Vocabulary - Part 8 Flashcards
(52 cards)
1
Q
How are you
A
Hoe gaat het ?
2
Q
Thank you!
A
Bedankt
3
Q
I am sorry
A
Het spijt me
4
Q
How is it going
A
Hoe gaat het ?
5
Q
Hiking
A
Hiking
6
Q
Trekking
A
Trekking
7
Q
Dansing
A
Dansen
8
Q
Damage
A
Schade
9
Q
Before
A
Voordat
10
Q
Point / dot
A
Punt
11
Q
Pillow
A
Kussen
12
Q
Comforter
A
Trooster
13
Q
Stove
A
Furnuis
14
Q
Washing machine
A
Wasmachine
15
Q
Dishwasher
A
Afwasmachine / bordenwasser
16
Q
Spatula
A
Spatel
17
Q
Deep
A
Diep
18
Q
Shallow
A
Oppervlakkig
19
Q
Highway
A
Snelweg
20
Q
Toilet
A
Toilet
21
Q
Crib
A
Wieg
22
Q
Mirror
A
Spiegel
23
Q
Electric
A
Elektrisch
24
Q
Toothbrush
A
Tandenborstel
25
Overnight stay
Overnachting
26
Glass of water
Glas water
27
Decoration
Decoratie
28
Typing
Typen
29
Why
Waaroom
30
Star
Ster
31
Dining
Dineren
32
Dining table
eettafel
33
Crawl
Kruipen
34
Shower
Douche
35
Shower cream
Doucheschuim
36
Soap
Zeep
37
Shampoo
Shampoo
38
Other
Ander
39
Another
Een Ander
40
Joke
Grap
41
Comedy
Komedie
42
Again
Nogmaals / Opriew
43
Brand
Merk
44
Salary
Salaris
45
Bonus
bonus
46
Bank
Bank
47
Enjoy your meal
Eet Smakelijk
48
Bread
Brood
49
Music
Muziek
50
Happy
Blij
51
Sound
Geluid
52
Noise
Lawaai
