelling of klacht een aantal weken na het staken van de borstvoeding nog niet over is, kan echografie of mammografie helpen bij het achterhalen van de mogelijke oorzaken.35 Ter bevestiging van een galactocele volgt aansluitend een punctie. Wanneer daarbij een melkachtige substantie wordt geaspireerd, kan de diagnose galactocele worden gesteld.
/
126
kindermishandeling: volgende stap?
vertrouwenscentrum bellen
127
INR
maat voor stollingstijd bloed: geeft aan hoeveel langzamer het bloed vd pt stolt dan bij iemand zonder afwijkende bloedstolling
128
gebrruik coumarinederivaten en thyreostatica
correctie van hyperthyreoïdie door thyreostatica zorgt voor een verminderde afbraak van vitamine-K-afhankelijke stollingsfactoren, vitamine K-antagonisten remmen de synthese van deze stollingsfactoren => kans op verminderde antistolling de werking van cumarinederivaten neemt af bij het instellen op thyreostatica (INR DAALT) * de trombosedienst moet over het gebruik van thyreostatica worden ingelicht
129
gebrruik coumarinederivaten en thyreomimetica
correctie van hypothyreoïdie door thyreomimetica geeft een versterkte afbraak van vitamine-K-afhankelijke stollingsfactoren, vitamine K-antagonisten remmen de synthese van deze stollingsfactoren => kans op versterkte antistolling
130
SYNCOPE vss types
reflexsyncope: - vasovagaal - situationeel - sinus caroticus, cardiale syncope orthostatische hypo
131
GEGENERALISEERDE EPILEPSIE vss types
VERALGEMEEND (primair gegeneraliseerd) **Tonisch-clonisch** (meest freq) - plots *bwz verlies*, plotse *val* -> *tonische contractie* van alle spieren ged 10-20 sec (+schreeuw) -> veralgemeende *ritmische clonieën/spierschokken* ged 30-60 sec (+cyanose) - -> recoveryfase met *stridoreuze ademhaling*, *schuim* op de mond, *tongbeet* en *urineverlies* -> traag herstel van bwz + *postictale fase* (verwardheid en hoofdpijn) - (na 15 min gerecupereerd nl) **Abscence**: - *kortdurend (< 10s) totaal BWZ-verlies*, voor zich uit *staren* ged aantal seconden, *geen tonusverlies* - -> onmiddellijk herstel *zonder postictale fase* - tot 100’en keren/d **Atone aanval**: - plots *verlies posturale tonus 1-2 sec* (valt slap neer), kort *verminderd bwz-verlies* - -> *geen postictale sympt* **Myocloon**: - *1 of meer plotse ritmische spierschokken, geen val, geen bwzdaling* - -> *geen postictale fase*
132
FOCALE EPILEPSIE: vss types
FOCAAL: beginnen in 1 hemisfeer => **enkelvoudig partieel: geen bwz-daling** - *Motorische* fenomenen: (contralat) cloniëen, soms duim/tong/hand/gelaat + postict parese - *Sensorische*: paresthesieën, hallucinaties (visueel, auditief, gustatorisch, rising epigastric sensation bij tempkwabE) - *Autonome*: flushing, zweten, pilo-erectie (kippenvel) - *Emotionele/cognitieve/psychische*: angst, déjà-vu, derealisatie, … **=> Complex partieel: wel bwz-daling** - *Temporaalkwab*: absence-achtig bwzverlies (plotse bwz-daling, plots stop activiteit, vooruit staren, geen val), postictale verwardheid / amnesie - *Frontaalkwab*: kortdurende plotse bwz-daling, hyperkinetisch, geen postictale verwardheid
133
overdosering rilatine: epileptische aanval mogelijk (evt gevolgd dr coma!)
klopt
134
Thalassemie =
Hemoglobinopathie dr expressiedefecten * onderscheid: Alpha & Beta-hemoglobineketens * komt vnl. voor in: Middellandse Zeegebied; malariagebieden van Afrika, India en het Verre Oosten.
135
Thalassemie labo
MCV < N (microcytair), reticulocytose serum Fe nl of gestegen, ferritine nl of gestegen hemolyse HbA2, HbF ...
136
thalassemie: klachten
Thalassaemia minor (thalassaemia trait) * geeft in het algemeen geen klachten * maar soms wel een lichte anemie (Hb ≥ 6,0 mmol/l bij vrouwen en kinderen, ≥ 6,5 mmol/l bij mannen) met een verlaagd MCV. * Dit is vooral het geval als de verminderde aanmaak van alfa- of bètaglobineketens en de soms bestaande lichte hemolyse onvoldoende gecompenseerd worden door de verhoogde aanmaak van erytrocyten, waardoor foliumzuurdeficiëntie kan ontstaan. (evt suppletie voorschrijven) Thalassaemia major * gaat wel gepaard met een grote morbiditeit tgv de ernstige hemolytische anemie * zonder adequate behandeling (transfusies, chelatietherapie en stamceltransplantatie) is de levensverwachting beperkt.
137
2 > INR < 3: beleid
zelfde dosis en schema verder
138
beleid bij INR onder streefwaarde?
verhoog dosis VKA met 10-20% per week (ifv ernst afwijking) * controleer wekelijks tot stabiel
139
INR 3-5 zonder signif bloeding: beleid?
verminder dosis VKA met 10-20% per week (ifv ernst afwijking, weekdosis gelijkmatig spreiden) * controla na 1w
140
INR 5-9 zonder signif bloeding: beleid?
**sla 1-2 dagdosissen over** (bij verhoogd bloedingsrisico: **stop VKA + 2-5mg vit K PO**) * controle INR om 2d eens INR ≤ 3: herstart VKA aan 30% lagere dosis * co na 2d tot stabilisatie
141
INR ≥ 9 zonder signif bloeding: beleid?
stop VKA + 2-4mg vit K PO * Co na 24u: INR nog > 5 -> + 2mg Vit K PO eens INR ≤ 3: herstart VKA aan minstens 30% lagere dosis
142
ernstige bloeding (ongeacht INR): beleid
dringend naar ZH
143
verwekker mazelen
mazelenvirus
144
mazelen: transmissie
aerogeen
145
mazelen: wnr besmettelijk?
4d voor tot 4d na begin exantheem
146
mazelen: duur exantheem
3-5d
147
mazelen kliniek
* hoge koorts, ziek * neusverkoudh, hoest, oor-/oogontst * koplik spots * grofvlekkig exantheem (gelaat -> gegeneraliseerd)
148
roodvonk verwekker
streptococcus pyogenes (streptokok A toxine)
149
roodvonk: duur exantheem
3-5d
150
roodvonk kliniek
* d1: plots koorts, keelpijn, hoofdpijn, nausea * d2: aardbeientong, tonsilitis, roodheid voorhoofd & wangen (narcosekapje), fijne maculopap rash (schuurpapier) van nek tot romp * d5-6: verdwijnen vlekjes en koorts * vervelling huid
151
roodvonk behandeling
* antipyretica * amoxicilline 75-100 mg/kg/d in 3 giften
152
rubella verwekker
rubella virus
153
rubella duur exantheem
1-3d
154
rubella kliniek
* koort en malaise (1-2d) * maculopap rash: gelaat -> gegeneral * LK +++ * teratogeen
155
erythema infectiosum verwekker
parvovirus B19
156
erythema infectiosum duur exantheem
5-10d
157
erythema infectiosum kliniek
* vnl kinderen tss 5-15j * vnl in lente-zomer * koorts (30%), malaise, myalgie, hoofdpijn * na 1w: slapped cheek -> confluerend erytheem (centrale verbleking) over heel lichaam (perinaso-oraal vrij) * evt gewrichtsklachten * cave zws
158
exanthema subitum (roseola infantum): verwekker
HHV6
159
exanthema subitum duur exantheem
1-2d
160
exanthema subitum kliniek
* kinderen van 6m tot 2j * plots hoge koorts -> na 3-5d zakken koorts + ° rode vlekjes (begint thv romp)
161
varicella (waterpokken, windpokken): verwekker
varicella zoster virus (HHV3)
162
varicella: wnr besmettelijk?
1d voor tot 7d na het ontstaan vd blaasjes (tot ingedroogd)
163
varicella duur sympt
ongv 5d, waarvan 3e dag meestal ergste
164
varicella kliniek
* koorts * papels -> vesikels -> pustels -> korstjes (tegelijk 4 stadia): romp, slijmvliezen, behaarde hoofdhuid opm: bij gezonde kinderen < 12j h waterpokken meestal een mild en zelflimiterend beloop
165
varicella R/
=> nt-medic adviezen: * niet zwemmen, zon vermijden, korte nagels, wantjes, niet krabben ... => bij hinderlijke jeuk: 2-3dd indifferente middelen * zoals zinksulfaatvaselinecrème 5 mg/g, carbomeerwatergel 10 mg/g, zinkoxide/talksuspensie 150/150 mg/g (synoniem voor lotio alba of zinkoxideschudsel) * alternatief: verkoelende gel bv. levomentholgel 10 mg/g. (producten met menthol niet bij lft < 2j) * talk of menthol NIET bij open wonden * (*bv. Cytelium (letsels uitdrogen en kalmerend)*) => veel jeuk: anti-histaminicum *(zyrtec of fenistil druppeltjes, aerius siroop)* -> NHG raadt PO niet aan! => koorts/pijn: pcm * GEEN NUROFEN (oa. Reye) => orale antivirale middelen overwegen bij risicogroepen en milde klachten (bv ≥ 12 jaar) * volw: valaciclovir PO 3dd 1g ged 7d * kind: 60 mg/kg/d in 3 doses * alternatief = aciclovir (volw: 5dd 800mg, iedere 4u, ged 7d) => bij bact surinfectie (impetiginisatie): meestal S. aureus of S. pyogenes * fusidinezuurcrème 3dd 20mg/g ged 1w * PO AB overwegen wnr uitgebreid of persisterend > 1w VERWIJZEN: * ernstig ziek * erstige immunosuppressie * zwangeren * pasgeborenen met perinatale infectie
166
mononucleosis infectiosum (klierkoorts): verwekker
EBV (HHV4)
167
klierkoorts transmissie
verspreiding via speeksel
168
klierkoorts kliniek
* koorts, malaise, moe * faryngitis, tonsilitis, gezwollen LK, gingivostomatitis * periorbitaal oedeem * (H)SM, soms hepatitis
169
herpangina kliniek
(meestal in zomer) koorts, sliklast, vermagering, rode keel vesikels verhemelte & uvula
170
hand-foot-mouth: verwekker
coxsackievirus
171
hand-foot-mouth: kliniek
vesikels in mond + handen + voeten (erg besmettelijk; contact met zwangeren vermijden, nt nr creche tot letsels verdwenen)
172
ziekte van Kawasaki kliniek
vasculitis (aneurysma coronairen), vnl jonge kinderen mucucutaneus LN syndrome: CREAM * conjunctivitis * roodheid handen/voeten/genitaal * exantheem * adenopathie * mucosae: aardbeientong => koorts 5d of meer + min 4 vd criteria hierboven
173
ziekte van Kawasaki R/
IV immuunglobulinen aspirine
174
Ziekte van Sever
= apofysitis calcanearis * achillespees hecht aan de hiel aan -> bij kinderen in de groei zit net op deze plek de groeischijf vh hielbeen/calcaneum * ziekte van Sever: deze groeischijf vh hielbeen doet pijn tgv overbelasting Vnl bij jonge sporters * Iets meer jongens dan meisjes. * Vnl tss 8 en 12 jaar * Vaak bij loop en spring sporten (voetbal, basket, atletiek, ballet, dansen) * Klachten treden op na (soms al tijdens) het sporten palpatie: zijkanten van hielbeen pijnlijk, maar niet gezwollen RX niet nodig bij typische bevindiingen
175
metatarsalgie
pijn onder de kopjes van de middenvoetsbeentjes (metatarsalen) * kan op alle leeftijden, vaker bij sporters of mensen die veel staan/lopen * verergering van pijn tijdens activiteit * naast pijn (evt uitstr nr tenen), soms ook andere sympt zoals bv tintelingen oorzaken: * overbelasting * doorzakking voorvoet, hamertenen, ... * artrose * korte kuitspieren * overgewicht * verkeerd schoeisel, hoge hakken * morton neuroma
176
betekenis positieve proef van Romberg
Als de proef van Romberg positief is, is er zeer waarschijnlijk sprake van een stoornis in het evenwichtsorgaan of het proprioceptiesysteem, of van de bijbehorende zenuwbanen.
177
betekenis negatieve proef van Romberg
Als er een balansprobleem is maar de test van Romberg is negatief, dus als de patiënt er ook met open ogen niet in slaagt stil te blijven staan, dan is de oorzaak van het evenwichtsprobleem waarschijnlijk gelegen in de kleine hersenen.
178
De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) uit 2000 is vooral gericht op het onderhouden van gezondheid. De norm definieert een bewegingsniveau dat minimaal nodig is om gezondheidswinst te behalen:
Volwassenen (18-55 jaar): * dagelijks minimaal een halfuur ten minste matig intensief bewegen op minimaal 5 dagen per week. * Matig intensief betekent bijvoorbeeld stevig wandelen (5 km/uur) of fietsen (15 km/uur). Ouderen (55+): * dagelijks minimaal een halfuur matig intensief bewegen op minimaal 5 maar liefst 7 dagen per week. * Matig intensief betekent bijvoorbeeld wandelen (3-4km/uur) of fietsen (10 km/uur).
179
milde vs matige astma
Moderate asthma: * asthma that is well controlled with Step 3 or Step 4 treatment (e.g. with low- or medium-dose ICS-LABA) Mild asthma: * asthma that is well controlled with low-intensity treatment, i.e.,as-needed low-dose ICS-formoterol, or low-dose ICS plus as-needed SABA
180
Coloncarcinoom screening bevolkingsonderzoek: wnr?
50-74 jaar, 2-jaarlijks
181
Mammacarcinoom screening bevolkingsonderzoek: wnr?
50-69 jaar, 2-jaarlijks
182
Cervixcarcinoom screening bevolkingsonderzoek: wnr?
25-64 jaar, 3-jaarlijks
183
Lynch syndroom
Het Lynch syndroom (HNPCC-Lynch) is een erfelijke aandoening die een verhoogde kans geeft op het ontstaan van **darmkanker**. Bij ongeveer 4% van alle mensen met darmkanker wordt de ziekte veroorzaakt door het Lynch syndroom. Darmkanker ontstaat bij patiënten met het Lynch syndroom op relatief jonge leeftijd, **vaak voor het 50ste levensjaar**. Dit is een belangrijk verschil met niet-erfelijke vormen van darmkanker die meestal pas op latere leeftijd ontstaan. Mensen met het Lynch syndroom hebben niet alleen een grote kans op het krijgen van darmkanker, ook de kans op **baarmoederkanker** en sommige andere vormen van kanker is verhoogd.
184
Wie beslist over wilsonbekwame demente pt?
Indien pt op voorhand vertegenwoordiger had aangesteld, zal deze beslissen voor de pt. indien geen wilsverklaring: => geldt in dalende volgorde: * echtgenoot/ wettelijk samenwonende partner/ feitelijk samenwonende partner * meerderjarig kind * ouder * meerderjarige broer/zus * betrokken beroepsbeoefenaar. Bij conflict van personen van dezelfde rang wordt OOK de beroepsbeoefenaar aangesteld!
185
1e kinderziekte
mazelen
186
2e kinderziekte
roodvonk
187
3e kinderziekte
rode hond
188
5e kinderziekte
erythema infectiosum
189
6e kinderziekte
exanthema subitum
190
Preventie van waterpokken bij risicogroepen?
VZIG (varicellazosterimmunoglobuline) geïndiceerd als er een risicocontact h plaatsgevonden met iemand met waterpokken bij: * seronegatieve pt met ernstige, klinisch relevante immunosuppressie * seronegatieve zwangeren * pasgeborenen van wie de moeder ≤ 7 dagen voor of ≤ 7 dagen na de bevalling waterpokken h ontwikkeld uiterlijk 10 dagen na expositie, in 2e lijn
191
term statistiek om 2 verschillende onderzoeksgroepen zo veel mogelijk op elkaar te laten lijken
matching * = het gericht bij elkaar zoeken van pt'en met gelijke baseline karakteristieken => om een zuivere vergelijkinig vd uitkomstmaat te verzekeren
192
term statistiek om aan te tonen dat het niet door toeval is
p-waarde * maat voor kans dat het gevolden resultaat van een studie berust op toeval * maat voor kans dat nulhypothese ten onrechte verworpen is * 1 = toeval, dichtbij 0 = werkelijke associatie (vaak p = 0,05 gehanteerd)
193
p < 0,05
kans dat gevonden resultaat aan toeval te wijten is is kleiner dan 5% (statistisch significant)
194
soort studies: zie studentencursus BKP
ok
195
HB**s**Ag = acute infectie HB**s**As = beschermd (vaccinatie of doorgemaakt) HB**c**As = infectie (doorgemaakt) HB**e**Ag: hoge virale lading HB**e**As: lage virale lading
klopt
196
bipolaire ST
epidemiologie * onset: adolescentie (vroege 20j) * M =V erfelijkh * fam VG van bipol (I, II) of herh depressies * heritabiliteit 85% kenmerken * kernS/ = depressieve stemming * spontane stemmingswissel (depr/manisch) -> golven / cyclisch / meerdere dagen (weken) * bijkomende stemmingen: angstig/dysfoor/euthymisch/ verhoogde stemming (opgetogen) * impulsiviteit / risico's nemen: cyclisch/episodisch harm * zelfmutilatie = zz * suicidepoging = episodisch (gerelat aan depr episodes) R/ * antidepr + antipsych * psychotherapie
197
borderline ST
epidemiologie * geen specifieke onset * V (vaker slachtoffer misbruik) erfelijkh * geen fam VG kenmerken * kernS/ = leegheid * stemmingswissel uitgelokt dr interne/externe gebeurtenissen (vb kleine tegenslag) -> ene minuut op de andere (dagen) * bijkomende stemmingen: angstig/dysfoor/euthymisch/ zelden verhoogde stemming / boos * impulsiviteit / risico's nemen: chronisch harm * zelfmutilatie = freq * suicidepoging = recidiverend (gerelat aan depr & tegenslagen) R/ * psycho-educatie, psychotherapie
198
kenmerken paranoïde persoonlijkheid
* achterdochtig, vertrouwen niemand: 2nd and 3rd opinion * koppig, rechten, self-importance: conflict en klacht * alert, snel jaloers en vernederd
199
kenmerken schizoïde persoonlijkheid
* sociaal teruggetrokken, geen seksueel/intiem contact (geen plezier) * emotioneel koud, apathisch * opvallende interesses: computers, fantasiewereld…
200
kenmerken schizotypische persoonlijkheid
* sociaal angstig en teruggetrokken * opvallende spraak, ideeën, theorieën, cognitieve distorties * excentrische gedragingen: trekken zich niks aan van sociaal gangbare regels (kledij, sociaal gedrag…) opm: verlengde / voorloper schizofrenie
201
kenmerken borderline persoonlijkheid
* affectief instabiel: van ene minuut op andere (extreem eufoor, hyperenthousiast -> suïcidaal depressief) * heel onzeker, laag zelfbeeld => intense, kortdurende relaties (admiratie -> verwerping, 20x/d ily), zelfmutilatie /suïcide, splitting (goede vs slechte mensen) * fundamenteel gevoel is leegte, fundamentele angst is verlatingsangst < vaak door misbruik in verleden: gebrek aan basisvertrouwen (zelf, ander) * R/ mentalisatie: herkennen en benoemen emotie vooraleer uiting * verhoogde impuliviteit + risicogedrag => boulemie, parafilie, middelen, impuls (gamen, verkeer, stelen…)
201
kenmerken antisociale persoonlijkheid
(psychopaat) * de ander bestaat niet, is niet van belang, heeft geen gevoelens * zelf: geen empathie, schuld, angst: geen rekening met sociale normen/wet * geen consistente projecten maar zoeken sensatie, zonder te leren uit fouten
202
kenmerken theatrale (histrionisch) persoonlijkheid
* veel drama, emotioneel labiel/naïef * altijd aandacht en plezier zoeken * makkelijk conflict met autoriteitsfiguren * bezorgd over hoe ze overkomen: modieus bewust, seksueel provocatief (minste kritiek: ontgoocheld)
203
kenmerken narcistische persoonlijkheid
* zelfbewondering, zichzelf ongelooflijk belangrijk * apathisch, arrogant * anderen misbruiken voor eigenbelang (admiratie, belangrijke contacten)
204
kenmerken ontwijkende/vermijdende persoonlijkheid
* pathologisch timide, sociaal minderwaardig, bang voor commentaar * ambivalentie: willen het, maar hebben schrik (vs cluster A: gn interesse) * vermijden van nieuwe ervaringen en verantwoordlijkheden * wel interesse in contact waar ze zich veilig voelen, vermijden ander contact opm: indien de angst niet leidt tot paniekaanvallen of extreem vermijdend gedrag, indien dat wel het geval is, spreekt men over een sociale fobie/angststoornis.
205
kenmerken afhankelijke persoonlijkheid
* meegaand in alle beslissingen, advies vragen voor alles * verschuilen zich vaak achter supportieve relatie (zelfredzame partner) * moeilijkheden met verantwoordelijkheden en eisen alledaagse leven
206
kenmerken dwangmatige (obsessieve-compulsieve) persoonlijkheid
=/= OCD * heel perfectionistisch, alles volgens regels en voorspelbaar * koppig, controlerend, rigide: verwachten het ook van de anderen * twijfelachtig door perfectionisme, bevestiging nodig
207
sociaal angstST
**Excessieve angst voor situaties waarin men beoordeeld kan w door anderen** (vnl iemand die men niet kent), of situaties waarin men moet presteren * patiënt vreest dat hij zich zo zal gedragen/angstsympt zal vertonen dat anderen negatief oordelen, bv “ze gaan zien dat ik bloos en mij dan uitlachen” * Ze erkennen dat angst overdreven/ irrationeel is, maar denken “ben gewoon zo” => deze situaties **vermijden** / veel **stress** / uitlokken **paniekaanval** * overlap met vermijdende persoonlijkheidsstoornis (GEEN paniekaanvallen) => Ze willen wel menselijk contact, maar enkel als ze de personen goed kennen in een veilige omgeving (**geen contactstoornis**) => bijna 50% co-morbiditeit met depressie + verslaving (automedicatie)
208
agorafobie
= angst voor situaties/plaatsen waarvan je moeilijk kan ontsnappen * zorgt voor vermijdingsgedrag of grote distress. (vooral anticipatiestoornis bij paniekaanval: angst voor angst)
209
bij hyperT altijd echografie!
klopt * itt hypoT * scintigrafie voorbehouden voor 2e/3e lijn
210
substitutietherapie bij hypoT: streefwaarde? (therapeutische range =/= diagnostische range)
0,4-2,5 (vrij T4 niet voor opvolging, wel kijken naar TSH!)
211
medicatie voor hypertensie bij iemand met jicht?
**CCB** en **losartan** geven lager risico op incidentele jichtaanvallen. Diuretica, BB, ACE-I en andere angiotensine-II-blokkers zijn geassoc met toegenomen risico jichtaanvallen.
212
ziekte van pfeiffer (EBV, mononucleosis infectiosa) & amoxicilline
kans op uitslag
213
mmol/L nr mg/dl * x 18 bij glucose * x 38,6 (40) bij LDL cholesterol
ok
214
Maximaal toegelaten dosis metformine dosis (mg) per eGFR (ml/min)?
* > 60: 3x 850 * 45-60: 2x 850 * 30-45: 1x 850 * < 30: STOP (ikv verhoogde kans op lactaatacidose bij slechte nierfunctie)
215
terugbetalingscriteria GLP1 agonist
* onvoldoende gecontroleerd na behandeling ged minstens 3m met 1 of meer antidiabetica waaronder metformine * en HbA1c > 7,5% * en BMI > 30 * en behandeling is niet in monotherapie opm: bij opstart GLP1 agonist is het nuttig om een zorgtraject op te starten
216
Coxitis fugax
Coxitis fugax (CF) is vooral een veelgebruikte naam in Nederland en Duitsland. Wereldwijd zijn andere namen gebruikelijk, waarbij transient synovitis het meest voorkomt. Bij CF is er sprake van een voorbijgaande synovitis in het heupgewricht.1 Deze ontsteking ontstaat waarschijnlijk het meest na een virale luchtweginfectie of gastro-enteritis.2 De incidentie is 0,8 per 1000 patiënten per jaar en het gaat meestal om kinderen tussen de 4 en 10 jaar, waarbij jongens een tweemaal grotere kans lopen. Het kind geeft aan dat het pijn heeft in de lies, het bovenbeen of de knie.23 Bij lichamelijk onderzoek valt op dat het kind mank loopt en dat vooral de endorotatie en abductie zijn verminderd. Aan de heup zijn geen afwijkingen zichtbaar en het kind heeft geen koorts. Bij twijfel is een röntgenfoto of echo te overwegen, vooral om andere oorzaken uit te sluiten.3 Bij CF zijn op de röntgenfoto geen afwijkingen te zien; de echo toont vaak een hydrops in het heupgewricht. Tekenend voor dit ziektebeeld is dat het een zelflimiterende aandoening is en dat na ongeveer 10 dagen volledig herstel optreedt. Relatieve rust en eventueel pijnstilling met paracetamol worden wel aangeraden. Een NSAID verkort de duur van het ziektebeeld in beperkte mate en wordt enkel geadviseerd wanneer paracetamol alleen onvoldoende verlichting geeft.345 Omdat CF verder niet met een gerichte test aantoonbaar is, is het na genezing een diagnose per exclusionem.2 Instrueer de (ouders van de) patiënt dan ook terug te komen bij een atypisch beloop (ziek, koorts, persisteren na 10 dagen), of maak na ongeveer 10 dagen een controleafspraak. De recidiefkans varieert van 0–26%. In ongeveer 2% van de gevallen wordt CF gevolgd door de ziekte van Legg-Calvé-Perthes.6 Wanneer de klachten binnen 6 maanden recidiveren, moet u echter ook bedacht zijn op een andere oorzaak.26
217
acute sialadenitis
acute speekselklierontsteking, vaker bilateraal
218
Sialoadenose:
zwelling speekselklieren zonder ontsteking, niet pijnlijk
219
Sialolithiasis:
speekselsteen (pijn/zwelling net voor/na het eten = maaltijdsgebonden) * Als de stenen niet verwijderd w, ku ze chronische sialoadenitis veroorzaken * Pijn en zwelling treden op na het eten. * De klier of het kanaal zwelt snel op, wat enkele uren tot verscheidene dagen kan duren
220
Chronische sialadenitis:
licht, maar hardnekkig, vaker bilateraal * De infecties kunnen recidiveren. De klier kan hard worden en gezwollen blijven tussen de periodes van acute infectie. * Vereist specialistische interventie. * Sialolithiase is vaak de onderliggende oorzaak, vooral wanneer de submandibulaire klier is getroffen.
221
vierveldentabel statistiek
pos test + ziek = TP (a) // pos test + niet-ziek = FP (b) neg test + ziek = FN (c) // neg test + niet-ziek = TN (d)
222
sensitiviteit
**TP / (TP + FN)** = a / (a+c) = proportie pos testen (TP) onder de zieken
223
specificiteit
**TN / (FP + TN)** = d / (b+d) = proportie neg testen (TN) onder de niet-zieken
224
PPV = pos-voorspellende waarde (bij pos test: PPV +)
**TP / (TP + FP)** = a / (a+b) = proportie zieken onder personen met pos test (kans dat je ziekte h bij pos test)
225
NPV = neg-voorspellende waarde (= pos voorspellende waarde bij neg test: PPV -)
**TN / (FN + TN)** = d / (c+d) = niet-zieken onder personen met neg test
226
LR+ (likelihood ratio van een positieve test)
**LR+ = sens / (1- spec)** = **(a/(a+c))/(b/(b+d))** = de verhouding tss: de kans op een pos test bij zieken en kans op pos test bij niet-zieken * Dit getal > 1 => diagnostische test is informatiever naarmate de LR+ dichter tot oneindig nadert
227
LR- (likelihood ratio van een negatieve test)
**LR- = (1-sens) / spec** = **(c/(a+c))/(d/(b+d))** = kans op een neg test bij zieken / kans op pos test bij niet-zieken
228
odds ratio (OR)
OR = LR+/LR- = (a/b) / (c/d) = a.d / b.c (a/b): kans dat ziekte bij pos test aanwezig / kans dat ziekte bij pos test niet aanwezig is (c/d): kans dat ziekte bij neg test aanwezig / kans dat ziekte bij neg test niet aanwezig is OR = verhouding tss deze 2 wedverhoudingen
229
tips om formules te onthouden * sens: verticaal 1e kolom (TP) * spec: verticaal 2e kolom (TN) * PPV: horizontaal 1e rij (TP) * NPV: horizontaal 2e rij (TN) * LR+: kans op pos test onder zieken / kans op pos test onder niet-zieken (sens/ 1-spec) * LR-: kans op neg test onder zieken / kans op neg test onder niet-zieken (1-sens/ spec)
https://w1.uzleuven.be/labo/Leermodule/EBLM/documenten/5_3_Testevaluatie_Diagnostisch.htm
230
SnNout: test met hoge Sensitiviteit: een Negatief resultaat “rules out” de diagnose
goede uitsluiter
231
SpPin: test met hoge Specificiteit: een Positief resultaat “rules in” de diagnose
goede aantoner
232
Positieve en negatieve predictieve waarden zijn sterk afhankelijk van de prevalentie van de ziekte in de patientenpopulatie
klopt, Het zou best kunnen dat de sensitiviteit en specificiteit van een test hoog is, maar dat de predictieve waarde van een resultaat zeer mager is, wanneer de onderzochte aandoening in de geteste patientenpopulatie zeldzaam is.
233
Clinici weten vooraf niet of de patient die voor hen zit, ziek of niet ziek is. Zij willen weten, indien de test positief is, hoe groot de kans is dat de patient voor hen de ziekte echt heeft (= post-test probability) Likelihood ratio's drukken uit hoeveel keer meer een bepaald testresultaat te verwachten is bij een patiënt met de gezochte aandoening dan bij een patiënt zonder deze aandoening. Wanneer men bv. een positieve likelihood ratio heeft van 10, wil dat zeggen dat de kans om een positief resultaat te hebben bij een zieke patiënt, 10x hoger ligt dan bij één die niet ziek is. Omgekeerd, wanneer men een negatieve likelihood ratio heeft van 0.01, dan is de kans om een negatief resultaat te hebben bij een zieke patiënt een honderste van de kans een negaztief resultaat te vinden bij een niet zieke patiënt. Wanneer een clinicus enige kennis heeft van de prevalentie (= pre-test probability) van de aandoening in zijn praktijk, alsook van de likelihood ratio's van de gebruikte test, kan hij bij een positieve test de post-test probability voor zijn patiënt berekenen/inschatten.
Via het theorema van Bayes kan men uit de prevalentie en de likelihoodratio de post-test probability berekenen: * Pretest probability (voorkans) = prevalentie * Pre-test odds = prevalentie/(1-prevalentie) * Post-test odds = pretest odds x likelihood ratio * **Post-test probability (nakans) = posttest odds/(1+posttest odds)** = PPV (na pos test LR+) of 1-NPV (na neg test LR-) normogram van Fagan: Om de post-test probability te kennen trekt men een rechte lijn vanaf de pre-test probability aan de linkerkant, vervolgend door de LR van de diagnostische test in het middenste gedeelte van het normogram en kruist vervolgens de corresponderende post-test probability aan de rechterkant.
234
prevalentie
(TP + FN) / (TP + FP + FN + TN) = proportie die de ziekte heeft van de totale populatie = het voorkomen van een aandoening op een bepaald moment in een bepaalde populatie (aantal gevallen per duizend of honderdduizend)
235
absoluut risico (AR)
= Het risico op de uitkomst in een groep * in de interventiegroep: Ri : a/(a+b) * in de controlegroep: Rc = c/(c+d)
236
absoluut risico verschil (ARV)
= Ri - Rc * = ARR (AR reductie) indien < 0 * = ARI (AR increase / of ART) indien > 0
237
relatief risico (RR)
Ri/Rc
238
relatieve risicoreductie (RRR)
(Ri-Rc)/Rc
239
NNT en NNH
= 1 / (Ri - Rc) => NNT = 1/ARR (aantal pt die je moet behandelen om 1 event te vermijden) => NNH = 1/ARI (aantal pt die je behandelt alvorens er 1 schade ondervindt)
240
Profylactische antipsychotische behandeling tegen recidieven moet gedurende minstens ? jaar nadat de behandeling respons is bereikt, voortgezet worden
2-5 jaar
241
indicatie aluminiumhydroxychloride
hyperhidrose (overmatig zweten)
242
In de GINA wordt bij kinderen ≤ 5 jaar een ademfrequentie > 40 per minuut en bij kinderen vanaf 6 jaar, adolescenten en volwassenen een ademfrequentie van > 30 per minuut gebruikt als grenswaarde voor een ernstige longaanval.
klopt
243
De ziekte van Bechterew (spondylitis ankylopoetica) is de meest uitgesproken en vergevorderde variant van axSpA.
Uiteindelijk kan de ziekte van Bechterew resulteren in een volledige verbening van de wervelkolom.
244
Spondyloarthritis => De specificiteit van de diagnose axSpA neemt toe wanneer er meer bijdragende criteria aanwezig zijn:
* ° klachten op lft < 45j * bijna dagelijks klachten ged > 3m * inflammatoir karakter rugpijn (min 4 vd 5 kenmerken: ontstaan < 40e levensjaar, geleidelijk ontstaan, verbetering bij bewegen, geen verbetering bij rust, nachtelijke pijn (met verbetering na het opstaan), pijn en stijfheid nemen af na bewegen en verbeteren niet in rust) * wisselende bilpijn * sterke verbetering vd pijn op NSAID’s (binnen 48u) * verhoogd CRP of BSE (indien bekend) * aanwezigh HLA-B27 (indien bekend) * sacro-iliitis op beeldvorming (indien bekend) * aanwezigheid van extra-axiale manifestaties (nu of in VG), zoals: perifere artritis, dactylitis, achillespeesontsteking, IBD, psoriasis en uveïtis anterior * positieve familieanamnese bij 1e of 2e gr fam voor SpA (psoriasis, IBD, uveïtis anterior, ankyloserende spondylitis, reactieve artritis)
245
inflammatoir karakter rugpijn => tenminste 4 van de 5 volgende kenmerken:
ontstaan **< 40e** levensjaar, **geleidelijk** ontstaan, *verbetering* (van pijn en stijfheid) bij/na **bewegen**, *geen verbetering* bij **rust**, **nachtelijke** pijn (met verbetering na het opstaan),
246
ziekte van Scheuermann
abnormale kromming van de ruggengraat * deze klachten ontstaan echter op jongere leeftijd (groei)
247
De besmettingskans van chlamydia wordt geschat op ...
10% per seksueel contact
248
vanaf wnr starten met hormonale anticonceptie (pil, ring, pleister) na bevalling? (domus medica)
borstvoeding * vanaf 6 maanden * bij
249
chlamydia: PCR van de cervix is betrouwbaarder dan de PCR van het urinestaal
klopt
250
amoebendysenterie kenmerken
Entamoeba histolytica is endemisch in de tropen en subtropen, en infecteert jaarlijks naar schatting 50 miljoen mensen. De amoeben kunnen zich ontwikkelen tot een invasieve vorm die de mucosa en submucosa van de dikke darm beschadigen, waarbij kleine bloedende laesies ontstaan. Zo ontstaat ‘amoebendysenterie’, met als belangrijkste kenmerk **bloed bij de ontlasting**. De grote invasieve amoeben kunnen in principe via de darmwand de bloedcirculatie bereiken en in organen terechtkomen, veelal de lever. Slechts ongeveer 10% van de geïnfecteerde mensen ontwikkelt een amoebendysenterie, een nog kleiner gedeelte ontwikkelt een leveramoebiase. Zonder adequate behandeling kan een leveramoebiase fataal verlopen **meestal weinig/geen koorts** R/ bestaat uit 2 delen * **Metronidazol** (Flagyl®) of **Tinidazole** (Fasigyn®) * steeds gevolgd door **Paromomycin** (Gabbroral®)
251
hoe vaak controle bij stabiel VKF?
jaarlijks
252
hoe vaak controle bij HF?
pt die de max verdragen dosering vd medicatie h bereikt: Co na **3m + 6m** => daarna **jaarlijks** zo lang het hartfalen *stabiel* is
253
Chalazion = ontstekingsgranuloom kliertje van Meiboom, ontstaat *traag* gedurende weken/maanden. *Pijnloos*, zonder ontstekingsverschijnselen. // Hordeolum = *ontsteking* van klier ooglid, ontstaat *sneller* en gaat gepaard met roodheid en soms *pijnklachten*. Verdwijnt meestal binnen enkele weken.
/
254
acute pancreatitis: kenmerken klinisch beeld
Acute en hevige pijn bovenbuik * verbeterend bij zitten of **vooroverbuigen** * bandvormig en/of uitstralend naar rug Bijkomende klachten: * misselijkheid, braken, koorts, versnelde AH mogelijk na een maaltijd nemen de klachten toe
255
Postinflammatoire hyperpigmentatie na acne -> GM?
w vaker gezien bij donkere huid komt niet door medicatie, komt door de beschadiging van het acne zelf. Wordt gezien als ernstig acne: R/ * benzoylperoxide, adapaleen of tretinoïne PLUS oraal doxycycline
256
fysiologisch vaginaal bloedverlies bij pasgeborene: periode?
meestal tss dag 2 en dag 10 postnataal => duurt maximaal 2 weken opm: meestal beperkt in omgang
257
fysiologisch vaginaal bloedverlies bij pasgeborene: oorzaak
gevolg van blootstelling aan hoge hormoonspiegels gedurende de zwangerschap * maternele oestroprogestagenen -> gedeeltelijke endometrium opbouw * geringe vaginale afscheiding -> soms hierbij kleine hoeveelheid bloed
258
loperamide: afraden bij welke leeftijd?
contraïndicatie voor kinderen onder de 2 jaar; af te raden bij kinderen onder de 6 jaar.
259
Condoom, pessarium en spermadodende middelen verhogen het risico op UWI.
klopt
260
vrouw 33j met BD 190/90mmHg + nl serumcreatinine en nl creatinineklaring -> HA overweegt mogelijkh onderliggende pathologie vb secundaire HT -> Zinvol om microalbuminurie op urine testen om beginnende nierschade op te sporen (ongeacht oorzaak van HT)?
ja!
261
valproaat: wat regelmatig screenen bij pt met goede nierfunctie?
transaminasen lipasen hemostase (BP, stolling)
262
lithium: wat regelmatig screenen bij pt met goede nierfunctie?
lithiumplasmaconc schildklierfunctie nierfunctie ionogram (min elke 6m)
263
Chloortalidon (= thiazide): wat regelmatig screenen bij pt met goede nierfunctie?
Na en K opvolgen (zeker bij ouderen)
264
statuten DM
**voortraject** => HA (eenmalig aanvragen, w *jaarlijks* automatisch hernieuwd) * 4x/j educatiesessies -> dr diabetes educator (min 1 verplicht), diëtist, vpk, apotheker of kinesist * 2x/j diëtist * 2x/j podoloog * 1x/j preventieve mondzorg * geen zelfcontrolemateriaal **zorgtraject** => HA, diabetoloog (contract *eenmalig* ondertekenen dr pt, HA en specialist) => GLP-1 (ook PO), insuline 1-2x/d * 5x/j educatiesessies -> dr diabetes educator * plus 5 extra educatiesessies in jaar van opstart * 2x/j diëtist * 2x/j podoloog * 1x/j preventieve mondzorg * bloedglucosemeter/3j, 150 strips/6m, 100 lancetten/6m **conventie** => diabetoloog *jaarlijks* contract te ondertekenen => DM1, DM2 met insuline ≥ 2x/d + ernstige co-m, DM2 met insuline ≥ 3x/d * educatie in ZH * opvolging in gAH dr diëtist en vpk-diabeteseducator, opvraag consultatie bij psycholoog * 2x/j podoloog * 1x/j preventieve mondzorg * zelfcontrolemateriaal via ZH: bloedglucosemeter + strips of sensoren
265
LMWH en spironolactone -> effect Na en K?
hyper K en nl Na * LMWH kan hyperK geven * spironolactone kan hyperK geven, hypoNa kan ook voorkomen wnr je spironolactone gebruikt met andere diuretica
266
Aantonende en uitsluitende kracht
zwakker aantonende kracht sterke uitsluiter (hoog sens, lage spec)
267
CAGE screeningsvragen ikv alcohol
cut down angry guilt eye opener 2 of meer ja (nakans stijgt) -> interventie
268
streefwaarde INR bij VKF
Bij behandeling met cumarinederivaten van patiënten met atriumfibrilleren is een streefwaarde van de **INR tussen 2,0 en 3,0** effectief en relatief veilig.
269
nsaid en INR
INR zal *mogelijk* stijgen
270
SCREENING CRC (domus medica): bij pt zonder RF of alarmsymptomen?
onder lft 50j: geen specifieke acties 50-74j: ifobt om de 2j * colo zo pos ifobt * bij negatieve colo: pas na 10j ifobt of colo na 74j: beleid op maat van pt (co-m), evt ifobt aanbieden
271
SCREENING CRC (domus medica): bij pt met alarmsymptomen?
coloscopie
272
SCREENING CRC (domus medica): bij pt met erfelijk syndroom (bv Lynch, FAP, HNPCC) of risico-aandoening (bv. IBD, hoogrisico-adenomen)?
doorverwijzen, specifiek beleid
273
SCREENING CRC (domus medica): bij pt met familiale belasting (geen gekend erfelijk syndroom)?
colo vanaf 40j (of min 10j eerder dan lft diagn bij jongste familielid) bij: * ≥ 2 eerstegraads verwanten met CRC * 1 eerstegraadsverwant met CRC < 60j ifobt vanaf 40j (om de 2j) of colo vanaf 50j bij: * 1 eerstegraadsverwant met CRC ≥ 60j
274
EKG met U golven en patiënt onder digoxine en diuretica:
hypokaliemie (digoxine kan aanl geven tot ritmeST bij hypoK bv tgv diuretica) (opm: ernstige intox digoxine geeft hyperK)
275
welke mechanisme van trauma bij scheur achterste kruisband? (PCL)
geforceerd naar achteren drukken van het onderbeen tov het bovenbeen OF bij ernstige overstrekking van de knie * verkeersongelukken (knie tegen dashboard, ...) * contactsporters indien onderbeen nr achteren w getrapt (keeper voetbal, rugby) * ...
276
heesheid als NE van ICS: wat doen?
Stap bij heesheid als bijwerking van ICS niet meteen over op een ander ICS. * Instrueer de ICS voor het **eten** te inhaleren en de mond na inhalatie te **spoelen**. * Overweeg een **aerosol** in plaats van een poederinhalator of wissel van toedieningsvorm. * Overweeg pas als bovenstaande maatregelen niet succesvol zijn, te **wisselen** van soort ICS.
277
antivirale therapie bij zona (herpes zoster) -> bij systemische beh bij zona in het gelaat of immunogecompromitteerde pt
**valaciclovir** **1g 3dd** ged **1w** of **aciclovir** 4g/dag in 5 giften (**800 mg 5dd**) ged **1w**
278
cystitis met/zonder koorts bij zws: welke AB?
* < 38w zws: nitrofurantoine * > 38w zws: fosfomycine * PN: verwijzing (amoxiclav)
279
cervixkankerscreening: beleid bij onvoldoende kwaliteit
herhaling uitstrijkje na 3-6m
280
cervixkankerscreening: beleid bij NILM (= normaal of uitsluitend reactieve verandeingen)
normaal screeninginterval: 3j * lft 25j-64j * na eerste uitstrijkje: interval van 1j
281
cervixkankerscreening: beleid bij ASCUS
HPV testing * pos: verwijzing (colposcopie en biopsie) * neg: uitstrijkje na 12m opm: bij infectie * HPV pos: eerst infectie behandelen, dan colpo * HPV neg: herh na behandeling van infectie (ten vroegste 3m na vorig uitstrijkje)
282
cervixkankerscreening: beleid bij ASC-H
verwijzing (colposcopie en biopsie)
283
cervixkankerscreening: beleid bij HSIL
verwijzing (colposcopie en biopsie)
284
cervixkankerscreening: beleid bij LSIL
uitstrijkje na 6m => HPV testing * pos: verwijzing (colposcopie en biopsie) * neg: uitstrijkje na 12m
285
beleid bij macroscopisch verdacht letsel op cervix
verwijzing gynaecoloog (biopsie onder colposcopie)
286
cervixscreening bij zws of BV?
uitstellen tot 3m na zws of BV
287
POKR: BPH - Als de prostaat opmerkelijk vergroot (> 30ml op echo) is of bij een PSA > 1,5 μg/l kan ofwel een 5-alfa-reductase-inhibitor (finasteride, dutasteride; cave hormonale AE’s) of een alfa1-blokker gebruikt worden => 5-ARI geeft reductie prostaatvolume - anders is alfa1-blokker (bv. tamsulosine of alfuzosine) eerste keuze bij nhg spreken ze eerder over aspecifieke mictieklachten idd (BPH hoort daar bij, maar is zeker niet altijd de oorzaak hiervan): bij het medicamenteus beleid stellen ze dus tamsulosine (alfa blokker) voor of PDE-inhib indien er ook erectieproblemen zijn. (BPH vaststellen: echo nodig = 2e lijn)
ok
288
mononucleosis infectiosa serologie
EBV-serologie = gouden standaard * pas zinvol **vanaf 2e ziekteweek** (eerder: vaak FN) * IgG en IgM bepalen leukocytentelling en -differentiatie < 10% atypische lymfocyten: sluit mononucleosis infectiosa met redelijke betrouwbaarheid uit
289
anafylactische reactie: eerste GM?
adrenaline (EpiPen®)
290
Hypothyroïdie is in 90% van de gevallen hashimoto
klopt
291
Paniekstoornis = onverwacht optreden van aanvallen Angststoornis = gerelateerd aan situatie.
ok
292
hartfalen: * BNP goede uitsluiter (hoge NPV) * ecg ook goede uitsluiter (hoge sens voor HF, hoge NPV -> itt ACS), slechte aantoner (grote kans op afwijkend ecg terwijl geen HF)
HF is zeer onwss als BNP **en** ecg nl
293
duur clusterhoofdpijn
15 tot max 180 min
294
indicaties AB (amoxiclav PO 875mg 3dd ged 5d) bij AE-COPD ?
* GOLD-stadium D * ernstig algemeen ziekzijn en koorts >38°C * duidelijke toename van sterk purulent sputum (GRADE 2C) * onvoldoende verbetering na 2 tot 4 dagen ondanks maximale bronchodilatatie en orale glucocorticosteroïden * CRP >40mg/L; CRP 20-40mg/L + aanwezigheid van purulent sputum
295
AB bij acute gastro-enteritis ? (geen reizigersdiarree)
Antibiotica = in de regel niet geïndiceerd bij een patiënt met acute gastro-enteritis AB (azithromycine PO 500mg/d ged 3d, starten na afname van een stoelgangsstaal) wel geïndiceerd bij: * dysenteriesyndroom (diarree met koorts, bloederige stoelgang en/of belangrijke aantasting vd alg toestand) * immunogecompromitteerde pt (oncologisch, immunotherapie, …) Hospitalisatie bij: * septisch beeld, ernstige aantasting alg toestand en bloederige diarree * (ernstige) dehydratatie waarbij ambulante orale rehydratatie niet gegarandeerd kan worden opm: Overleg met gastro-enteroloog is geïndiceerd bij patiënten met inflammatoir darmlijden. stoelgangsonderzoek kan overwogen w bij aanhoudende diarree (>10 dagen) teneinde een eventuele oorzakelijke behandeling in te stellen, alsook vóór de start van een empirische behandeling.
296
toedieningsvorm astma inhalator per leeftijd
0-7j: * dosisaerosol met voorzetkamer 7-12j: * dosisaerosol met voorzetkamer * ademgestuurde dosisaerosol * poederinhalator (mits voldoende inhalatiekracht + oog-handcoördinatie) lft > 12j: * poederinhalator * ademgestuurde dosisaerosol
297
CVA doorgemaakt: beoordeling functioneel herstel ahv Barthel-ADL index -> wnr?
Barthel-index na 1 week, 3 maanden en 6 maanden af te nemen
298
Intention to treat
Het is van groot belang dat patiënten worden geanalyseerd in de arm waarin ze oorspronkelijk zijn ingedeeld en dat uitvallers worden meegeteld. We noemen dat de ‘intention to treat'-analyse (ITT). **Als men de uitvallers niet meetelt, leidt dat in het algemeen tot overschatting van het behandelingseffect**. Want dan vergelijkt men immers alleen degenen die de behandeling ook hebben volgehouden (en bijvoorbeeld niet te veel bijwerkingen hadden). Vaak gebruikt men daarvoor een techniek waarbij de laatst gemeten waarde als eindpunt wordt geteld (Engels: last observation carried forward).
299
klompvoet R/
doorsturen (serieel gipsen, HK)
300
x of o benen bij kind?
0j: **geboren met O-benen** 0-2j: benen w rechter (2j: ongv rechte benen) 2-3j: **kind krijgt X-benen** 3-7j: kind houdt nog lang X-benen (kleuter met X-benen = nl) -> daarna w de benen langzaam rechter 7j en ouder: vanaf 7j h de **meeste kinderen rechte benen**
301
Bij veel patiënten is in het verleden de diagnose astma gesteld op klinische gronden, waarna behandeling met ICS is ingesteld. De diagnose astma wordt bij volwassenen geobjectiveerd met behulp van spirometrie. Dit wordt bij voorkeur gedaan zonder ICS, zodat bij patiënten die al ICS gebruiken in principe de behandeling **zes weken** gestaakt zou moeten worden, voordat de diagnose met spirometrie geëvalueerd kan worden.
gaat over spirometrie om diagnostische redenen
302
amoxi = eerste keus bij LWI MAAR niet bij aspiratiepneuminie
dan amoxiclav nodig
303
amoxi bij OMA: koorts of pijn moeten verminderd zijn na ... uur
48u
304
sumatriptanen interval tussen 2 tabletten inname?
Bij een orale of nasale toediening moet men **minstens 2 uur** wachten tussen de dosissen
305
nierfunctiedaling bij controle na 2w starten ACE-i of ARB
eGFR 30-60: dosis halveren bij > 20% afname (< 20%: dosis behouden) / eGFR 15-30: dosis halveren / eGFR < 15: stop ACE-i of ARB / => Co na 2w
306
VKF: De werkgroep adviseert daarom patiënten met atriumfibrilleren tijdens een intercurrente ziekte te behandelen met antistolling op basis van de CHA2DS2-VASc-score voor een periode van ongeveer 4-6 weken. Overweeg in overleg met de patiënt om na deze periode de antistolling te stoppen en alert te zijn op eventueel opnieuw optredend atriumfibrilleren
ok
307
LE: wnr beslisregels niet gebruiken?
De beslisregels kunnen niet worden gebruikt bij: * zws, kraamperiode * klachten > 30d * pt met anticoagulantia => verwezen voor aanvullende diagnostiek
308
meer risico op pre-eclampsie
* BMI > 30: x2 * lft > 40j: x2 * insuline dependente diabetes: x4 // * nullipariteit * zwangerschapsinterval > 10j * familiale of persoonlijke VG pre-eclampsie * voorafbestaande hypertensie * voorafbestaande nierziekte * meerlingzwangerschap
309
vaginale bloeding tijdens zws -> Kans op goede afloop?
50% - NHG: bij ongeveer de helft van de zwangere vrouwen met vaginaal bloedverlies blijft de zwangerschap intact
310
zws: vaginaal bloedverlies + buikpijn -> beleid?
EUG uitsluiten (doorsturen nr gynaeco)
311
zws en geen vermoeden EUG -> beleid
Co na 1w wnr < 6w Echo wnr > 6w
312
hematospermie: beleid
bloed bij sperma = meestal onschuldig => eenmalig, zonder verdachte anamnese/KO * afwachtend beleid, alamS uitleggen => herhaalde hematospermie * verdere onderzoeken (zeker bij mannen > 50j)
313
ongerust SOLKpt: wat doen?
regelmatig opvolgen
314
dyspnee bij pt in terminale fase: R/
morfine
315
pt met dengue -> besmettingsgevaar?
nee (overdracht door tijgermug)
316
Anticonceptie bij pt met thrombofilie
Spiraal
317
**maculadegeneratie**: Vanaf 50 jaar, mogelijke symptomen zijn: donkere vlek midden in het gezichtsveld, wazig zien of beeldvervorming (metamorfopsie & micro/macroscopie) **Cataract**: Waziger zien, ook last van schittering & verblinding **Glaucoom**: langzaam progressieve uitval van het perifere gezichtsveld **Ablatio retinae**: donkere vlek in het perifere gezichtsveld, die naar centraal uitbreidt (‘het gordijn gaat dicht’)
/
318
Androgene alopecia bij oudere vrouw, etiologie?
fysiologisch
318
incorporation bias
Deze bias ontstaat wanneer de indextest geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van de referentietest
319
Performance bias
heterogeniteit binnen eenzelfde groep: bv nog andere behandelingen naast de te onderzoeken behandeling (bv zelf extra pijnstilling nemen) of wnr groep/geïncludeerde personen meer aandacht krijgen
320
detection bias
door heterogeen bepalen vd outcome
321
behandeling bias
wanneer een onderzoeksgroep een bepaalde supplementaire aanpak geniet of bijkomende medische zorgen krijgt
322
ODDS RATIO: De wedverhouding is de verhouding tussen de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis voorvalt (zal voorvallen) en de waarschijnlijkheid dat ze niet voorvalt (zal voorvallen).
*De wedverhouding is de verhouding tussen de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis voorvalt (zal voorvallen) en de waarschijnlijkheid dat ze niet voorvalt (zal voorvallen)* - ziekte aanwezig / ziekte niet aanwezig // De verhouding tussen a en b (a/b) is de wedverhouding tss: - kans dat ziekte bij pos test aanwezig (TP) - tov - kans dat ziekte bij pos test niet aanwezig (FP) De wedverhouding tussen c en d (c/d) is de wedverhouding tss: - kans dat ziekte aanwezig bij neg test (FN) - tov - kans dat ziekte niet aanwezig bij neg test (TN) => verhouding tss deze twee wedverhoudingen (odds) = Odds Ratio (OR) - (a/b)/(c/d) = a.c / b.c
323
prevalentie vs incidentie
De **prevalentie** van een ziekteverschijnsel of aandoening, is het *voorkomen op een bepaald moment* van het aantal gevallen per duizend of honderdduizend in een bepaalde populatie. **Incidentie**. Het percentage (%) *nieuwe gevallen* van een bepaalde ziekte (of gebeurtenis in het algemeen) in een bepaalde bevolking (= populatie) *gedurende een bepaalde periode*
324
area under the curve (AUC) bij een ROC curve? ideale waarde?
1 is ideaal * 0,5 is een waardeloze test, die evenveel terecht-positieven als fout-positieven detecteert receiver operating characteristics curve => sens (y-as) / (1-specificiteit) (x-as)
325
the hazard ratio can be interpreted as the chance of an event occurring in the treatment arm divided by the chance of the event occurring in the control arm, or vice versa, of a study.
○ In survival analysis, the hazard ratio (HR) is the ratio of the hazard rates corresponding to the the treated population may die at twice the rate per unit time as the control population. The hazard ratio would be 2, indicating higher hazard of death from the treatment
326
1 - spec
= Probability that a true negative will test positive (= FP Rate) = FP / (FP + TN)
327
PPV
= kans op ziekte als test + is => Stijgt met prevalentie * Hoe zeldzamer de ziekte, hoe hoger de kans op vals positieven (dus noemer groter: dus kleinere PPV)
328
ziekte van Sever (apophysitis calcanei): R/
De **pijn verdwijnt spontaan** in de adolescentie. evt ged **6w sportvermindering** of tijdelijk stoppen **stretchen** voor en na sporten, evt ijs leggen evt tijdelijk pijnmedicatie evt schokdempend zooltje
329
Eerste trimester (1-14 weken zwanger) Tweede trimester (14-27 weken zwanger) Derde trimester (27-40 weken zwanger)
/
330
bloedverlies tijdens zws
freq in 1e trim (1/4): 50% eindigt in miskraam domus medica: - foetale harttonen aanwezig (nog geen TVE): afwachtende houding (indien pt stabiel, gn tekenen EUG): 50% kans op intacte zws - na echo intacte vrucht: 95% kans op intacte zws
331
volledige ruptuur mediaal collateraal ligament vaak gepaard met voorste kruisbandruptuur
klopt => valgusmoment - graad 1: (druk)pijn mediaal, pijnlijke valgusstress - graad 2: (druk)pijn mediaal, zeer pijnlijke valgusstress, antalgische flexie, valgusinstabiliteit in 20° flexie, lichte hydrops, mediale hematoom - graad 3: volledige ruptuur (+/- voorste kruisbandruptuur), weinig pijn!, ook instabiliteit in extensie, hematoom difuus verspreid
332
positieve romberg: letsel?
Dorsale streng myelum/ perifere zenuwen * <-> indien ook geen evenwicht bij open ogen: letsel wss in cerebellum
333
zwangerschapskans
3m: 30% 6m: 70% 1j: 80% 2j: 90%
334
acute urineretentie: welk onderzoek na sonderen?
Plaats een transurethrale katheter, direct gevolgd door **urineonderzoek naar een urineweginfectie**
335
Vrouw met pijnlijke teen maar enkel bij wandelen. Bij inspectie dik, rood pijnlijk MTP1 met sterke beperking dorsiflexie. Wat is het?
Hallux rigidus
336
Hallux rigidus: symptomen
stijve grote teen (artrose MTP1 gewricht) * meer bij mannen * pijn en stijfheid grote teen (vnl bij afrollen voet) * episodes met zwelling en roodheid vh gewricht * knobbel aan rugzijde (papegaaienbek, extra botaanwas) RX symptomatische beh (adequ schoenen) -> HK zo onvoldoende (cheilectomie, artrodese)
337
pt met bijnierschorsinsufficiëntie krijgt substitutietherapie cortisone -> Nu ziek en koorts. Wat doe je met de substitutietherapie?
verhogen (stressdosis: meer cortisone nood in stresssituaties)
338
SADMANS
medicatie die **tijdelijk gestopt** dient te worden bij ziekte met braken, diarree, koorts owv risico op oa dehydratatie * Sulfonylurea * ACE-i’s * Diuretica + directe renine-inhibitoren * Metformine * ARB’s * NSAID’s * SGLT2-i
339
Overweeg bepaling van het vitamine B12-gehalte bij:
* anemie (macrocytaire) * neurologische symptomen (met name paresthesieën en ataxie) * deficiënte voeding en ziekten die leiden tot verminderde resorptie van vitamine B12 opm: Vermoeidheid is geen goede “single indicator” om Vit B12 aan te vragen op labo,
340
ziekte van sutton kliniek
= afteuze stomatitis: recidiverende pijnlijke aften in mond
341
ziekte van sutton R/
eerstelijnsbeh: topische corticoïden
342
Bij melanomen lijkt vooral verbranding door de zon een rol te spelen en bij basaalcelen plaveiselcelcarcinoom chronische of intermitterende blootstelling aan de zon.
/
343
presbyacusis (ouderdomsslechthorendheid) * perceptief gehoorsvelies, meestal bilat * verlies in hoge tonen en discriminatie (moeilijk gesprek volgen bij veel achtergrondgeluid) * evt gepaard met tinnitus (1/3), in latere stadia hypersensitief * degeneratie haarcellen begint op 30j, piek op 70j brughoektumor (aucusticusneurinoom) * zz, compressie n vestibulocochlearis * UNILAT perceptief gehoorsverlies + sterk verminderde spraakdiscriminatie * uitval evenwichtsorgaan (centrale compensatie dr langzame uitval: weinig evenwichtsklachten, doch instabiliteitsgevoel) * vaak tinnitus otosclerose * progessief geleidingsverlies * tss 20-40j, vooral vrouwen, deels erfelijk * botwoekering thv stijgbeugel cholesteatoom * progessief geleidingsverlies * ophoping epitheel in middenoor (opstapeling keratine) * infecties traumata chronische otitis media OMA OME cerumenprop
/ * perceptief gehoorvelies vaak gepaad met recruitment
344
diverticulitis: geassocieerd met?
De oorzaak van diverticulitis is niet bekend. Factoren geassocieerd met een verhoogd risico op diverticulitis * verminderde lichamelijke activiteit * roken * NSAID’s * obesitas (BMI ≥ 30) Een vezelrijk dieet heeft mogelijk een beschermende werking (opm: bij diverticulitis geen dieetmaatregelen nodig)
345
effectgrootte berekenen
verschil tss de gemiddelden vd 2 groepen - gedeeld dr standaarddeviatie vd controlegroep (µ2-µ1)/ sigma1 * groter vss tss de gemiddelden: groter effectgroottte * kleiner de standaarddeviatie: groter effectgrootte effectgrootte * rond 0 = klein * > 0,8 of < -0,8 = groot
346
type I fout: vals positief (juiste nulhypothese verworpen) type II fout: vals negatief (foute nulhypothese niet verworpen)
type III fout: nulhypothese terecht verworpen maar owv foute reden
347
selection bias
dr selectief includeren, geen/niet-sluitende randomisatie
348
attrition bias
bias owv drop outs of loss to follow up (uitvallen van personen na randomisatie -> niet complete outcome data)
349
recall bias
niet accuraat details herinneren vb. bij case-control of retrospectieve cohort
350
L5 hielstand S1 teenstand
/
351
rinne positief (best te horen voor het oor, LG > BG) bij
normaal gehoor perceptief gehoorverlies
352
stotteren: Logopedie wordt best gestart MINSTENS 1 jaar voor het kind 6 jaar wordt.
Vroeger hanteerde men vaak de stelregel af te wachten, omdat veel kinderen spontaan herstellen van het stotteren. Nu doen we dit “gecontroleerd”, namelijk onder de professionele begeleiding van een logopedist die gespecialiseerd is in stotteren. Soms leiden gerichte adviezen van de logopedist tot herstel van stotteren. Wanneer spontaan herstel uitblijft, is logopedische therapie noodzakelijk. opm: fysiologisch stotteren rond lft van 3j
353
Ciprofloxacine bijwerking: artralgieën, tendinitis en peesruptuur (vooral bij ouderen of bij gelijktijdig gebruik van corticosteroïden). ⇔ Statines bijwerking: spierklachten (myalgieën, myopathie)
/
354
Metformine geeft een risico op melkzuuracidose, vooral bij kwetsbare patiënten (ouderen of patiënten met hartdecompensatie of COPD) in geval van plotse vermindering van de nierfunctie door dehydratie
klopt, dus tijdelijk stoppen bij braken/diarree/koorts en gedehydrateerd
355
Androgene alopecia (female pattern hair loss) komt vooral voor bij postmenopauzale vrouwen, maar kan op elke leeftijd. Op 70 jarige leeftijd heeft 30% van de vrouwen androgene alopecia. Dunner worden van de haren is typisch voor androgene alopecia (overgang terminaal haar naar vellushaartjes, zie je vooral bij mannen).
⇔ Anemie en hypothyroidie kan wel oorzaak zijn van telogeen effluvium (eerder diffuus verlies).
356
impaired glucose intolerantie =
nuchtere glucose tussen 110-125 mg/dL
357
phimosis: behandeling?
fysiologische phimosis zonder klachten: geen behandeling (nl tot lft 10j) storende mictieklachten of recidiverende balanitis: lokaal CS → indien onvoldoende (ernstige vormen phimosis): circumcisie balanitis: antibiotische creme (vb fusidine) of povidonejodium 10%
358
bacteriele conjunctivitis
reinigen met water * enkel chlooramfenicol druppels bij: recente oogoperatie, chron infectieuze oogzieke, immuungecomp pt
359
meest frequente oorzaak van de exacerbatie bij COPD
LWI (AE-COPD: 50% infectieus, 50% andere oorzaak)
360
malletvinger = hamervinger (flexie DIP): R/
RX: onderscheid tss * conservatief behandelbare malletvinger (tendinogeen of ossaal met avulsiefragment < 30%) * mogelijke operatie-indicatie (ossaal met avulsiefragment > 30%) R/ Behandelschema met in de 1e fase de malletspalk 24u/d dragen ged 6-8w (daarna nog enkele weken nachtelijke spalk meestal) * DUS **Strekspalk, zowel ‘s nachts als overdag**
361
pre-post studie methode
Hierbij onderzoekt men verschillende behandelingen door patiënten die een behandeling kregen in een bepaalde periode te vergelijken met patiënten die in een daaropvolgende periode een andere behandeling kregen. Wanneer dezelfde patiënten in de eerste (‘before’) en tweede (‘after’) periode worden onderzocht, is het design krachtiger doordat de groepen vergelijkbaar zijn.
362
Deze studie is geblindeerd dus de onderzoekers wisten niet welke patiënten welke behandeling kregen maar de patiënten wisten wel welke behandeling ze kregen. Tot wat leidt dit?
geen dubbele/driedubbele blindering leidt tot: * Performance bias = anticiperen vd patiënten op de therapie die ze krijgen (bv. extra hard hun best doen) * Detectie bias = anticiperen / vooringenomenheid vd onderzoekers op de resultaten → vertekening vd resultaten
363
kleinere steekproefgrootte -> grotere kans op type II fout
klopt
364
spruw R/
kind < 6m: nystatine orale suspensie kind > 6m: miconazol orale gel moeder: miconazolcreme op tepels
365
X-benen zijn fysiologisch tussen 2-7 jaar.
klopt
366
indien fecesonderzoek (ikv diarree): onderzoek naar welke verwekkers?
DIARREE -> onderzoek naar bacteriële verwekkers: **Campylobacter en Salmonella**: * altijd Shigella: * na verblijf *(sub)tropen* Clostridium difficile: * na *ZH*-opname of na *AB* in voorafgaande 3m Yersinia: niet aanbevolen * tenzij aanhoudende buikpijn en/of diarree in combi met *gewrichtsklachten* Escherichia coli: niet aanbevolen * tenzij *bloederige* diarree * -> Dan w onderzoek ingezet nr: EHEC (of STEC)
367
beleid bij platvoeten bij kinderen
Wanneer de huisarts na onderzoek geen ernstige afwijkingen heeft kunnen constateren, volstaat geruststelling.5 Speciaal schoeisel is bij kinderen meestal niet nodig. Wel kan de huisarts schoenen aanraden met een stevig hielstuk om abnormale slijtage van de binnenkant van de schoenen te voorkomen. **Kinderen met soepele platvoeten hebben alleen correctie nodig wanneer ze klachten hebben**, zoals pijn ter hoogte van de mediale gewelven, vermoeidheid of kramp in hun benen als ze staan.6 Dan zijn steunzolen te overwegen en moet een gipsafdruk van de voet in onbelaste stand worden gemaakt. Overigens zijn steunzolen van kinderen regelmatig aan vervanging toe in verband met de groei. **De huisarts verwijst kinderen met gefixeerde, contracte platvoeten naar de orthopeed.** Hierbij worden steunzolen en operatieve opties overwogen. https://www.henw.org/artikelen/platvoeten-bij-kinderen
368
SOA: wnr testen?
KCE: bij adolescenten die niet tot een risicogroep behoren: Chlamydia & Gonorroe testen // Screeningstermijn na risicocontact per SOA: * Chlamydia: na 2 weken * Gonorroe: na 2 weken * Syfilis: na 3 maanden * HIV: na 12 weken (evt eerste test op 4 weken & herhalen op 12 weken)
369
Vrouw die 8 weken zwanger is en katten heeft. geen antistoffen voor toxoplasmose. Wat moet ze doen?
kattenbak met handschoenen schoonmaken
370
pneumonie: meestal amoxi (ook bij zws!) / Aspiratiepneumonie: amoxiclav - COPD: Amoxiclav
/
371
astma: hoe lang ICS stoppen voor spirometrie astma?
Bij herdiagnostiek vanwege twijfel aan een in het verleden vastgestelde diagnose: staak ICS ten minste 6 weken voorafgaand aan de spirometrie. Als staken leidt tot toename van klachten: verricht spirometrie op korte termijn (< 2-3 dagen).
372
Hoeveel vrouwen hebben urine-incontinentie
1/3
373
RR bij kind
De normale ademfrequentie neemt af met de leeftijd en bedraagt * 47-54/min bij **neonaat** (45-**55**) * 31-44/min bij lft **3m** (30-**45**) * 31-39/min op **6m** (30-**40**) * 26-31/min op **12m** (25-**30**)
374
OMA: welke AB zo indicatie? + AB bij peni-allergie?
**amoxicilline** ged 5d * bij niet IgE-gemedieerde penicilline allergie: Cefuroxim * bij IgE-gemedieerde penicilline allergie: **Azithromycine**
375
Oudere vrouw met plotse rugpijn zonder trauma. Wervelslagpijn. D/
indeuking
376
meest typisch kenmerk aften
rode rand/halo
377
griepvaccin bij kind met astma?
NHG: * De Gezondheidsraad adviseert een **jaarlijkse griepvaccinatie voor kinderen met astma die een onderhoudsbehandeling met ICS krijgen** BCFI: * Bij kinderen **< 6m** is vaccinatie tegen influenza **niet** aangewezen gezien het geringe immuunantwoord. * **Eén dosis** volstaat. Alleen **bij kinderen < 9j die nooit tevoren werden gevaccineerd en bij wie vaccinatie gewenst is worden 2 injecties, met een interval van min 1m, aanbevolen**
378
stabiele angina pectoris: aanpak
rust-ecg? * We bevelen een rust-ecg **niet** aan voor het stellen dan wel uitsluiten van de diagnose AP in de eerste lijn. * Overweeg wel een rust-ecg te verrichten bij het vermoeden van relevante cardiale comorbiditeit, zoals een hartritmestoornis of hartfalen Inspannings-ecg. We bevelen een inspannings-ecg **niet** aan bij patiënten met klachten passend bij atypische of typische AP, omdat dit de diagnose AP onvoldoende zal uitsluiten dan wel aantonen => **Verwijs patiënten met een vermoeden van SAP naar de cardioloog** ter bevestiging dan wel uitsluiting van de diagnose * Geef bij typische AP naast aanvalsbehandeling (nitraat), medicatie voor cardiovasculaire preventie (een trombocytenaggregatieremmer en statine) in afwachting van de beoordeling bij de cardioloog. * Of u alvast start met onderhoudsbehandeling (vb. BB, CCB, langwerkend nirtraat) ter vermindering van AP-klachten, is afhankelijk van regionale afspraken
379
compressie L4: welke reflex afgenomen?
kniepeesreflex
380
compressie L5: welke reflex afgenomen?
geen (opm: dorsiflexie dig 1)
381
compressie S1: welke reflex afgenomen?
achillespeesreflex
382
Kindje met breath-holding spells
Niet bewust adem inhouden bij uitademen * uitlokkende factor: meestal boosheid * geen verhoogd risico op mentale retardatie of epilepsie
383
groeipijnen: prevalentie het hoogste bij welke lft?
tss 3 en 8 jaar * zoek andere oorzaken voor pijn bij: kind < 3j, manken, objectieve bevindingen
384
herpes zoster oticus: Ramsay-Hunt syndroom -> R/
verwijs dezlfde dag naar NKO * glucocorticoïd (zoals bij Bellse parese, ged 10 dagen) + 1g valaciclovir PO 3dd ged 7d
385
indicaties TSH bepaling
vermoeden schildklierfunctiestoornis obv anamnese, KO of VG pt bij onbegrepen klachten bij onbegrepen vermagering of gewichtstoename bij hartfalen, VKF en dementie bij vermoeden familiaire hypercholesterolemie (om hypothyreoïdie uit te sluiten) Bij depressie of angststoornis w routinematig bepalen vd schildklierfunctie niet aangeraden (opm: dus bij bv familiale VG geen screening nodig) * Familiaal is er wel een risico maar volgens NHG: Er is geen onderzoek waaruit blijkt dat het zinvol is om periodiek te screenen bij patiënten met een verhoogd risico op een schildklierfunctiestoornis.
386
brandwonden: vss graden
1e graads: * **rood** * **pijnlijk** * intacte capillaire refill * Geen blaren Oppervlakkig 2e graads: * **roodroze** * heel **pijnlijk** * intacte capillaire refill * **blaren** Diepe 2e graads: * **vlekkerig roze/wit** * **minder pijn** * **vertraagde capillaire refill** 3e graads: * **wit/gele/zwarte huid** * **geen pijn** * Geen blaren * **leerachtige huid**
387
mechanisme bij obstipatie zwangeren
De verhoogde progesteronspiegel vertraagt de darmmotiliteit waardoor meer vocht aan de feces wordt onttrokken?
388
Baby 3 à 4m oud, jongen, geeft vaak terug, vader wat ongerust, normale groei- en gewichtscurve, wat doe je?
geruststellen * opm: als bv. bij de voeding veel overstrekt en weent enzo wel PPI, maar als de enige klacht teruggeven is gwn geruststellen
389
Tijdens de zwangerschap en het geven van borstvoeding heeft ca 60-70% van de vrouwen minder aanvallen.
klopt
390
Meisjes: eerst lengtegroei -> dan sec geslachtskenmerken * Borstontwikkeling (B2): binnen 2j menarche, gemiddeld borstontw op 11j * pubisbeharing start gewoonlijk snel na borstontwikkeling => Pubertas praecox * **M2 (borstontw) onder 8j** = abnormaal * **Menarche onder 10j** = abnormaal (menstruatie nl rond 11-12j) => Pubertas tarda * **nog geen B2 op 13j** * **geen menarche op 16j** // Jongen: vaak al sec geslachtskenmerken groei aanw -> en dan start lengtegroei (wnr testicul V ongv 12-15ml) * testisV > 4ml = eerste teken van puberteit -> pubisbeharing en penisgroei * eerste zaadlozing rond 13j => Pubertas praecox * **G2 (genitalia) MET testisvolume ≥ 4ml voor 9j** => Pubertas tarda * op **14j**: nog geen testisV van min 4ml EN nog geen G2 * ≥ 14j: T3mlG1 of T3mlG2 = verwijzen
puberteitsontwikkeling: meisjes: 8-13j jongens: 9-14j
391
obesitas afvallen: zie flashcards stationsproef/CBL
ok
392
VKF en ecg is al afgenomen -> verdere TO?
labo en 1x echocor
393
NSAID's worden veel voorgeschreven bij pijn ten gevolge van botmetastasen
klopt
394
Bewezen KME allergie, wat geef je:
Extensief hydrolysaat
395
alcoholprobleem: welke scorelijst gebruik je?
AUDITc
396
Symptomen van feochromocytoom:
6 P’s! * hypertensie (pressure), * hoofdpijn (pain), * hartkloppingen (palpitations), * zweten (perspiration), * bleekheid in het gelaat (palor), * aanvallen (paroxysmal). TO: 24u urinecollectie van catecholamines (metanefrines meest positief) * bepalen van lokalisatie enkel na positieve urine (CT of MRI, scintigrafie met MIBG, FDG PET).
397
SPICT = supportive and palliative care indicators tool * Eerst moet er aan identificatiecriteria worden voldaan: deze zijn gebaseerd op SPICT. * Wanneer Surprise question (verbaasd als deze pt binnen het jaar zou sterven?) positief is. => Bij een ontkennend antwoord wordt de SQ als positief voor een indicatie voor een palliatieve zorgbehoefte beschouwd.
Eenvoudig palliatief statuut: * levensverwachting > 3 maanden * en geen specifiek zorgnood Verhoogd palliatief statuut: * levensverwachting > 3 maanden * en ernstige noden Volledig palliatief statuut: * levensverwachting < 3 maanden
398
ars moriendi
innerlijke ruimte * hoop: geloven - weten (vb denkt u wel eens na over het einde, betekenis van de dood, steun aan geloof?) * autonomie: ik - ander (vb. ruimte om uzelf te zijn tijdens ziekte, hoe wilt u afscheid nemen vh leven?) * lijden: doen - laten (vb. wat wilt u dat we nog doen, wat laten, hoe gaat u om met de pijn?) * afscheid: vasthouden - loslaten (vb. wie/wat geeft u kracht, wat kan je moeilijk loslaten?) * schuld: herrineren - vergeten (zijn er nog dingen die u nog wilt rechtzetten?)
399
hypoglycemie R/
niet bewust (DM pt): * geef glucoseoplossing IV (herh indien pt < 3min niet bijkomt) * alternatief: glucagon IM of SC * als pt niet bijkomt: ambulance (stabiele zijlig) // pt komt wel bij: geef 2 boterhammen met zoet beleg en herhaalde glucosemeting na 15min 1u 2u bij bewustzijn: (Stel de diagnose hypoglykemie bij een bloedglucosewaarde < 3,5 mmol/l, met de daarbij passende klachten of symptomen, zoals zweten, hartkloppingen, gapen, rusteloosheid, agitatie of verminderd bewustzijn) * 6 suikerklontjes/tabletten of 2 eetlepels suiker opgelost in warm water -> daarna 2 boterhammen met zoet beleg * Herhaal de glucosemeting na 15 minuten en 1u
400
Fases van motivatie:
(Oriëntatie (open vragen, ondersteuning) : Wat zijn de ongemakken? Beleving?) * Precontemplatie (zaadje planten): ‘Al eens gedacht aan stoppen met ... ‘ * Contemplatie (helpen uitklaren): dependentie, voor- en nadelen * Preparatie (actie helpen voorbereiden) * Actie * Volharden en evt herval
401
gebeten door hond in gezicht: naast tetanusvaccine ook nood aan AB -> welke?
amoxiclav
402
SOLK: je geeft haar op regelmatige tijdstippen een afspraak
klopt
403
35jarige man met eenmalig hematurie, geen andere klachten: beleid
doorsturen nr uro * hematurie na sporten sluit geen onderliggende urol pathologie uit -> dus wel evalueren -> indien geen urol pathologie kan inspanning de hematurie wel verklaren (geruststelling, adviezen)
404
voordeel van PSA screening
Minder gemetastasseerde kankers in oudere leeftijdsklasse
405
kind 8j met astma: voor het eerst een griepvaccin?
De griepprik is veilig voor kinderen vanaf 6 maanden. kind jonger dan 9 jaar: na 4w een 2e griepprik * jonger dan 9 jaar en al eerder een griepprik gehad: 1 griepprik ouder dan 9 jaar: altijd 1 prik.
406
wnr controle van nierfunctie na opstart diureticum?
2w
407
pt met geheugenstoornis die pen en klok niet kan benoemen
**Agnosie** * = het onvermogen om dingen (beelden, geluiden, geuren) te *herkennen* die via de zintuigen waargenomen w
408
Apraxie is het onvermogen om doelgerichte handelingen (bv. haar kammen, sokken aantrekken) uit te voeren.
/
409
Bell’s Palsy R/
PO CS
410
p < 0.0001
= kleine kans dat het op toeval berust
411
De washout periode is de fase in een studie, met name een therapeutische trial, waarin een behandeling wordt stopgezet zodat de effecten ervan verdwijnen. Dit wordt meestal gedaan voordat men start met een nieuwe te onderzoeken behandeling.
/
412
Allocation bias
can be defined as bias that arises from a systematic difference in how participants are assigned to treatment groups and comparison groups in a clinical trial. for example, the researchers had allocated those patients who they thought would show the greatest benefit from treatment to the intervention.
413
De prevalentie van matige tot ernstige mictieklachten is **20-25% onder mannen > 40 jaar** en neemt toe met de leeftijd.
/
414
epilepsie pt (carbamazepine) -> welke anticonceptie?
koperspiraal
415
Bij artrose: ochtendstijfheid max 30 minuten // RA is symmetrisch
416
CNI: TO ifv stadium
EGFR: (1) 90 of meer: nl (2) 60-89: lichte daling (3) 30-59: matige daling * 3B (30-44): **Hb bepalen** (4) 15-29: ernstige daling (5) 15 of minder: terminaal nierfalen => 4 en 5: * **calcium, fosfaat, bicarbonaat** * **parathormoon, 25-OH vit D** * **echo**
417
“Indien groep B-streptokokken (GBS) in de urine zijn gevonden, informeert de huisarts de verloskundig hulpverlener. Adviseer patiënte dit zelf ook actief te melden, omdat behandeling met intraveneuze antibiotische profylaxe tijdens de partus geïndiceerd kan zijn.”
/
418
trichomonas vaginalis bij zwangere vrouw
clindamycine PO ipv metronidazole
419
CI CCB
acuut infarct
420
nalmefene
abstinentie initiatie / verminderen gebruik ikv problematisch alcoholgebruik