Een bron samenvatten Flashcards

(33 cards)

1
Q

Bruikbaarheid

A

In hoeverre iets nuttig is voor een bepaald doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betrouwbaarheid

A

In hoeverre je iets of iemand kunt vertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doel bepalen

A

Vaststellen waarom je informatie nodig hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Topische vragen

A

Vragen zoals wie, wat, waar, waarom, wanneer, hoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Objectief

A

Zonder eigen mening of gevoel, alleen op feiten gebaseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Subjectief

A

Vanuit een eigen mening of gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Actueel

A

Recent, van deze tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verouderd / achterhaald

A

Niet meer van deze tijd, niet meer juist of relevant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zender

A

Persoon of organisatie die informatie geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Citaat

A

Letterlijke weergave van iemands woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bronvermelding

A

Informatie over waar je een tekst of idee vandaan hebt gehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

APA-methode

A

Standaardmethode om bronnen correct te vermelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bibliografie

A

Lijst met alle geraadpleegde bronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Automatische tekstanalyse

A

Analyse van tekst met software, meestal om moeilijkheidsgraad te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Expertanalyse

A

Onderzoek door deskundigen op een bepaald gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lezersonderzoek

A

Onderzoek waarin lezers feedback geven op teksten

17
Q

Direct Duidelijk-checklist

A

Direct Duidelijk-checklist

18
Q

Niveau 1-4 (leesniveau)

A

Schaal voor moeilijkheidsgraad van een tekst

19
Q

Schuldhulpverlening

A

Begeleiding voor mensen met financiële problemen

20
Q

Herschrijven

A

Een tekst herschrijven om die duidelijker of eenvoudiger te maken

21
Q

Homofonen

A

Woorden die hetzelfde klinken maar iets anders betekenen (bv. “rij” en “rei”)

22
Q

IMS-structuur

A

Inleiding, Midden, Slot – opbouw van een tekst

23
Q

Signaalwoorden

A

Woorden die verbanden aangeven in een tekst

24
Q

Verwijswoorden

A

Woorden die terugverwijzen naar iets eerder in de tekst

25
Evaluatiematrix
Schema om de kwaliteit van werk te beoordelen
26
Objectieve samenvatting
Een samenvatting zonder persoonlijke mening
27
Kernzin
De belangrijkste zin van een alinea
28
Alinea
Een stukje tekst met één afgerond onderwerp
29
Relevante informatie
Informatie die belangrijk is voor het onderwerp
30
Irrelevante informatie
Informatie die niet belangrijk of nuttig is voor het onderwerp
31
Schrijfplan
Vooraf gemaakte opbouw voor je tekst
32
Verkorte versie
Een korte vorm van een langere tekst, met de hoofdzaken
33
Spellingfouten / taalfouten
Fouten in de schrijfwijze of zinsbouw