Ch 12 (old book) Flashcards
(44 cards)
1
Q
het station
A
train station
2
Q
Bent u hier bekend?
A
Do you know your way around here?
3
Q
bekend
A
known
4
Q
de voorbijganger
A
passer-by
5
Q
de buschauffeur
A
bus driver
6
Q
de bus
A
bus
7
Q
de chauffer
A
driver
8
Q
lopen
A
walk
9
Q
te
A
too
10
Q
zeker
A
certainly
11
Q
vanaf
A
from
12
Q
de tram
A
tram
13
Q
de lijn
A
the line (number)
14
Q
hebt geluk (geluk hebben)
A
are lucky
15
Q
komt aan (aankomen)
A
is arriving
16
Q
net
A
just
17
Q
instappen
A
get in
18
Q
het stuk
A
short distance
19
Q
de ingang
A
entrance
20
Q
over… steken (oversteken)
A
cross
21
Q
de balie
A
information desk
22
Q
de hal
A
hall
23
Q
de portier
A
porter
24
Q
boven
A
upstairs
25
ga op (opgaan)
go up
26
de trap
stairs
27
rechtdoor
straight ahead
28
tot
as far as
29
herkent (herkennen)
recognize
30
linksaf
to the left
31
het eind
end
32
rechts
on the right
33
neemt mee (meenemen)
take
34
de plattegrond
map
35
toiletten (het toilet)
toilets
36
beneden
downstairs
37
de hoek
corner
38
ga... om (omgaan)
turn
39
ga... af (afgaan)
go down
40
uitlopen
walk down
41
vanzelf
as a matter of course
42
bordjes (het bordje)
signs
43
volgen
follow
44
makkelijker
easier
