College 6: Traumatic Brain Injury Flashcards

1
Q

TBI wordt onderschat omdat

A

TBI vaak niet gerapporteerd wordt, mensen gaan vaak niet naar de dokter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee verschillende typen TBI

A
  • Closed head injury (CHI)

- Open/Penetrating Head Injury (PHI)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Primary injury kan twee vormen aannemen

A
  • Gelokaliseerde schade: coup (plek waar de hersenen de schedel voor het eerst raken) en countrecoup (tegenovergestelde plek van coup, hersenen bouncen terug - vaak aan de achterkant)
  • Diffuse schade (waarschijnlijker!): door bloeduitstortingen, zwellingen, DAI (diffuse axonal injury). Moeilijker te lokaliseren met MRI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Secundary injury komt door

A
  • Hypoxia/ischemie
  • Verhoging van druk in de hersenen
  • Coagulopathie: bloedklontering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Na TBI … kans op nog een keer TBI

A

Meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lokale schade bij jonge mensen

A

Meer kans op compensatie van de andere kant van de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beloop

A

Moeilijk in te schatten, ligt aan veel factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

TBI komt meer voor bij

A

Mannen, meeste tussen de 20-30 jaar (motorvoertuig ongelukken, sport, geweld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Risicofactoren

A
  • Lage SES
  • Werkeloos
  • Lage opleiding
  • Eerdere TBI
  • Leerstoornis
  • Impulsief/risicovol gedrag
  • Alcohol/drugs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oorzaken TBI

A

Motor voertuig ongelukken, vrijetijdsbesteding, geweld, vallen, fietsen, motorvoertuig geweld, shaken infant syndroom (schade witte stof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verschillende classificatieschalen

A
  • Glasgow Coma Scale (GCS)
  • Post Traumatic Amnesia (PTA)
  • Loss of Consiousness (LOC)
  • Brainstem potentials (reactie meten bij auditieve stimulus)
  • Median serum S100B protein (komt vrij bij beschadiging van neuronen, ook te gebruiken bij het bijhouden van het beloop)
  • Nagaan van visuele defecten
  • Primaire vs secundaire schade
  • Focale vs diffuse schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nadelen GCS

A
  1. Grootste nadeel is dat het niet de tijd sinds het ongeluk meeneemt.
  2. Geen differentiaal diagnose: alcohol
  3. Geen uitspraak over waar de schade in de hersenen zit
  4. Wordt niet meegenomen hoeveel arousal iemand heeft (?)
  5. Op de schaal zelf staan vooral motorische functies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom alcohol belangrijk om wel mee te nemen

A
  1. Hoe meer toxische stof in het bloed, hoe meer schade

2. Onder invloed van alcohol/drugs heb je ook een verminderd bewustzijn, dat hoeft niet van de hersenschade te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nadelen PTA

A

PTA is lastig te bepalen door islands of memories: losse perioden van herinneringen, er zit PTA tussen de herinneringen, daarom is het moeilijker vast te stellen hoe lang de PTA nou in werkelijkheid is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Flexor posturing/mummy baby

A

Handen in vuisten en armen gevouwen op de borst, benen naar binnen gedraaid.
Bij: schade aan de cerebrale hemisferen, internal capsule en thalamus (indicatie voor hersenschade)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Extensor posturing

A

Armen naar buiten gedraaid, hoofd naar achteren en tenen naar beneden gekromd. Stijve houding, kan aan één kant zijn of beide zijden.
Indicatie voor schade aan de hersenstam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Definitie PTA

A

Staat van verwardheid direct na TBI, kan zowel anterograde amnesie zijn (na het ongeluk) of retrograde amnesie (voor het ongeluk) zijn, of beide! Het is vaak lastig om te bepalen wanneer de PTA is opgelost.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Classificatie PTA

A
  1. Very mild: minder dan 5 minuten
  2. Mild: 5-60 minuten
  3. Moderate: 1-24 uur
  4. Severe: 1-7 dagen
  5. Very severe: 1-4 weken
  6. Extremely severe: meer dan 4 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Classificatie GCS

A
  1. Mild: 13-15
  2. Moderate: 9-12
  3. Severe: 3-8
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Classificatie LOC

A
  1. Mild: 0-30 minuten (is lang!!)
  2. Moderate: 30 min tot 24 uur
  3. Severe: meer dan 24 uur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke schaal gebruiken en waarom

A

GSC:

  • Gestandaardiseerd
  • Meer onderzoek naar gedaan
  • Belangrijkste: prognose klopt meestal!!

Hoe te gebruiken: met aanvullende informatie, zoals alcohol in het bloed, S100B en MRI (localisatie/diffuse schade)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Open head injury belangrijkste dreiging

A

Infectie, iets van buitenaf de hersenen binnen gekomen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bijwerking van OHI

A

Misselijkheid, daarom mensen stabiliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

OHI schade

A

Gelokaliseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Closed head injury (CHI) grootste doodsoorzaak bij

A

Kinderen onder de 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

CHI meest voorkomende oorzaak voor

A

Fysieke beperkingen en cognitieve klachten bij jonge mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

CHI veroorzaakt door

A

Vallen tijdens werk of thuis, verkeerd, geweld, sport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Zekerheid percentage CHI

A

Ligt waarschijnlijk hoger, mensen zoeken vaak geen hulp en denken ook bij kinderen dat het wel bijtrekt, ze wachten de symptomen af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Meest voorkomende vormen van CHI

A
  1. Hersenschudding, meestal door sport (commotio cerebri)
  2. Intracranial hematoom: bloedvat knapt, daardoor hematoom
  3. Cerebrale hersenkneuzing (contusio cerebri)
  4. Diffuse axonal injury (DAI)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Epiduraal hematoom (2)

A

Tussen schedel en hard hersenvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Subduraal hematoom (2)

A

Tussen hard en zacht hersenvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Overlap tussen verschillende vormen

A

Er kan inderdaad overlap zijn: je kan bijvoorbeeld eerst een cerebrale kneuzing hebben en dat pas later een bloedvat knapt (20% van cerebrale hersenschudding naar hematoom). Je kan vaak niet zeggen dat iets puur cerebrale hersenschudding is of hematoom, vaak sprake van meerdere dingen

33
Q

Hersenschudding

A

Diffuse schade. Tijdelijk disfunctioneren van de hersenfunctie

34
Q

Cerebrale hersenkneuzing

A

Gelokaliseerde schade. Kneuzing van het hersenweefsel als gevolg van een trauma, vaak door coup-contrecoup.

35
Q

Coup contrecoup

A

Bij cerebrale hersenkneuzing, hematomen en DAI

36
Q

Hematomen

A

Primary injury direct na het trauma, maar het volledig effect kan pas later komen (door verhoging van druk etc).

37
Q

DAI

A

Meest ernstige: heeft gevolgen van alle aspecten van het dagelijks leven. Vaak bij auto ongelukken, axonen worden uit elkaar gerekt en gedraaid (daardoor sterven ze af), waardoor men vaak in een coma raakt.
DIFFUSE schade

38
Q

Neuroimaging bij DAI

A

DTI: diffusion tensor imaging

39
Q

Differentiaal diagnose DAI bij kinderen

A

ADHD: door de cognitieve problemen krijgt met vaak moeite met concentratie en leren, terwijl deze problemen een biologische oorzaak hebben

40
Q

Twee mechanismen van primary injury

A
  1. Contact: hoofd komt ergens tegenaan of tegen object aan

2. Versnelling-vertraging

41
Q

Focale schade

A

Veroorzaak door contact, schedel schade, oppervlakte letsel

42
Q

Diffuse schade

A

Veroorzaakt door versnelling-vertraging: DAI, hypoxisch-ischemische schade, meningitis, vasculaire schade

43
Q

Patiënten klagen bij TBI het meest over (!!)

A
  1. Vergeetachtig
  2. Vermoeidheid
  3. Meer slaap nodig
  4. Prikkelbaar voor externe stimuli
  5. Langzamer in handelingen uitvoeren
  6. Concentratieproblemen
44
Q

Cognitieve problemen bij TBI

A
  1. Geheugen
  2. Aandacht
  3. Executief functioneren
  4. Taal
  5. Snelheid van informatieverwerking
45
Q

Geheugenproblemen TBI

A

Moeite met het leren van nieuwe dingen en herinneren/herkennen van dingen.

46
Q

Aandachtsproblemen TBI

A

Mentale processen gaan langzamer en volgehouden aandacht is minder. Problemen bij het richten van de aandacht.

Gevolg: sociale isolatie

47
Q

EF bij TBI

A

Planning en mentale flexibiliteit

48
Q

Taal TBI

A

Minder goed kunnen articuleren, minder goede spraakproductie, spraak is wijdsprakig

49
Q

Emotionele problemen bij TBI

A

Stemmingswisselingen, depressie, angst, self-absorption, laag zelfvertrouwen, rusteloos, weinig motivatie, moeite met emoties onder controle houden.
Apathie komt ook veel voor en PTSS kan ook voorkomen

50
Q

Whiplash

A

Door ongeluk wordt het hoofd naar voren en naar achter geklapt (coup-contrecoup), waardoor zenuwen mogelijk beschadigd raken bij de nekwervels

51
Q

Acuut symptoom whiplash

A

Duizeligheid

52
Q

Lange termijn symptomen whiplash

A

Vergeetachtigheid, vermoeidheid, concentratie en snel afgeleid - lijkt dus heel erg op symptomen van TBI! Discussie of er sprake is van hersenschade of niet

53
Q

Verschillende fase van TBI

A
  • Acute fase
  • Post-acute fase
  • Latere fase
54
Q

Acute fase

A

Net na het ongeluk. Hersenschudding en/of LOC, soms coma waar men wel/niet uit komt.

55
Q

Criteria van Diagnostic criteria for Concussion bij acute fase

A
  1. LOC < 30 minuten
  2. Verlies van herinneringen vlak voor of na het ongeluk
  3. Veranderingen in mentale staat sinds het ongeluk
  4. Focale neurologische beperkingen die wel/niet overgaan
  5. PTA < 24 uur
56
Q

Post-acute fase

A

Binnen een paar dagen na het ongeluk beginnen neuropsychologische disfuncties naar voren te komen, zoals problemen met het geheugen, aandacht, communicatie, duizelig, hoofdpijn, slaapproblemen, slaperig, vermoeidheid

Veel mensen merken deze problemen nog niet echt totdat ze weer naar huis gaan en hun dagelijkse bezigheden oppakken.

57
Q

Verschil stroke en TBI

A

Verloop lijkt veel op elkaar, alleen TBI zijn vaak jonger!

58
Q

Latere fase

A

Traagheid en EF disfunctioneren lijken na een langere tijd te persisteren. Omdat ze vaak jong zijn wel binnen de eerste maanden veel herstel, maar volledig herstel is zeer onwaarschijnlijk.

59
Q

NPO bij TBI

A
  • Niet in acute of post-acute fase: het hele NPO, omdat men vaak niet goed bij kennis is of de instructies niet snapt. Wel in acute fase: de ernst inschatten
  • Rond 3-6 maanden (wanneer men geen PTA meer heeft)
  • Bij zeer ernstig letsel: testen gebruiken die voor kinderen worden gebruikt
  • Mensen kunnen ondanks hun cognitieve problemen nog een normale WAIS score hebben: wel moeite met geheugen, informatie verwerking, mental tracking en kunnen niet meer werken/rijden
60
Q

Aandachtsproblemen bij TBI

A

Verminderde reactietijd, slechte concentratie, snel afgeleid, moeite met multitasken. Deze problemen zijn gelinkt aan mentale traagheid!
Test: PASAT

61
Q

Verbale retrieval problemen

A

Moeite met op namen komen, parafasieën en verkeerde woorden gebruiken

62
Q

Sensorische/perceptuele problemen

A

Duizelig, niet goed tegen fel licht kunnen, hoofdpijn, suizende oren

63
Q

Motorische problemen

A

Motorische traagheid, coördinatieproblemen

64
Q

Noncognitieve problemen

A

Vermoeidheid, depressie, angst, verminderde libido, apathie, sociaal teruggetrokken

65
Q

Mogelijke uitkomsten na TBI

A
  • Volledig herstel
  • Resterende klachten
  • Ernstige cognitieve klachten (frontaal syndroom)
  • Coma
  • Dood
66
Q

Locked-in syndroom (LIS)

A

Complete verlamming en niet in staat om verbaal te communiceren, vaak alleen de ogen bewegen (soms zijn deze ook verlamd).

67
Q

Hoe controleren voor LIS

A

Hersenactiviteit op een ECG controleren

68
Q

Hersengebied beschadigd bij LIS

A

Lagere hersengebieden en hersenstam, geen schade aan de bovenste hersenen

69
Q

Oorzaken LIS

A

ALS, MS, medicatie overdosis, CVA, TBI

70
Q

Leven met TBI-

A
  • Problemen met emotionele/sociale interactie
  • Vriendschappen verdwijnen (meer moeite om gesprekken te voeren)
  • TBI met frontale klachten (door versnelling/vertraging) kunnen symptomen laten zien van apathie, sociaal ongeremdheid, inflexibel, verminderde controle, agressie.
  • Depressie bij mantelzorger komt ook vaak voor!
71
Q

Commotio cerebri

A

Hersenschudding: tot 15 minuten LOC. Het hersenweefsel is niet beschadigd, maar tijdelijk disfunctioneren van de normale hersenfunctie.
VERSPREID EFFECT.

72
Q

Contusio cerebri

A

Hersenkneuzing: langer dan 15 minuten LOC. Sprake van hersenbeschadiging - LOKALE SCHADE

73
Q

Kernprobleem bij TBI

A

Mentale traagheid!

74
Q

Beste indicatie voor de ernst en voorspeller van herstel

A

PTA inclusief comaduur (dus vanaf het hersenletsel)

75
Q

Volgorde na hersenletsel

A

Coma (soms) - PTA > overgang naar continue geheugenfunctie loopt geleidelijk, maar wel sprake van korte perioden van helderheid (islands of memories)

76
Q

Postcommotioneel syndroom/stoornis

A

De aanhoudende klachten, kunnen verklaard worden door het BPS model - interacties tussen letsel, persoonlijkheid, omgeving en emotionele reacties kan zorgen dat iemand meer last heeft van zijn/haar cognitieve klachten

77
Q

Cogniforme stoornis

A

Excessieve klachten en/of onwaarschijnlijk slechte cognitieve prestaties.

78
Q

Twee onderdelen whiplash

A
  • Extensie (hoofd naar achteren gedrukt)

- Flexie (hoofd naar voren gedrukt)

79
Q

Verschil postwhiplashsyndroom en postcommotioneel syndroom

A

Centrale rol van pijn bij whiplash