endocriene klieren / voeding / metabolisme Flashcards

(75 cards)

1
Q

NIEUWE RICHTLIJN
Schildklieraandoeningen
Oorzaken van hypothyreoïdie

A
  • ziekte van Hashimoto: auto-immuunaandoening, levenslang;
  • thyroïditis: oa stille thyreoïditis: tijdelijke hypothyreoïdie (2e fase / lekfase) of hyperthyreoïdie (1 tot 4 maanden), spontaan herstel
  • iatrogeen: na radiotherapie/chirurgie, door medicamenten (lithium/amiodaron)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schildklieraandoeningen
Klachten vaak aspecifiek, vooral bij ouderen.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Schildklieraandoeningen

Denk aan hyperthyreoïdie bij

A

diarree, gewichtsverlies bij goede eetlust, menstruatiestoornissen, hartkloppingen, nervositeit en oftalmopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schildklieraandoeningen

Oorzaken van hyperthyreoïdie

A
  • ziekte van Graves: auto-immuunaandoening, diffuus struma, TSH-R-antistoffen
  • multinodulair struma: schildklierhormoonproducerende haarden, weinig neiging tot remissie;
  • thyroïditis: oa subacute thyreoïditis: virale infectie, spontaan herstel, soms hypothyreotische fase
  • toxisch adenoom: solitaire schildklierhormoonproducerende nodus;
  • iatrogeen: door medicamenten (lithium/amiodaron), jodiumhoudende contrastmiddelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schildklieraandoeningen

Denk aan hypothyreoïdie bij

A

gewichtstoename, kouwelijkheid, traagheid, obstipatie, menstruatiestoornissen, myxoedeem en bradycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schildklieraandoeningen

referentiewaarde TSH

A

0,4 - 4 mU/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Schildklieraandoeningen
aanvullend onderzoek

A

TSH -> indien afwijkend ook vrije T4

  • bij hyperT: ook TSH-R As, dan wel BSE en leukocyten
  • bij vermoeden hyperT door multinodulair struma: echo (behalve bij palpabele dominante nodus)

opm: Voor het stellen vd diagnose ‘hypothyreoïdie’ volstaat bepaling vd concentraties TSH en vrije T4.

  • Anti-TPO h onvoldoende onderscheidend vermogen om te differentiëren tss de onderliggende oorzaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schildklieraandoeningen
Indicaties voor TSH-bepaling

A
  • klachten die wijzen op schildklierfunctiestoornis
  • onbegrepen gewichtsverlies of -toename
  • hartfalen
  • atriumfibrilleren
  • dementie
  • vermoeden familiaire hypercholesterolemie
  • schildklierzwelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Schildklieraandoeningen

referentiewaarde vrije T4

A

9,0-24,0 pmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Schildklieraandoeningen
TSH verhoogd + vrije T4 verlaagd -> evaluatie

A

hypothyroïdie
=> recent bevallen < 1j?
* ja: postpartumthyroïditis
* nee: SK-HK, bestraling hals, GM? -> ja = iatrogene hypothyreoïdie // nee = thyreoïditis van Hashimoto of stille lymfocytaire thyreoïditis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schildklieraandoeningen

TSH verhoogd + vrije T4 normaal -> evaluatie

A

subklinische hypothyreoïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Schildklieraandoeningen

TSH normaal -> evaluatie

A

euthyreoïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schildklieraandoeningen

TSH verhoogd + vrije T4 verhoogd -> evaluatie

A

TSH producerend adenoom vd hypofyse of perifere resistentie SKH (zz)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Schildklieraandoeningen

TSH verlaagd + vrije T4 verhoogd -> evaluatie

A

hyperthyreoïdie

=> pijnlijke SK, koorts, koude rillingen en malaise
—> verhoogde BSE, leucocytose?
* ja: subacute thyreoïditis
* nee: (°)

=> geen pijnlijke SK, koorts, koude rillingen en malaise
—> TSH-R (°)
* pos: ziekte van Graves
* neg: iatrogene hyperthyreoïdie als amiodaron of lithium // postpartumthyreoïditis als recent bevallen < 1j // multinodulair struma als struma zonder dominante nodus // multinodulair struma met dominante nodus als struma met dominante nodus // toxisch adenoom als geen struma maar wel solitaire nodus // stille lymfocytaire thyreoïditis als ‘nee’ op voorgaande vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Schildklieraandoeningen

TSH verlaagd + vrije T4 verlaagd -> evaluatie

A

secundaire of tertiaire hypothyreoïdie (zz)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Schildklieraandoeningen

TSH verlaagd + vrije T4 normaal -> evaluatie

A

subklinische hyperthyreoïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Schildklieraandoeningen

Doel medicamenteuze beh hypoT

A

klachtenvrij + TSH en vrije T4 nl

opm: sommige patiënten blijven restklachten houden, ook als zij goed z ingesteld.

opm: Bij goed ingestelde patiënten bevindt het TSH zich veelal in het laag-normale gebied, vrije T4 is dan meestal hoog-normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Schildklieraandoeningen

hypoT R/

A

levothyroxine

=> pt < 60j zonder cardiale co-m:
* start levothyroxine 1,6µg/kg (max startdosis = 150µg)
* Co elke 6w, met vooraf bepaling TSH en vrije T4 -> verhoog dosis elke 6w met 12,5-25µg totdat doel bereikt

[opm: doorsnee dosering volw is levothyroxine 100-125µg 1dd, maar sommige pt’en h meer nodig, tot wel 300µg]

=> pt > 60j of pt met cardiale co-m
* start levothyroxine 12,5-25µg (kies voor de lagere dosis bij hogere lft / ernstiger cardiale co-m / langere duur hypoT)
* verhoog dosis elke 2w met 12,5µg tot dagdosering van 50µg
* Co pt 6w na start beh op NE
* Co vervolgens elke 6w, met vooraf bepaling TSH en vrije T4 -> verhoog dosis elke 6w met 12,5µg totdat doel bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Schildklieraandoeningen

Bij stille of pijnloze lymfocytaire thyreoïditis is medicamenteuze beh niet geïndiceerd. De schildklierwaarden w elke 6w gecontroleerd tot deze weer nl zijn.
/
Bij een medicamenteuze oorzaak is beh alleen geïndiceerd als de oorspronkelijke medicatie niet kan w aangepast of als de schildklierwaarden niet terugkeren naar een nl niveau. De schildklierwaarden w elke 6w gecontroleerd.
/
Bij een andere iatrogene oorzaak is levenslange substitutietherapie nodig.
/
Bij thyreoïditis van Hashimoto is levenslange substitutietherapie nodig.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Schildklieraandoeningen

combinatiebehandeling van levothyroxine met liothyronine (T3) wordt niet aanbevolen bij beh hypoT

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Schildklieraandoeningen

hypoT: hoe vaak controle (pt en TSH en vrije T4) na bereiken doel?

A

in 1e jaar nadat pt klachtenvrij en TSH en vrij T4 nl: elke 3 maanden,

vervolgens jaarlijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Schildklieraandoeningen

wnr verwijzen bij hypoT?

A
  • centrale oorzaak
  • ernstige cardiale problemen, ih bijzonder hartfalen en angina pectoris (NYHA klasse III-IV)

opm: te behandelen in overleg met internist:
* verschijnselen ernstige langdurige onbehandelde hypoT
* moeilijk instelbare DM type 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Schildklieraandoeningen
beleid hyperT

A

Verwijs naar de internist-endocrinoloog (gezien lage incidentie hyperT in 1e lijn) of behandel zelf als HA

=> zie NHG (Combinatie of titratie; thyreostaticum, ….)
* Controleer een goed ingestelde patiënt gedurende het eerste jaar elke 3 maanden.
* Graves: rookstop (oftalmopathie)
* Graves of multinodulair struma: Thyreostaticum (bv thiamazol) of Radioactief jodium of Hemithyreoïdectomie (zie NHG: alle 3 beh gelijkwaardig bij Graves, voorkeur radioactief jodium bij multinodul struma, voor- en nadelen)
* (Multi)nodulair struma: levenslang beh
* Ziekte van Graves: Staak 1j na het bereiken van euthyreoïdie de medicatie (thyreostaticum en levothyroxine) in 1 keer. Co 6w daarna TSH en vrije T4.
* Stille of pijnloze lymfocytaire thyreoïditis en subacute thyreoïditis vormen geen indicatie voor medicamenteuze remming vd SK. Schrijf bij klachten zoals hartkloppingen een BB voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Schildklieraandoeningen

hyperT: wie verwijzen?

A
  • vermoeden thyreotoxische storm (met spoed!)
  • oftalmopathie
  • ziekte van Graves + palpabele nodus
  • kinderwens of zwangerschap
  • secundaire oorzaak schildklierfunctiestoornis
  • cardiale problemen, ih bijz: alle patiënten met HF, VKA en angina pectoris
  • toxisch adenoom of dominante nodus bij een multinodulair struma
  • wens voor beh met radioactief jodium of voor HK
  • gebruik amiodaron
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
**Schildklieraandoeningen** thyreostaticum bij vrouw in vruchtbare leeftijd: wat is belangrijk?
goede anticonceptie (vanwege verhoogd risico op aangeboren afwijkingen)
26
**Schildklieraandoeningen** Thyreostatica verhogen het risico op acute pancreatitis.
klopt
27
**Schildklieraandoeningen** In de eerste 3 maanden van een behandeling met thyreostatica ontstaat bij 0,2-0,5% van de patiënten agranulocytose (S/ koorts + keelpijn)
klopt
28
**Schildklieraandoeningen** De werking van cumarinederivaten neemt af bij het instellen op thyreostatica.
klopt
29
**Schildklieraandoeningen** Subklinische hypoT of hyperT: zie NHG voor meer info
ok => hypoT * Voer afwachtend beleid bij een TSH ≤ 6 mU/l. * Bij TSH ≥ 6 mU/l: opvolging tot TSH waarden stabiel na enkele jaren (evt proefbeh enkel indien pt dit wenst + voorwaarden voldaan) * Behandeling met levothyroxine wordt in het algemeen niet aanbevolen => hyperT * In het eerste jaar na ontdekking is het risico op hyperthyreoïdie licht verhoogd, maar meestal herstellen de serumwaarden voor TSH en vrije T4 zich spontaan * Controleer het TSH en de vrije T4 1 jaar lang elke 3 maanden, ongeacht de uitkomst van de diagnostiek * VKF -> verwijzing interne * geen VKF -> geen duidelijke relatie is tussen de bevindingen en eventuele klachten * geen beh aanbevolen, verwijzing interne bij overweging proefbeh
30
**Schildklieraandoeningen** Antistoffen gericht tegen thyreoperoxidase (TPO), een enzym dat betrokken is bij de productie van schildklierhormoon. Anti-TPO zijn vaak aantoonbaar bij thyreoïditis van Hashimoto (maar niet bewijzend voor de aandoening!), maar ook bij stille thyreoïditis en bij euthyreotische personen.
klopt
31
**Schildklieraandoeningen** TSH-receptorautoantistoffen hebben dezelfde werking als TSH en stimuleren de aanmaak van T4. TSH-R-antistoffen zijn bewijzend voor de ziekte van Graves.
klopt
32
**Schildklieraandoeningen** Bij hypothyreoïdie is er een ... behoefte aan levothyroxine gedurende de zwangerschap.
verhoogde
33
**Schildklieraandoeningen** Bij ... is er een verhoogd risico op zwangerschapscomplicaties.
hyperthyreoïdie
34
**Schildklieraandoeningen** Post-partumthyreoïditis: hypoT of hyperT?
kan zowel een hyper- als een hypothyreoïdie veroorzaken
35
**Schildklieraandoeningen** Post-partumthyreoïditis: beloop
geneest spontaan
36
**Schildklieraandoeningen** beleid hypothyreoïdie tijdens zws
**Bepaal TSH-R-antistoffen** bij aanvang vd zws * Afwezigheid: controleer TSH en vrije T4 elke 4w (streefwaarde TSH: 1 tot 2 mU/l) * Aanwezigheid: verwijzing endocrinoloog **Verhoog** direct de dosis levothyroxine met 25% bij aanvang zws, ook bij een verwijzing. * Verhoog levothyroxine verder op geleide vanTSH en vrije-T4-spiegel. **Verlaag** de dosis direct na bevalling naar de dosis van voor de zws * Co TSH en vrije T4 na 6w
37
**Schildklieraandoeningen** beleid hyperthyreoïdie tijdens zws
Bepaal bij euthyreote patiënten met de ziekte van Graves in VG: * TSH, vrije T4 en TSH-R-antistoffen. Verwijs naar de internist-endocrinoloog bij: * hyperthyreoïdie * of bij aanwezigheid TSH-R-antistoffen.
38
**Schildklieraandoeningen** Post-partumthyreoïditis beleid
Bij symptomen die wijzen op hypo- of hyperthyreoïdie: bepaal TSH -> indien afwijkend ook vrije T4 * Bij hyperthyreoïdie: bepaal TSH-R-antistoffen om de ziekte van Graves uit te sluiten. => Overweeg symptoom behandeling bij hinderlijke klachten (met metoprolol). => Co TSH en vrije T4 elke 6w totdat deze 2x achtereen nl zijn. * Indien > 6m afwijkend TSH: overweeg andere diagnose.
39
**Schildklieraandoeningen** aanvullend onderzoek en beleid bij palpabele afwijking vd SK
**Echografie** vd SK geïndiceerd bij: * twijfel of de afwijking in de SK gelokaliseerd is * twijfel over aard vd SK-zwelling bij palpatie * multinodulair struma ongeacht de schildklierfunctie, tenzij bij palpatie een evidente dominante nodus gevonden w (geen punctie onder echo in 1e lijn) **verwijzing** nr internist (voor aanvullende diagnostiek) bij * solitaire nodus * multinodulair struma met dominante noduli (> 1cm) **behandeling** bij klachten bij * diffuus struma * multinodulair struma zonder dominante nodus
40
**Schildklieraandoeningen** De diagnostiek bij een vergrote schildklier is gericht op het aantonen dan wel uitsluiten van een nodus in een schildklierzwelling. => Bij een nodus is de kans op een maligniteit vergroot, ≤ 5% van alle noduli in de huisartsenpraktijk betreft een maligniteit
klopt * opm: Het risico op een maligniteit bij een palpabele solitaire nodus is even groot als bij een palpabele dominante nodus.
41
**Diabetes mellitus type 2** wnr bloedglucosebepaling doen?
Bij **klachten** als... * dorst, polyurie, vermagering, pruritus vulvae op oudere leeftijd, recidiverende urineweg-infecties en balanitis, mononeuropathie, neurogene pijnen en sensibiliteitsstoornissen. Na **zwangerschapsdiabetes** * eerste 5j: jaarlijks * daarna: om de 3j Screenend (om de 3j): => bij spreekuurbezoekers **> 35j** van **Hindoestaanse afkomst** => bij spreekuurbezoekers **> 45j** én: * **BMI ≥ 27** * **DM type 2** bij ouders, broers of zussen * **hypertensie** (SBD > 140mmHg of beh voor HT) * **dyslipidemie** (HDL-cholesterol ≤ 0,90 mmol/L, triglyceriden > 2,8 mmol/L * (verhoogd risico op) **hart- en vaatziekten** * **Turkse, Marokkaanse of Surinaamse** afkomst
42
**Diabetes mellitus type 2** Stel diagnose DM type 2 bij:
**2 nuchtere** plasmaglucosewaarden ≥ 7,0 mmol/L (126mg/dl) op 2 vss dagen **1** afwijkende plasmaglucosewaarde + in **klachten** passend bij hyperglykemie * nuchtere plasmaglucosewaarde ≥ 7,0 mmol/L (126mg/dl) * of willekeurige plasmaglucosewaarde ≥ 11,1 mmol/L (200mg/dl)
43
**Diabetes mellitus type 2** Overweeg vooral bij mensen met een BMI < 27 andere typen diabetes, zoals
* maturity-onset diabetes of the young (MODY) * latent autoimmune diabetes in adults (LADA).
44
**Diabetes mellitus type 2** wat bepalen bij labo ikv risico-inventarisatie?
HbA1c, lipidenspectrum, creatinine (eGFR), ACR of de albumineconc in 1e ochtendurine => aanvullend onderz bij chron nierschade (> 3m verminderde nierf° of verhoogde albuminurie en/of spec sedimentsafwijkingen): zie NHG richtlijn
45
**Diabetes mellitus type 2** binnen welke termijn funduscontrole na diagnose DM2?
binnen 3m na diagnose
46
**Diabetes mellitus type 2** Niet-medicamenteuze adviezen
* niet roken, * voldoende lichaamsbeweging, * afvallen bij BMI > 25, gezonde voeding (diëtist)
47
**Diabetes mellitus type 2** wnr starten met medicamenteuze behandeling?
Start met bloedglucoseverlagende medicatie indien het *niet* lukt om met niet-medicamenteuze behandeling een HbA1c van ≤ 53 mmol/mol (≤ 7%) te bereiken
48
**Diabetes mellitus type 2** medicament beh: onderscheid maken tss welke pt'en?
Pt *met* zeer hoog risico * die niet kwetsbaar z * met een levensverwachting > 5j * en eGFR > 10 Pt *zonder* zeer hoog risico opm: BEHANDELING VOLGENS NHG PER GROEP, MAAR MEDICAMENTEUZE BEH UIT LESSEN HA GNK GELEERD, ZIE TERUGBETALINGSCRITERIA BE
49
**Diabetes mellitus type 2** zeerhoogrisico pt'en
Patiënten met ... => **eerder doorgemaakte HVZ** * ACS * angina pectoris * coronaire revascularisatie * TIA of CVA * symptomatische aorta-iliofemorale atherosclerose * AO-aneurysma * claudicatio intermittens of perifere revascularisatie * Bij beeldvorming aangetoonde atherosclerotische stenose of ischemie => **chronische nierschade met matig tot sterk verhoogd CV risico** * eGFR ≥ 60 met ACR > 30 * eGFR 45-59 met ACR > 3 * eGFR 10-44 => **hartfalen** * HFrEF met LVEF < 40%
50
**Diabetes mellitus type 2** beh DM2 (les HA gnk)
Basis: dieet, lichaamsbeweging en educatie Stap 1: **Metformine** => vit B12 monitoring (want afname absorptie bij langd gebr) => cave lactaatacidose (zz, ernstig) => CI: eGFR < 30 (NHG zegt < 10), leverinsuff, alchoholisme, dehydratatie, ... (+ interacties/ GC, ACEi, diuretica, NSAIDs, ...) => traag opstarten tot max verdragen dosis (vnl ih begin GI NE) * 500mg 1dd ged 1w -> 500mg 2dd ged 1w -> 500mg 3dd tot na 3m nieuwe HbA1c waarde w geprikt Stap 2: **meestal eerste keuze GLP1-RA of SGLT2i** (of combi bij onvold effect MAAR ikv DM nog niet samen terugbetaald in BE (°)) => *VG HVZ*: * **GLP1** => SGLT2i => stap 3 (geen DPP4) * (°) GLP1 (indien BMI > 30 en HbA1c > 7,5%) => TZD/SU/insuline => *CKD/HF*: * **SGLT2i** => GLP1 => stap 3 (geen DDP4, GEEN TZD bij HF) * (°) SGLT2i (indien eGFR ≥ 60 en HbA1c 7-9%) => SU/(TZD)/Insuline => zo *suikerwaarden* doen dalen = prioritair (geen ASCVD, CKD, HF): * 4 eerste keuzes: **DPP4-Aa; GLP1-A; SGLT2-Aa; TZD** * daarna onderling combineren (= stap 3) * SU en insuline = na de rest * (°) vb. DPP4i (indien HbA1c tss 7-9%) => SGLT2i => TZD /SU/insuline * (°) vb. TZD => ... * DUS 1 van die 4 -> zo onvold dan kies je 1 vd overige 3 (NIET: DDP4i & GLP1; ikv terugbet GEEN DPP4i bovenop SGLT2i; rekening houden met terugbet) -> zo onvold evt ander middel uit deze toevoegen -> zo onvold dan SU of basaal insuline => *gewicht* doen dalen = prioritair * 1e keuze: **GLP1 > SGLT2i** * opm: GLP1: liraglutide = dagelijks, semaglutide en dulaglutide = wekelijks => *kost* = probleem * 1e keuze: **SU** of **TZD** * bij onvold effect onderling combineren => op veel mensen staan nog op SU (cfr vroegere richtlijnen): mogelijke schema's * SU => GLP-1 => insuline (BMI > 30) * SU => SGLT2i => insuline * SU => DPP4i => (SGLT2i =>) insuline Stap 3: evt toevoegen van **DPP4i, TZD, SU** (DDP4i + GLP1-RA: niet zinvol) (DPP4i mag niet bovenop SGLT2i, omgekeerd wel) Stap 4: **basale insuline** Stap 5: **prandiale insuline**
51
**Diabetes mellitus type 2** targets (les HA gnk)
HbA1c: 7% of zo laag mogelijk als veilig is (6,5 of lager bij jongere mensen) Lipiden: LDL < 100mg/dl of < 70mg/dl (50 mg/dl) bij risicofactoren => statine: iedereen in secundaire preventie of > 40 jaar +1 additionele RF * NHG: volgens CVRM Bloeddruk: < 140/80mmHg of < 120/75mmHg bij proteinurie * NHG: volgens CVRM * NHG: DM2 met micro- of macroalbuminurie -> geeft ACE-i Aspirine inname bij sec preventie Gewicht 5-10% dalen indien overgewicht of obesitas Rookstop, gezonde voeding, lichaamsbeging
52
**Diabetes mellitus type 2** symptomen lactaatacidose (les HA gnk)
acidotische dyspneu, buikpijn, spierkrampen, asthenie en hypothermie, gevolgd door coma => bij verdenking lactaatacidose: stop metformine + ZH
53
**Diabetes mellitus type 2** (les HA gnk) * GLP-1 agonisten enkel terugbetaald indien BMI > 30 en HbA1c > 7,5% * GLP-1 agonisten en SGLT-2 /DPP-4 antagonisten niet samen terugbetaald * SGLT-2 antagonist mag bovenop DPP-4 antagonist, maar niet omgekeerd * SGLT2-antagonist niet terugbetaald indien eGFR < 60 ml/min * TZD niet veel gebruikt (Herwaarderen?, cave (niet gekend) hartfalen) * SGLT-2 antagonisten / GLP-1 agonisten mogen samen met basaal insuline toegediend worden * Basale insulines in B en niet meer in Bf
klopt * zie website ondpanon.riziv.fgov.be => wijzigingen treden vaak op
54
**Diabetes mellitus type 2** metformine dosis
start met 1dd 500-850mg * max. 3dd 1000 mg
55
**Diabetes mellitus type 2** Streefwaarden bloedglucose
* nuchter: 4,5 tot 8 mmol/L (~ 81 tot 144 mg/dl) * 2 uur postprandiaal: < 9 mmol/L (~ 162 mg/dl) Bij kwetsbare ouderen en mensen met een korte levensverwachting (arbitrair: < 5 jaar) zijn glucosewaarden van 6-15 mmol/l (108-270 mg/dl) acceptabel. // opm: Nuchtere glucosewaarden ku w gebruikt om de dosering vd voorgeschreven medicatie aan te passen.
56
**Diabetes mellitus type 2** Streefwaarden HbA1c
* **< 70j**: ≤ 53 mmol/mol (7%) * **> 70j + in stap 1 van medic beh**: ≤ 53 mmol/mol (7%) // * **> 70j + vanaf stap 2 van medic beh + ziekteduur < 10j**: 54-58 mmol/mol (7,1 - 7,5 %) * **> 70j + vanaf stap 2 van medic be h + ziekteduur ≥ 10 jaar**: 54-64 mmol/mol (7,1 - 8 %) Bij kwetsbare ouderen en mensen met een korte levensverwachting (arbitrair: < 5 jaar): HbA1c-waarden tot 53-69 mmol/mol (7 - 8,5 %) acceptabel. // opm: Bepaal ahv HbA1c of een nieuwe stap in het stappenplan is geïndiceerd.
57
**Diabetes mellitus type 2** Medicam beh: * Verhoog de dosering elke 2-4 weken aan de hand van de nuchtere glucosewaarden. Ga naar de volgende stap als dosisverhoging niet meer mogelijk is (door bijwerkingen of bereiken van maximale dagdosis). * Bij bijwerkingen van of contra-indicaties (zie NHG tabel) voor een middel uit het stappenplan: zet de andere middelen uit het stappenplan in. * Overweeg dosisverlaging of stoppen van bloedglucoseverlagende middelen bij verandering in de situatie, bijvoorbeeld bij toenemende kwetsbaarheid of gering geschatte resterende levensverwachting.
klopt
58
**Diabetes mellitus type 2** Eenmaal daags insuline toevoegen aan orale bloedglucoseverlagende middelen: hoe?
**Start met 10E (middel)langwerkende insuline (bij voorkeur NPH-insuline) tss het avondeten en voor het slapengaan.** * NHG: Bepaal dagelijks de nuchtere glucose + pas de dosering elke 2-3d aan tot streefwaarde is bereikt: 4,5 tot 8 mmol/L (81 tot 144 mg/dl) * lessen HA gnk: start met 0,1 UI per kg (10 UI) ‘s avonds voor slapengaan. Verdere optitreren en aanpassing van doses vraagt bijkomende vorming. + zorgtraject aanvragen
59
**Diabetes mellitus type 2** Tweemaal daags mixinsuline
Neem 80% vd totale dagdosis insuline van het eenmaal daagse regime => en verdeel deze hoeveelheid: * 2/3 vh aantal E voor het ontbijt * 1/3 vh aantal E voor het avondeten Pas de dosering aan tot de streefwaarde is bereikt: nuchtere bloedglucose 4,5 tot 8 mmol/L (81 tot 144 mg/dl) en post-prandiale glucose < 10 mmol/L. (180 mg/dl)
60
**Diabetes mellitus type 2** Basaal bolusregime
Van eenmaal daags insuline naar basaal bolus: * start met 4 E snelwerkend insulineanaloog bij de maaltijd + verhoog zo nodig stapsgewijs met 2 E. * Continueer de (middel)langwerkende insuline in ongewijzigde dosering. Van tweemaal daags naar basaal bolus: => neem 80% vd totale dagdosis insuline + verdeel deze hoeveelheid in 4 delen: * 3x 20% snelwerkende insuline voor de hoofdmaaltijden * en 40% (middel)langwerkende insuline voor de nacht Pas de dosering aan tot de streefwaarde is bereikt: nuchtere bloedglucose 4,5 tot 8 mmol/L en postprandiale glucose < 10 mmol/L.
61
**Diabetes mellitus type 2** controles?
driemaandelijks * welbevinden, hypo- of hyperglykemieën, problemen met voedings- en bewegingsadvies, medicatie. * lichaamsgewicht en BD; voetonderzoek bij hoog risico op ulcus * **nuchtere glucose** bepalen * bij pt met > 1 dd insuline: bepaal voorafgaand aan de controle de 4-puntsglucosedagcurve + elke 3 tot 6m het HbA1c. * Bij patiënten die zowel een goed(e) of acceptabel(e) nuchtere bloedglucosewaarde/HbA1c, lipidenspectrum als bloeddruk hebben, volstaat in principe een zesmaandelijkse controle. Jaarlijkse controle * welbevinden, visusprobl, angina pectoris/claudicatio intermittens/HF, sensibiliteitsverlies, pijn of tintelingen in benen, tekenen autonome neuropathie (maagontledigingsprobl of diarree) * seksuele probl (erectieprobl, libidoverlies, verminderde lubricatie) -> soms behandelingsmogelijkh (bv weglaten BB, ACEi, simvastatine) * depressie nagaan, cognitieve probl die invloed ku hebben op medicatiegebruik? * lichaamsgewicht en BD, conditie van voeten, (bij insulinegebruikers) de spuitplaatsen * hierbij uitvoeriger laboratoriumonderzoek: **nuchtere glucose, HbA1c, serumcreatinine, eGFR, serumkalium** * bij alle pt'en ook jaarlijks de **ACR of de albumineconcentratie in de urine** bepalen opm: De diabeteszorg wordt steeds meer geïndividualiseerd wat betreft de te behalen streefwaarden en controlefrequenties.
61
**Diabetes mellitus type 2** beleid bij koorts, braken of diarree
extra vochtinname (bouillon) tijdelijke aanpassing vd bloed-glucoseverlagende medicatie.
61
**Diabetes mellitus type 2** beleid bij dreigende dehydratie
staak metformine, maar staak insuline nooit. Staak diuretica bij chronische nierschade.
61
**Diabetes mellitus type 2** wnr verwijzen?
* ernstige hyperglykemie (sufheid of coma, snelle en/of diepe ademhaling, dehydratie of braken): naar een internist * onvoldoende herstel uit hypoglykemisch coma: naar een internist * macroalbuminurie, bij eGFR < 45 ml/min/1,73 m2 bij patiënten < 65 jaar of bij eGFR < 30 ml/min/1,73 m2 bij patiënten > 65 jaar: naar een nefroloog * afwijkingen oogfundus: naar een oogarts * (vermoeden van) een mononeuropathie (van met name de hersenzenuwen): naar een neuroloog * diabetisch ulcus, plantair of diep gelegen, of bij tekenen van perifeer vaatlijden of infectie of ischemie naar een voetenteam met spoed; bij overige ulcera die niet binnen 2 weken genezen: naar een voetenteam zonder spoed * zwangerschap(swens): naar een internist * klachten van gebit of mond: naar een tandarts en/of mondhygiënist * onvoldoende glykemische regulatie ondanks optimale titratie intensieve insulinebehandeling: naar een internist
61
**Diabetes mellitus type 2** Doel van de behandeling is het voorkomen en behandelen van klachten en complicaties, zoals (toename van) hart- en vaatziekten, chronische nierschade, retino- en neuropathie.
klopt
61
**Obesitas** normaal gewicht: BMI?
18,5 - 24,9
61
**Obesitas** overgewicht: BMI?
25 - 29,9
61
**Obesitas** obesitas: BMI?
30 - 39,9
62
**Obesitas** morbide obesitas: BMI?
≥ 40
62
**Obesitas** BMI bij kinderen: classificatie?
Classificatie van BMI bij kinderen: gebruik de BMI-calculator. opm: Bepaal bij kinderen de mate van obesitas (graad 1, 2, of 3, zie tabel 2 tekst standaard).
62
**Obesitas** Advies / niet-medicamenteuze behandeling
* gezonde voeding * min 1u/d matig intensief bewegen * evt (cognitieve) gedragstherapie en/of opvoedondersteuning => duur: * 1 jaar begeleiding gewichtsvermindering (realistisch gewichtsverlies: 5 tot 10%) * 1 jaar begeleiding gewichtsbehoud * daarna minder intensief opm: Een normaal gewicht als einddoel is bij de meeste volwassenen niet haalbaar, maar een gewichtsvermindering van 5 tot 10% geeft al een aanzienlijke gezondheidswinst.
63
**Obesitas** hoe vaak controle binnen beleid?
eerste 2 jaar: driemaandelijks * behandelplan, motivatie, doel * gewicht + buikomvang, bij kinderen ook lengte en 1x/jaar glucose. Daarna: halfjaarlijkse * Bij diabetes en/of (verhoogd risico) HVZ: controle in de consulten voor deze aandoeningen
63
**Obesitas** wnr volwassenen verwijzen?
* vermoeden onderliggende oorzaak waarnaar specialistisch onderzoek nodig is * vermoeden slaapapneusyndroom * voor bariatrische chirurgie -> nr ZH met ruime ervaring
64
**Obesitas** wnr kinderen verwijzen?
* als praktijkrandvoorwaarden niet aanwezig z * graad 3 obesitas * graad 1 of 2 obesitas met verhoogde glucosewaarde (≥ 5,6 mmol/l) * symptomen slaapapneusyndroom; * acanthosis nigricans; * vermoeden van zeldzame onderliggende aandoening * indien na beh het gewichtsverlies na 6m voor uitgegroeide kinderen < 10% en voor niet-uitgegroeide kinderen < 5% is * (seksueel) misbruik en/of affectieve verwaarlozing.
65
**Obesitas** Obese kinderen hebben een aanzienlijk risico op psychische en lichamelijke ziekte en worden vaak obese volwassenen. Volwassenen met obesitas hebben een verminderde levensverwachting en een verhoogd risico op ziekte.
klopt