Argumenteren/debatteren Flashcards
(54 cards)
Argument
Reden of bewijs ter ondersteuning van een standpunt
Standpunt
Mening of visie over een bepaald onderwerp
Tegenargument
Reden die ingaat tegen een eerder genoemd argument
Drogreden
Foutief of misleidend argument
Deugdelijk argument
Een goed onderbouwd en correct argument
Overtuigen
Iemand proberen iets te laten geloven of doen
Feit
Een controleerbaar gegeven dat objectief waar is
Mening
Persoonlijke opvatting of oordeel
Debat
Discussie tussen voor- en tegenstanders over een stelling
Stelling
Een bewering die ter discussie wordt gesteld
Moderator
Persoon die een debat of gesprek in goede banen leidt
Autoriteit (in argumentatie)
Iemand die deskundig is in een bepaald domein
Statistieken
Cijfers die informatie geven over bepaalde verschijnselen
Oorzaak-gevolgargument
Redenering waarbij iets als oorzaak of gevolg wordt gepresenteerd
Vergelijkingsargument
Argument op basis van een gelijkaardige situatie
Overgeneralisatie
Veralgemening op basis van te weinig gegevens
Cirkelredenering
Een argument dat het standpunt herhaalt als bewijs
Valse autoriteit
Iemand als expert gebruiken die dat eigenlijk niet is
Suggestieve vraag
Een vraag die al een bepaald antwoord insinueert
Mentale stoornis
Psychische aandoening zoals angst of depressie
Onbehagen
Een vaag gevoel van ongemak of ontevredenheid
Technologisering
Toenemend gebruik van technologie in de samenleving
Digitalisering
Overgang van analoog naar digitaal werken/leefomgeving
Globalisering
Wereldwijde verwevenheid van economie, cultuur en politiek