Argumentatieve en opiniërende teksten Flashcards

(37 cards)

1
Q

Objectief

A

Zakelijk, neutraal, zonder eigen mening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Subjectief

A

Persoonlijk gekleurd, met eigen mening of standpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tekstsoort

A

Categorie waartoe een tekst behoort op basis van doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tekstdoel

A

Wat de auteur met de tekst wil bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Teksttype

A

Concreet voorbeeld van een tekstsoort (bv. krantenartikel, recensie, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Persuasief

A

Overtuigend, met doel de lezer te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Opiniërend

A

Mening gevend, overtuigend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

v

A

Voorschrijvend (bv. instructies geven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Narratief

A

Vertellend of verhalend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lead

A

Inleidende samenvatting van een artikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Broodtekst

A

Hoofdtekst van een artikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Streamer

A

Groot weergegeven citaat of zin in een artikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inzettekst

A

Extra informatie in een kadertje in een artikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Credits

A

Vermelding van de maker van een illustratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Column

A

Korte tekst met persoonlijke mening over een actueel onderwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Opiniestuk

A

Tekst waarin iemand zijn mening geeft over een maatschappelijk onderwerp

17
Q

Recensie

A

Kritische bespreking van een cultureel product

18
Q

Infographic

A

Informatieve illustratie met grafieken en tekst

19
Q

Chronologie

20
Q

Tegenstelling

A

Contrast of verschil

21
Q

Voorwaarde

A

Situatie waarin iets alleen geldt als aan een voorwaarde voldaan is

22
Q

Oorzaak-gevolg

A

Verband tussen een oorzaak en een resultaat

23
Q

CRAAP-test

A

Test om betrouwbaarheid van informatie te beoordelen

24
Q

Weerleggen

A

Aantonen dat iets niet klopt

25
Argumenteren
Redenen geven om een mening te ondersteunen
26
Poneren
Stellen, naar voren brengen
27
Flagrante
Overduidelijke, in het oog springende
28
Statement
Uitspraak of bewering
29
The place to be
Populaire of belangrijke plek
30
Peanuts
Iets onbelangrijks
31
Point taken
Ik begrijp je punt
32
In de kiem smoren
Iets meteen de kop indrukken, vroegtijdig stoppen
33
Vingerwijzing
Beschuldiging of aanwijzing
34
Erezaak maken van iets
Iets heel belangrijk vinden en er veel waarde aan hechten
35
Klif / kluif
Moeilijke of uitdagende taak
36
Digitale attitude
Houding of gedrag op digitale platformen
37
Moderators
Personen die online discussies begeleiden of beheren