Deel II: Basisconcepten en de gezinstherapeutische stromingen Flashcards

(25 cards)

1
Q

Gezinstherapeutische stromingen (basisconcepten, hoofdstuk 2)

A
  • Structurele stroming
  • Strategische stroming
  • Experiëntiële stroming
  • Contextuele stroming
  • Cybernetische stroming
  • Narratieve stroming
  • Oplossingsgerichte stroming
  • Postmoderne stroming
  • Dialogische stroming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Structurele stroming: Wat zijn de basisbegrippen/wat is de focus van deze stroming? + Wat zijn kenmerken van de structuur van een gezin?

A
  • Focus op proces & hier-en-nu
  • Interactiepatronen: manieren van met elkaar omgaan
  • Structuur van het gezin:
    (1) grenzen (verschillen tussen gezinsleden, autonomie-verbondenheid): kluwen gezin & los zand gezin
    (2) Hiërarchie
    (3) Complexiteit: structuur verschilt van terrein tot terrein & over de tijd heen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Structurele stroming: Hoe ziet de structurele stroming therapie/belangrijke aspecten van therapie?

A
  • Therapie als proces van cyclische fasen: informatie verzamelen, hypothese vorming, doelstelling, interventie
  • Joinen: therapeut sluit aan bij het gezin
  • Observaties van de hier-en-nu interacties
  • Enscenering (enactment)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Structurele stroming: wat zijn kenmerken van de therapeut?

A

Therapeut is volgens deze stroming:

  • directief
  • strategisch
  • doet aan joinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit: enactment

A
  • Structurele stroming
    1) observeren van spontane interactie (impliciet)
    2) enactment als specifieke interventie (expliciet)
  • -> Gezin krijgt een opdracht en stopt wanneer er succes is
  • -> Bespreken hoe de uitvoering van de opdracht verliep (zonder focus op eindresultaat)
  • -> Bevestigen van succes en goed werk, samenwerken, niet gezin willen ‘betrappen op fouten’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Strategische stroming: Wat is de centrale visie van deze stroming? (basisbegrippen)

A
  • Gericht op het identificeren van problematische gedragssequenties (symptomatic cycle)
  • -> Gedragssequenties die zichzelf in stand houden (evenwicht)
  • Symptoom als mislukte poging om het probleem op te lossen
  • Family Life Cycle: fasen die elk gezin doormaken en fasen die sommige gezinnen doormaken –> komen vast te zitten in de overgang/overgangsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Strategische stroming: hoe neemt therapie vorm aan in deze stroming?

A
  • Verandering in een deel van het systeem zal leiden tot verandering in het hele systeem
  • Symptoom als centraal uitgangspunt van therapie
  • Stappenplan:
    1) Oplosbare problemen identificeren –> reframing (goede intenties ipv slechte bedoelingen)
    2) Duidelijke, haalbare doelen stellen (zo concreet mogelijk)
    3) Interventie (bv huiswerkopdracht)
    4) Respons van de cliënt (feedback gericht werken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Experiëntiële stroming: Wat is de visie van deze stroming? (Basisbegrippen)

A
  • Er is een battle for structure (Therapeut moet kader bewaken en behouden om zijn vrijheid/flexibiliteit te waarborgen)
  • Er is een battle for intiative (Cliënt moet zoveel mogelijk initiatief nemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Experiëntiële stroming: Visie op therapie & de therapeut

A
  • Belang van therapeutische relatie
  • Belang van verwarring en crisis als voorwaarde van groei (idee positieve feedback)
  • Therapeut moet flexibiliteit hebben en zich niet laten vastzetten in zijn rol
  • Groei van de therapeut is erg belangrijk –> Therapie zorgt ook voor verandering in de therapeut
  • Optie om co-therapie te gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Contextuele stroming: Dimensies om iemands relationele werkelijkheid te begrijpen

A

1) Dimensie van de feiten: feitelijke dingen die iemands leven beïnvloeden
2) Dimensie van de psychologie: beleving en betekenisgeving
3) Dimensie van de interactie: wederzijdse beïnvloeding, systeemdenken
4) Dimensie van de relationele ethiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit: relationele ethiek & bijbehorende begrippen

A
  • Contextuele stroming
  • Relationele rechtvaardigheid, een evenwicht tussen geven en nemen in relaties
  • Loyaliteit: existentieel, verworven, horizontaal, verticaal
  • Loyaliteitsconflicten/gespleten loyaliteit: de loyaliteit van het kind wordt door de andere ouder als verraad beleefd
  • Destructieve gerechtigdheid: mensen die zichzelf het recht geven om andere aan den lijve te laten ondervinden wat hen vroeger is aangedaan
  • Roulerende rekening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit: Loyaliteit (Contextuele stroming)

A
  • Existentiële loyaliteit: onverbrekelijke band tussen kind & ouder (zijnsgegeven)
  • Verworven loyaliteit: loyaliteit als verdienste
  • Horizontale loyaliteit: balans
  • Verticale loyaliteit: asymmetrisch (hiërarchie)
  • Loyaliteitsconflict
  • Gespleten loyaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contextuele stroming: welke vorm neemt therapie hier aan?

A
  • Focus op intergenerationele kijk op conflict/symptoomgedrag
  • Erkenning: erkend recht op distructie (bij ouder) –> crediting
  • De therapeut is meerzijdig partijdig en kent geen neutraliteit, maar neemt om de beurt ieders positie in, maar kiest geen partij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cybernetische stroming: visie van deze stroming (basisbegrippen)

A

belang van homeostase en circulariteit.

–> gezin als zelfregulerend cybernetisch systeem!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cybernetische stroming: visie op therapie (stappenplan) + therapeut

A

Therapie met doorkijkspiegel en therapieteam bestaat uit 5 delen:

1) Pre-sessie-bespreking: gegevens over gezin doornemen & systemische hypothesen ontwikkelen
2) Sessie: twee teamleden praten met gezin, hypothesen toetsen & verfijnen. Rest observeert
3) Intersessie-bespreking: overleg tussen alle therapeuten
4) Eindboodschap: positieve conotering, paradoxale interventie of huiswerk
5) Nabespreking: feedback van cliënten
- Therapeut: teamwerk, neutraliteit naar gezinsleden, geen allianties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cybernetische stroming: basisbegrippen

A
  • Positieve connotering: positieve evaluatie van de therapeut van gedrag dat gewoonlijk als ziek of slecht gezien zou worden –> heeft homeostatische functie
  • Tegenparadox: voorschrijven van het probleemgedrag
  • Circulaire vragen: verschillen opsporen in het systeem
17
Q

Narratieve school: visie van deze stroming en hun therapie

A
  • Verhalen geven een kijk op de geleefde ervaringen
  • Cliënten komen vaak met een probleemgesatureerd verhaal dat bepaalt hoe hun leven eruit ziet
    THERAPIE:
  • Leren een nieuw verhaal te maken met de cliënt (re-stroying & re-authoring) door het toepassen van verschillende technieken: externaliseren, unieke resultaat, difinitional ceremony, outsider witness
18
Q

Narratieve school: Hoe wordt een nieuw verhaal ontwikkeld met de cliënt (technieken)

A
  • Re-stroying & re-authoring
  • Externaliseren:
    1) het in kaart brengen van de invloed van het probleem
    2) Het in kaart brengen van de invloed van de personen
    3) Unieke resultaten
  • Definitional ceremony: nieuwe verhaal over zichzelf kunnen vertellen in een ceremonie (en het achterlaten van het oude verhaal)
  • Outsider witnesses: mensen die getuigen moeten zijn van dit nieuwe verhaal
19
Q

Narratieve school: hoe gaat de therapeut te werk?

A
  • Gelooft in de mogelijkheden van de clIënt (hoop, terwijl de cliënt wanhoop heeft)
  • Verzet zich tegen hetgeen dat de cliënt onderdrukt
  • Co-authoring: T rijkt geen verhaal aan, de cliënt maakt dit samen met T
20
Q

Solution focused: visie van deze stroming

A
  • Verandering staat centraal (in tegenstelling tot homeostase bij cybernetisch)
  • Doelen stelen met de cliënt (goaling): bescheiden, specifieke en concrete doelen
  • Miracle question: “stel dat er vannacht, terwijl je ligt te slapen, zonder dat je het weet een fee zou komen die je problemen wegtovert. Waaraan zou je de volgende dag merken dat je probleem weg is?”
  • Schaalvragen: op schaal van 0-10 … (concreet maken en haalbare stappen verkrijgen) + inzicht krijgen in wat de cliënt heeft gedaan om verandering te krijgen
21
Q

Solution focused: visie op therapie en de therapeut

A
  • Oplossingsgericht werken in plaats van probleemgericht werken
  • Focussen op de uitzonderingen (wanneer het probleem zich niet voordeed)
  • 3 regels:
    1) if it ain’t broke, don’t fix it
    2) once you know what works, do more of it
    3) if it doens’t work, do something different
    THERAPEUT:
  • Actief betrokken
  • oplossingsgerichte kijk
22
Q

Postmoderne gezinstherapie: de stroming & visie op therapie

A
  • Benadering van menselijke systemen als taalsystemen en niet sociale systemen
  • Betekenissysteem (ideeën, conversaties rondom probleem)
    THERAPIE:
  • Kenmerken van een verhaal gelden hier ook
  • Focus op wat er nog NIET gezegd is (geen woorden gevonden of niet besproken in de context van het gezin)
  • Proces van probleemdifferentiatie: fenomenologische beschrijvingen door de leden van het systeem
  • Bezorgdheid van alle leden van het gezin exploreren
  • Therapie als linguïstische activiteit waarin praten over een probleem nieuwe betekenissen creëert
23
Q

Postmoderne gezinstherapie: visie op de therapeut

A
  • Belang van samenwerken (collaboratieve therapie)
  • Richtlijnen voor therapeuten:
    1) De therapeut houdt de bevraging binnen de parameters van het probleem zoals het door de cliënt is beschreven
    2) De therapeut onderhoudt simultaan meerdere en contradictorische ideeën
    3) De therapeut kiest coöperatieve taal, eerder dan niet-coöperatieve taal
    4) De therapeut leert, verstaat en converseert in de taal van de cliënt omdat de taal van de cliënt de metafoor is voor zijn ervaring
    5) Not-knowing: de therapeut is een respectvolle luisteraar die niet te snel verstaat
    6) De therapeut stelt vragen, waarvan de antwoorden nieuwe vragen vereisen
  • Not-knowing als centrale houding om zo te komen tot hetgeen dat nog niet gezegd is
24
Q

Dialogische gezinstherapie: visie van deze stroming (basisbegrippen)

A
  • Open dialogue model (Seikkula):
    1) Tolerantie van onzekerheid: betrouwbare relatie waarin cliënten zich gesteund voelen door de therapeut en alle verschillende belevingen opgevangen kunnen worden
    2) Dialogisme: actieve aanwezigheid van de luisteraar
    3) Polyfonie: elke deelnemer aan het gesprek wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de dialoog op zijn eigen manier
  • Dialogsiche visie op communicatie: betekenis ontstaat uit een dialoog tussen twee of meerdere personen (itt transmission model of communication: betekenis zit gecodeerd in woorden)
  • Dialogische zelf: het zelf als innerlijke dialoog van verschillende stemmen
25
Dialogische gezinstherapie: visie op therapie en de therapeut
- Therapie is hier gericht op het uitbouwen en verderzetten van een zinvolle dialoog met de cliënt Reflecterende team van Tom Andersen: doorkijkspiegel & teamwerk - Reflecterend proces op gang krijgen - Therapie als een gebeuren tussen twee innerlijke dialogen (Therapeut & Cliënt) Visie Seikkula: Gemeenschappelijke taal creëren die toelaat de betekenissen van iemands lijden te verhelderen binnen het sociale netwerk THERAPEUT: - Reflectie: luisteren naar iemand en hetgeen wat die persoon zegt laat men resoneren in de innerlijke dialoog - Innerlijke dialoog van de therapeut als uitgangspunt van de vragen van de therapeut en diens commentaren