College 10: Schizofrenie Flashcards

1
Q

Positieve symptomen definitie

A

Toename van functies of gedachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Negatieve symptomen

A

Afname van functies of gedachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voorbeelden positieve symptomen

A

Hallucinaties (vooral auditief) en wanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voorbeelden negatieve symptomen

A

4 A’s van Bleuler

  • Ambivalentie: geen keuzes kunnen maken, verminderd doelgericht handelen
  • Affect: apathie, verminderde expressie gevoelens
  • Autisme: verminderde deelname sociale interacties
  • Associatiezwakte: niet goed logische verbanden kunnen leggen, waardoor gedachtengang incoherent wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Associatiezwakte valt ook onder

A

Desorganisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DSM IV criteria

A
\+ 4 symptomen, > 6 maanden: 
- Wanen
- Hallucinaties
- Onsamenhangende spraak
- Ernstig chaotisch of catatoon gedrag
- Negatieve symptomen
Daarnaast moet er achteruitgang zijn van SOCIAAL functioneren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cognitieve symptomen bij schizofrenie

A

Zeer frequent: bij 70-80%!! Men denkt vaak dat dit komt door de antipsychotica, maar dit is een misvatting: cognitieve problemen ook heel veel bij mensen die geen antipsychotica gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer komt schizofrenie naar voren

A

Bij mannen tussen 18-25, bij vrouwen 3-4 jaar later

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Incidentie

A

15:100.000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mannen vs vrouwen

A

Mannen meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontstaat door

A

Gen x omgeving interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vroege omgevingsfactoren

A

Leeftijd vader, geboorteseizoen, zwangerschaps/geboortecomplicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Late omgevingsfactoren

A

Opgroeien in een stad, gebruik van cannabis, migratie, blootstelling aan trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Structurele neuropathologie

A

Kleiner volume grijze stof, afwezigheid van normale asymmetrie van hersenhelften, veranderingen in witte stof banen, verwijding ventrikels, afname volume hippocampus.
> Moeilijk om in te schatten of antipsychotica hier invloed op hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Functionele neuropathologie

A

Afwijking van veranderingen in dorsolaterale PFC tijdens EF taken, ook afwijkingen in hippocampus (geen toename) en amygdala (hoger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Medicatie eerste generatie

A

Dopamine antagonisten

17
Q

Medicatie tweede generatie

A

Atypische antipsychotica, werken voor positieve symptomen, werken in op serotonine en glutamaat receptoren (minder op DA). Minder bijwerkingen dan dopamine antagonisten

18
Q

Medicatie derde generatie

A

Partiële dopamine antagonisten.

19
Q

Welke cognitieve functies zijn het meeste beperkt

A

EF en geheugen. Vaak ook sprake van achteruitgang door de tijd heen.

20
Q

Welke factoren zijn geassocieerd met positieve symptomen

A

ToM, metacognitieve processen, jumping to conclusions

21
Q

Belangrijkste determinant voor dagelijks functioneren

A

Cognitieve functiestoornissen zijn sterke voorspellers van functioneren in het dagelijks leven, maar sociale cognitie is een betere voorspeller dan andere cognitieve maten

22
Q

Rate limiting factors

A

Cognitieve functiestoornissen beperken de mogelijkheden van een individu om vaardig te zijn in het dagelijks leven