Deel IV: Bijzondere vraagstukken: Hoofdstuk 4: De persoon van de therapeut & innerlijke dialoog Flashcards

(7 cards)

1
Q

Persoon: Leg uit: de evolutie van de plek van de therapeut in het proces

A
  • Eerst gezien als gelijkaardig aan individuele therapie
  • Structurele stroming (en anderen) zag de therapeut als regisseur van de therapie: samenwerken, leiding nemen, structuur en veiligheid, strategisch, FLEXIBEL
  • Therapeut heeft niet enkel oog voor wat misloopt, maar ook voor de krachten van het gezin
    Begrippen: meerzijdige partijdigheid, neutraliteit –> nieuwsgierigheid
  • Default positie & belang van intuïtie (maar men moet ook reflecteren, flexibel zijn):
    –> Dual process:
    1) impliciet, onbewust: knowing how
    2) expliciet, bewust: knowing that (geleerde kennis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Persoon: Wat is de plek van intuïtie van de therapeut in therapie?

A
Het is deel van een dual process: 
1) Impliciet, onbewust: knowing how
2) Expliciet, bewust: knowing that (geleerde kennis)
--> in werkelijkheid is hier dus een samenspel 
Belang van reflectie bij intuïtie:
- Introduceer ik wat ik nu ervaar? 
- Hoe introduceer ik het? 
Belang van feedback: 
- Wat is het effect van mijn handelen? 
- Helpt het of niet?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Persoon: Waarom is de persoon van de therapeut belangrijk?

A
  • Preverbale communicatie: communicatie niet uit te drukken in woorden, maar enkel voelbaar in de beleving van de therapeut (tegenoverdracht)
  • Bron van creativiteit: eigen beleving is een bron voor creatieve interventies
  • Zorg voor de therapeutische relatie: Het zorgt er voor dat de therapeut als persoon echt aanwezig is in de sessie
  • Het vermijden van kolonisering of onderdrukking door de expert: expertise langs zich neer leggen en rol op nemen van participant-facilitator ipv expert. Het niet-weten staat hier centraal (authentieke nieuwsgierigheid voor het verhaal van de cliënt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Persoon: leg uit wat “niet-weten” is

A

Niet-weten = de authentieke interesse van de therapeut in het verhaal van de gezinsleden en een openheid voor wat de gezinsleden vertellen die niet ingeperkt wordt door wat de therapeut vanuit zijn kennis verwacht te zullen horen.
–> werkt “te snel begrijpen” tegen
Het “nog niet begrijpen” van de therapeut, nodigt de cliënt uit om zijn verhaal verder te exploreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persoon: leg uit hoe het dialogische zelf van de therapeut uitziet

A

Er is in de therapeut een dialoog tussen het ervarende zelf en professionele zelf:

  • Ervarende zelf: stemmen hebben betrekking op de therapeut als mens en zijn betrokkenheid in de sessie = I for myself
  • Professionele zelf: therapeut als verantwoordelijke professional: therapeut staat stil bij wat hij in de sessie waarneemt, denkt en ervaart = I for others
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Persoon: Welke overwegingen heeft een therapeut in zijn innerlijke dialoog?

A

1) Overwegingen gericht op het zo goed mogelijk begrijpen van het verhaal dat de cliënt vertelt
2) Overwegingen gericht op het zo goed mogelijk inschatten wat de cliënt is in het proces van de sessie
3) Overwegingen gericht op de eigen ervaring van de therapeut
4) Overwegingen gericht op het beheren van het therapeutisch proces (prof. zelf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit: Tape-assisted recall procedure (TAR)

A

Manier om de innerlijke dialoog te bestuderen.

  • Sessie opnemen
  • Meteen na de sessie herbekijken en bij interventies schrijven wat je voelde/dacht op dat moment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly