Deel I: inleiding Flashcards

(4 cards)

1
Q

Wat zijn belangrijke gezinsfenomenen binnen RGT?

A
  • Problematiek vanuit het perspectief van de cliënt & de context (gezin)
  • Emotionele spanning in gezin vaak uitgedrukt in gedrag van een gezinslid
  • -> Zondebok & parentificatie
  • Gezinscyclus: overgangen als aanleiding voor crisis (normaliseren van problemen)
  • Hechtingstheorie: intergenerationeel doorgeven van scripts
  • -> replicatief & correctief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Open dialoog: van wie, wat is het, welk effect heeft het

A

1) Seikkula
2) Het is een soort gezinstherapie rond acute psychosen, waarbij men het hele gezin gaat samenbrengen om een open gesprek te houden over de psychose/ziekte
3)
- Patiënt en gezin staat steviger in hun schoenen
- Isolement van patiënt doorbreken
- Situatie normaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Effectenonderzoek: leg uit wat empirically supported treatments zijn

A
  • Gaat over protocollen die zijn opgesteld op basis van wetenschappelijke evidentie. Het zijn manieren waarop therapie best vorm inneemt.
  • Bv. Multidimensional Family Therapy, Functional Family Therapy,…
  • De protocollen verschillen weinig van elkaar:
    1) Delen het therapieproces in fasen op die elkaar opvolgen
    2) Intensief, maar kortdurend
    3) Werken met non-specifieke factoren
    4) Geworteld in gezinstherapeutische scholen
  • Handig voor outcome onderzoek, maar bedenkingen bij betrouwbaarheid + geeft geen info over “waarom” het werkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Therapeutisch effect en etiologische verklaring gaan niet altijd samen. Leg uit.

A
  • Effectiviteit van RGT staat los van de etiologische verklaring van bepaalde problematieken (dat het model/de therapie werkt, staat los van hoe het probleem ontstaan is)
  • Voorbeeld van onderzoek naar Anerectogene gezinnen (AN): Hier werd gesteld dat gezinnen bepaalde kenmerken hebben & dat die kenmerken er voor zorgen dat AN ontstaat. Het blijkt dat de therapie die gebaseerd is op dat idee, wel werkt. Maar het werkt niet door de lineaire visie (kenmerken -> AN). Hoogstwaarschijnlijk werkt het omdat deze kenmerken instandhoudende factoren zijn (en dus niet de oorzaak/etiologie).
  • -> kenmerken:
    1) Symptoom staat centraal in het gezin (bv. niet-eten)
    2) Tijdsfocus is hier-en-nu (bv. tijdens maaltijden)
    3) Beperkte flexibiliteit in gezinsfunctioneren (bv. het is ‘altijd’ zo)
    4) Versterking van bepaalde manieren van functioneren: polarisatie (bv. 1 ouder geeft commentaar, de ander verdedigt het kind)
    5) Gezin minder flexibiel om aan te passen aan nieuwe fasen van gezinscyclus
    6) Hulpeloosheid en machteloosheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly