Ch 17 (new book) Flashcards
vocab (61 cards)
1
Q
het studentenhuis
A
student house
2
Q
de filosofie
A
philosophy
3
Q
de informatie technologie
A
information technology
4
Q
de technologie
A
technology
5
Q
de wekker
A
alarm clock
6
Q
de schat
A
darling
7
Q
heerlijk
A
wonderful
8
Q
dromen/ gedroomd
A
dream/ dreamt
9
Q
tropisch
A
tropical
10
Q
het eiland
A
island
11
Q
de vogel/ vogels
A
bird/ birds
12
Q
helemaal
A
at all (certainly)
13
Q
wakker
A
awake
14
Q
ben uitgerust
A
feel well-rested
15
Q
uitgerust zijn
A
feel well-rested
16
Q
sta op
A
get up
17
Q
opstaan
A
to get up
18
Q
douchen
A
shower
19
Q
lekker
A
delicious
20
Q
het ontbijt
A
breakfast
21
Q
tijdens
A
during
22
Q
gewoon
A
usual, regular, ordinary
23
Q
het programma
A
program
24
Q
het college
A
lecture/class
25
de bibliotheek
library
26
het tentamen
examination
27
de filosofie geschiedenis
history of philosophy
28
geschiedenis
history
29
de bank
bank
30
de hypotheek
mortgage
31
het avondeten
dinner, evening meal
32
pasta
pasta
33
de gehaktballetjes
meatballs
34
de tomatensaus
tomato sauce
35
de saus
sauce
36
wassen
wash
37
de storing
fault
38
het systeem
system
39
ben kwijt
lost
40
kwijt zijn
lost
41
het gegeven
data
42
vreemd
strange
43
koken/ gekookt
cook/ cooked
44
pittig
spicy
45
ontzettend
really, very
46
de zaal
room, hall
47
lunchen/ geluncht
to lunch/ had lunch
48
komt terug
coming back
49
terugkomen
coming back
50
mooi
great
51
lusten/ lust
like, enjoy, fancy
52
de thee
tea
53
rustig
quiet
54
behalve
besides
55
vast
fixed, immovable (regular)
56
het publiek
audience
57
niemand
nobody
58
het deel
part, episode
59
de serie
series
60
uitnodigen/ uitgenodigd
invite/ invited
61
de lieverd
sweetheart
