Drugs en psychofarmaca Flashcards

(45 cards)

1
Q

Psychofarmaca

A

alle stoffen die rechtstreeks inwerken op de hersenen, geneesmiddelen voor behandeling van psychische afwijkingen en stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Drugs

A

producten die men inneemt Zonder medische reden om gevoelens en bewustzijn te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

psychoactieve stoffen

A

alle middelen die bewust zijn is verandering tot gevolg hebben, zowel medisch als recreatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onder invloed zijn

A

alle tijdelijke psychologische en fysiologische veranderingen die gevolg zijn van inname van psychoactieve stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intoxicatie

A

ernstige vorm van onder invloed zijn, detoxificatie is nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Misbruik

A

herhaald gebruik met schadelijke gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afhankelijkheid

A

= verslaving, voorwaarden: meer verbruikt dan voorgenomen; niet kan stoppen ook al zou je willen; negatieve consequenties verbonden met het gebruik; blijft gebruiken ondanks gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tolerantie

A

= gewenning: lichaam past zich aan waardoor bij bepaalde doses drugs minder effect wordt gevoeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontwenningsverschijnselen

A

voorbijgaande, onaangename lichamelijke en of psychologische verschijnselen bij stoppen of verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(transmitter) agonisten

A

Psychofarmaca die neurotransmissie versterken door:
-Presynaptische de aanmaak van de neurotransmitter te verhogen
-heropname verhinderen
-ontvangende cel gevoeliger maken
-inhibitie van het enzym dat neurotransmitter afbreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(transmitter)antagonisten

A

psychofarmaca die neurotransmissie remmen door:
-aanmaak neurotransmitter belemmeren
-heropname bevorderen(reuptake)
-receptoren blokkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

classificaties van psychofarmaca

A

-slaap en kalmeermiddelen
- antipsychotica/neuroleptica
- atidepressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

slaap en kalmeermiddelen

A

-Barbituraten
- benzodiazepines
- bètablokkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

GABA

A

belangrijkste inhibitorische neurotransmitter In de hersenen en het ruggenmerg
GABAa: inhibitie door openen Cl- kanalen cel nog negatiever waardoor moeilijk actiepotentiaal op te wekken
GABAb: inhibitie door opening K+ kanalenhyperpolarisatie waardoor Actiepotentiaal moeilijk op te wekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Barbituraten

A

ontdekt rond 1900, Verouderde je groep en nu te vermijden als behandeling door teveel bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benzodiazepines

A

ontdekt in 1954, werking gelijkaardig aan barbituraten maar niet rechtstreeks Cl-kanalen openzetten
Voorgeschreven bij angst, slaapstoornissen, spasticiteit en epilepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bijwerkingen benzo’s

A

sedatie, tolerantie bij chronisch gebruik, psychische en fysieke afhankelijkheid bij chronisch gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bètablokkers

A

tegen hoge bloeddruk en ter voorkoming van Hart krampen of migraine, vermindert ook hartkloppingen, zweten en beven –>ook voorgeschreven bij plankenkoorts of vliegangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

antipsychotica of neuroleptica

A

voorgeschreven bij psychose of schizofrenen
werking: inwerking op dopaminerge systeem, vermindert neuronale transmissie van dopamine
bijwerking: Parkinsonachtige symptomen mogelijk en hoge bloeddruk

20
Q

Antidepressiva

A

-tricyclische antidepressiva
-monoamine oxidase remmers (MAO-remmers)
-selectieve serotonine reuptake inhibitoren (SSRI’s)

21
Q

Mono-amine hypothese

A

defecten bij mono-amine neurotransmitters zoals dopamine, norepinefrine en/of serotonine waardoor te weinig van deze NT beschikbaar isdepressieve symptomen

22
Q

tricyclische antidepressiva

A

binden met re-uptake Transporter eiwitten van zowel norepinefrine en serotonineverhinderen normale heropname waardoor er meer NT van in synaptische spleet blijven
-verbeteren stemming bij depressieven, maar niet bij gezonde personen
-bijwerkingen: bloeddruk stijging, hartritmestoornissen, verhoogde agressie…
-voorgeschreven voor: depressie, panische aanvallen, obsessief compulsieve stoornissen en bedwateren

23
Q

monoamine oxidase remmers

A

= MAO-remmers: werken verschillend van tricyclische MR zelfde effect
werking: verhinderen dat neurotransmitters afgebroken worden
-meer en ernstiger bijwerkingen: ik genoodzaakt dieet arm aan tyramine, tryptofaan + moeheid, bewegings-stoornissen, droge mond, gewichtstoename

24
Q

SSRI’s

A

tweede generatie antidepressiva (specifiek ontwikkeld voor behandeling stemmingsstoornissen)
werking: zeer selectief op serotonine kom maar zolang verhinderen dat serotonine heropgenomen wordt
bijwerkingen: verminderde appetijt, slapeloosheid, verminderd libido…

25
beloningssysteem
alle drugs werken hier op in waardoor dopamine vrij komt onderdelen: nucleus accumbens, prefrontale Cortex, ventrale tegmentale gebieden, septum, hippocampus en amygdala
26
indeling van drugs
volgens effect ingedeeld -verdovende middelen -stimulerende middelen -bewustzijns veranderende middelen/ hallucinogenen
27
verdovende middelen (sedativa)
-alcohol -opiaten -hypnotica(barbituraten) -benzos -neuroleptica -pijnstillers…
28
Stimulerende middelen (stimulantia)
-caféine -nicotine -amfetamines -cocaïne -extasy -antidepressiva…
29
Hallucinogenen
-cannabis -snuifmiddelen -LSD -mescaline -psylocybine…
30
werking van alcohol
dempt werking van de neocortex die normaal inhiberend werkt op het limbisch systeem -->’remmen los’ -->zorgt dat gaba sterker dempend effect krijgt: neron meer negatief geladen waardoor minder activeerbaar
31
syndroom van korsakov
neuronale stoornis ten gevolge van problematisch alcoholgebruik: gekenmerkt door geheugenstoornissen, desoriëntatie, oordeel stoornissen en confabulaties
32
Polyneuropathie
aandoening van het zenuwstelsel. Meestal betreft het meerdere perifere zenuwen tegelijk die ver verwijderd zijn van het ruggenmerg. Geleidelijk aan worden de beschadigingen aan deze zenuwen steeds erger.
33
delirium tremens
meest ernstige alcohol onthoudingssyndroom: ontstaat bij ernstig afhankelijkheid probleem in onthouding fase symptomen: visuele en auditieve hallucinaties, tremor, angst, zweten en onrust/ overactiviteit
34
Opiaten(heroïne)
-natuurlijke middelen (opium, morfine, codeïne) -halfsynthetische stoffen (heroïne) -synthetische stoffen (methadon)
35
Methadon
tijdens WOII ontwikkeld als vervangmiddel voor morfine, veel langere werkingsduur oa gebruikt bij ontwenning van heroïne verslaafden
36
4 stadia van heroïne gebruik
-rush -high -verlies contact met werkelijkheid -drugs grotendeels verdwenen uit lichaam, maar in bewustzijn nog aanwezig
37
werking heroine
1.wanneer in hersenen komt omgezet in morfine 2. Morfine bindt op plaats van gaba 3. Activiteit gaba neemt af, gevolg minder inhibitie op vrijstelling dopaminemeer dopamine vrijgegeven
38
snuifmiddelen
= vluchtige stoffen-oplosmiddelen meestal hebben verdovend en hallucinogeen effect en veel nevenwerkingen, vooral geestelijk verslavend
39
cocaïne
ontdekt als genotsmiddel, al minstens 1000 jaar gebruikt om psychoactieve effecten: bit kristalachtige poeder dat via chemisch proces geisoleerd wordt uit de bladeren van cocaplant
40
Crack
bereiding van cocaïne, eter en water: effecten vergelijkbaar met cocaïne, maar korter werkingsduur en veel heftigerzeer sterke psychische afhankelijkheid en lichamelijke afhankelijkheid
41
werking cocaïne
remt heropname van dopamine, serotonine en noradrenaline: bindt aan transporters op presynaptisch neuron waardoor deze heropname functie niet meer kunnen uitoefenen + vrijstelling van noradrenaline en dopamine wordt gestimuleerd
42
Amfetamines
oppeppende middelen die in laboratoria gemaakt worden: XTC meest gekende (ook rilatine)
43
werking amfetamines
zelfde effect als cocaïne maar andere werking: dringend presynaptische eindknoppen binnen
44
XTC
Opwekkend én bewustzijnsveranderend: synthetische drug, werkt hoofdzakelijk op neurotransmitters serotonine, noradrenaline en dopamine (effect meest uitgesproken obs serotonine
45
werking XTC
werkt in op verschillende gebieden serotonine huishouding: -veroorzaakt enorme afgifte van serotonine, opgeslagen in synaptische blaasjes -remt de aanmaak van serotonine (na grote piek, groot tekort) -remt heropname van serotonine in presynaptische neuron -(zwakke) serotonine agonist: bootst serotonine na door zelf te binden met serotonine receptoren