De Gramattica - Part 4 Flashcards
(58 cards)
Sentence construction
Zinnen Maken
Rule 1 for Sentence construction
Verb is always in position 2
I drink Cola
Ik drink cola
Rule 2 for Sentence construction
Sentence will have
Subject
Verb
Object
Adj
Noun
Adverb
Correct sequence of words
Who
Verb
Time
What / How
Place
Who
Verb
Time
What / How
Place
Wie
Verb
Wanneer
Wat / Hoe
Waar
The women goes today with the train to Rotterdam
De vrow gaat vanavond met de trein naar Rotterdam
Ms. Jansen sleeps at 10 every night in her room
Mevrouw Jansen slaapt elkenacht om 10 uur bij haar kamer
When it comes to cities / geography, think like paper map
Lig / Ligt / Liggen
bij
to (use for smaller places) like cities and restaurants
Inversion of sentences
When / WW / Wie/ Hoe-wat / Plaats
All singular words with het
becomes “De” when plural
When we have double identical vowels ending with consonant
delete one vowel and make it plural
De Maan : Make it plural
De Manen
De Buur: make it plural
Buren
De Bed: Make it plural
De Beden
De dag
De dagen (exception)
To have breakfast
Ontbijt / Ontbijt / Ontbijten
To have lunch
Lunch / Luncht / Lunchen
To remember
Onthoud / Onthoudt / Onthouden
To tidy up
Oprium / Opriumt / Opriumen
To brush / To polish / to clean
Poets / Poetst / Poetsen
I want to clean my kitchen today
Ik will vandaag mijn keuken poetsen
When are you getting married
Wanner ga je trouwen ?
