Vocabulary - Part 4 Flashcards
(50 cards)
1
Q
Comic
A
stripboek
2
Q
Mill
A
De Molen
3
Q
Waffel
A
Wafel
4
Q
Language
A
De Taal
5
Q
Guests
A
Gasten
6
Q
Country
A
Land
7
Q
Lion
A
Leeuw
8
Q
Healthy
A
Gezhond
9
Q
Expensive
A
Duur
10
Q
The ceiling
A
Het Plafond
11
Q
The floor
A
De vloer
12
Q
He is free
A
Hij heeft vrij
13
Q
is / are born
A
Geboren
14
Q
The hairdresser
A
De Kapster
15
Q
The son
A
De Zoon
16
Q
The sun
A
De Zon
17
Q
Without
A
Zonder
18
Q
Parents
A
Ouder
19
Q
Police station
A
De Politie bureau
20
Q
Police department
A
De Politieafedeling
21
Q
To work
A
Werken
22
Q
To speak
A
Spreken
23
Q
Except
A
Behalve
24
Q
To bike / bikes
A
Fietsen
25
Towards / to
Naar
26
Primary school
De basis school
27
Middle school
De middel bare school
28
College (High school, rarely used)
De hoge school
29
Preschool
De voorschool
30
Many
Veel / vele
31
The shop
De Winkel
32
Together
Samen
33
Tasty / Yummy / delicious
Lekker
34
Nice weather
Lekker weer
35
At home
thuis
36
Repetition
Herhaling
37
Television
Televisie
38
New
Niewe
39
Months
Maands
40
Garden
Tuin
41
To work
Werk / Werkt / Werken
42
Last / behind
Achter
43
Before / front
Voor
44
I have a back garden
Ik heb een achter tuin
45
I have front garden / yard
Ik heb voor tuin
46
Above / Upstairs
Boven
47
Down / Downstairs / under
Benden
48
Inside
Binnen
49
Outside
Buiten
50
The day
De dag
