Deel IV: Bijzondere vraagstukken: Hoofdstuk 1: Wat werkt? Flashcards
(7 cards)
Leg uit: Dodo bird-verdict
Psychotherapie werkt en alle stromingen werken even effectief.
–> Relatieve effectiviteit
Verklaringen voor het dodo-verdict
1) Verschillen in outcome zijn nog niet gevonden
2) Verschillende modellen komen tot hetzelfde resultaat via verschillende veranderingsmechanismen
3) Gemeenschappelijke factoren in alle modellen die verantwoordelijk zijn voor de effecten van therapie
Wat zijn gemeenschappelijke therapiefactoren? (algemene therapie)
1) Emotioneel geladen relatie met de genezer
2) Therapeutische setting waarin de cliënt gelooft en waarin hij/zij vertrouwen heeft
3) Therapeut met een geloofwaardig model of theoretische uitleg
4) Geloofwaardige procedure/ritueel dat door de therapeut wordt aangeboden aan de cliënt
Beschrijf het pizza-model
1) Cliëntfactoren (40%): karakteristieken (motivatie, intelligentie,…) & dingen die niet direct met therapie te maken hebben (levensomstandigheden)
2) Therapeutische relatie (30%): kwaliteiten van de relatie zoals ze door de cliënt worden beoordeeld.
- -> Persoonlijke attributen van de therapeut (flexibiliteit, respect, warmte,…) + therapeutische activiteiten (technieken zoals exploreren, reflecteren,…)
3) Hoop en verwachtingen (15%): soort placebo effect
4) Therapeutisch model en techniek (15%): het model is dus niet helemaal onbelangrijk
Gemeenschappelijke factoren in gezinstherapie?
1) Relationele conceptualisering: menselijk lijden verwoorden in relationele termen. Belang voor wederzijdse beïnvloeding van biologie, psychologie en het sociale.
2) Therapeutische alliantie met alle betrokken: consensus over doelen & taken + positieve affectieve band
3) Werken met het bredere systeem (bredere familie)
Controverse over gemeenschappelijke factoren: wat zijn de discussiepunten?
1) Belang van modellen: doen ze er dan helemaal niet toe (waardoor modellen op zich onbelangrijk zijn) of gaat het eerder om een nuancering waarbij model, cliënt, relatie en placebo samenspelen om een therapeutisch effect te bekomen
2) Belang van specifieke factoren: kleine verschillen tussen modellen kunnen komen door vertekening via
- Allegiance effect = studies uitgevoerd door de bedenkers/leerlingen van het model overschatten de effectiviteit systematisch
- Reactive measures = metingen van variabelen die bijzonder gevoelig zijn voor verandering, maar niet klinisch relevant zijn
- Controlegroep bevoordelen (door bv. betere therapie)
Kenmerken van een effectieve therapeut
1) Bezit facilitatieve interpersoonlijke vaardigheden
2) Op menselijke wijze uitleg geven aan het psychisch lijden en op geloofwaardige wijze behandeling aanbieden die hoop op verandering ondersteunt
3) Professional self-doubt
4) Belang van feedback gericht werken
Conclusie: flexibel zijn en afstemmen op de unieke cliënt