het zenuwstelsel Flashcards

(101 cards)

1
Q

neurologie

A

tak In de medische wetenschappen die anatomie, normaal functioneren en ziekten van het zenuwstelsel bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psychiatrie

A

gebruikt farmacotherapie en psychotherapie als twee volwaardige en complementaire vormen van therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

functies van het zenuwstelsel

A

-sensoriële functies
- integratieve
- motorische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Endocrien systeem

A

trager dan het zenuwstelsel, werkt door middel van vrijstelling van hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

neuronen

A

= zenuwcellen: cellen die geprikkeld kunnen worden en gespecialiseerd zijn in opwekken en geleiden van zenuwimpulsen
Belangrijkste functiecommuniceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Neurogliacellen

A

steuncellen die nu gewoon een ondersteunen, voeden en beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

soorten neuroglia

A

-Schwanncellen
-astrocyten
- microgliacellen
-ependymcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schwanncellen

A

verantwoordelijk voor myelinisatie van axonen in perifeer zenuwstelsel (oligodendrocyten: zelfde functie in CZS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Astrocyten

A

-ondersteunen en beschermen neuronen + bewaren homeostase van extracellulair milieu
-rol in tot stand komen van bloed hersenbarrière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

microgliacellen

A

verdediging tegen indringers en ruimen door dode neuronen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ependymcellen

A

Lijnen ventrikels af alsook centrale kanaal in het ruggenmerg  deel van productie van cerebrospinaal vocht + helpen met circulatie van dit vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Glioma

A

hersentumor ontstaan van het ontaarde neuro gliacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

multiple sclerose

A

= MS: geen spierziekte maar chronische neurologische aandoening van witte stof in CZS  ziekteproces situeert zich in myeline: auto immuunziekte (immuunsysteem valt zenuwweefsel aan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerken MS

A

-ontsteking In de myeline
- afbraak van myeline
- atrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Plaque

A

ontstaat door ontsteking van myeline, laat litteken achter in zenuwweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vormen van MS

A

-relapsing-remitting MS: verloop met opstoten en remissie (60-65% patiënten)
-secundair progressieve MS: start als relapsing remitting vorm, na een tijd meer geleidelijk verlies van functies (30-40%)
- primair progressieve MS: vanaf het begin geleidelijk verlies van functies, geen opstoten (15-20%)
- benigne MS: na een lange periode van opstoot en remissie nog nauwelijks sprake van lichamelijke handicaps (10-15%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

symptomen van MS

A

-vermoeidheid
-paresthesieën (gevoelsstoornissen)
- spierzwakte of paralyses
- cognitieve problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

sensorische neuronen

A

= afferente/ prikkel aanvoerende neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

motorische neuronen

A

= efferente/ prikkel afvoerende neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Interneuronen

A

vooral in CZS, tussen sensorische en motorische neuronen: integreren informatie die binnenkomt en activeren geschikte motorische neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Reflexboog

A

eenvoudigste neuronen schakeling, Zonder tussenkomst hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

informatiegeleiding

A

-binnen neuron: elektrisch proces
-tussen neuronen: actiepotentialen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Rustpotentiaal

A

-70 mV: meer natrium buiten de cel , meer kalium binnen de cel -> cel licht negatief potentiaal tov buiten de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Exciteerbare cellen

A

cellen die bepaalde stimuli kunnen omzetten in actiepotentialen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Depolarisatie
wanneer stimulus tot gevolg heeft dat membraan potentiaal afneemt tot drempelwaarde  actiepotentiaal opgewekt
26
refractaire periode
periode net na actiepotentiaal waarin neuron niet kan vuren
27
Epilepsie
abnormale elektrische activiteit In de hersenen veroorzaakt aanvallen van kortdurende bewustzijnsverandering
28
Aura
wanneer epilepsie patiënten een aanval kunnen voelen aankomen
29
gegeneraliseerde aanvallen
abnormale hersenactiviteit in hele hersenen -tonisch clonische aanvallen -absences
30
partiële aanvallen
abnormale hersenactiviteit in deel van de hersenen, symptomen afhankelijk van locatie In de hersenen, kan overgaan tot gegeneraliseerde aanval --enkelvoudige partiële aanval -complexe partiële aanval
31
Tonisch clonische aanvallen
eerst verstijven (tonische fase), na 30 seconden onbeheerste, ritmische bewegingen van ledematen en romp(clonische fase) indien aanval langer dan 5 minuten: mogelijk levensbedreigend
32
Absences
geen bewustzijnsverlies, wel sterke bewustzijnsdaling, meestal In de kindertijd, kan meerdere keren per dag plaatsvinden
33
enkelvoudige partiële aanval
persoon blijft bij bewustzijn
34
complexe partiële aanval
sprake van een in minder of meerdere mate verstoord bewustzijn
35
refractaire epilepsie
epilepsie waarbij de aanvallen niet minderen met medicatie
36
excitatorische synaps
wanneer activatie van postsynaptische receptoren leidt tot stimulatie van postsynaptische neuron
37
inhibitorische synaps
wanneer activatie van postsynaptische receptoren leidt tot inhibitie van postsynaptische neuron
38
Reuptake
wanneer neurotransmitters door een actief proces terug opgenomen worden door het presynaptische neuron
39
Psychofarmaca
beïnvloeden signaaloverdracht ten hoogte van synaps: kunnen prikkel overdracht versterken (agonisten) of verzwakken (antagonisten)
40
Dopamine
teveel: kan leiden tot schizofrenie te weinig: kan leiden tot Parkinson door afsterven van neuronen die dopamine bevatten
41
L-dopa
levodopa: stof In de hersenen waaruit dopamine gemaakt wordt, gebruikt om dopamine niveau te stimuleren bij Parkinson patiënten
42
noradrenaline en serotonine
neurotransmitters die te maken hebben met een betere gemoedstoestand
43
soorten dementie
-Alzheimer (60-70%) -vasculaire dementie (15-30%) -frontaal kwab dementie (= ziekte van Pick) -Lewy-body dementie
44
Lewy body
abnormale inkapselingen van eiwit bevattend materiaal In de hersencellen
45
vasculaire dementie
plotse sprongsgewijze achteruitgang die samengaat met gevolgen van nieuw herseninfarct
46
Alzheimer dementie
hersencellen sterven geleidelijk af, oorzaak: -amyloïde plaques: opeenhoping eiwit fragmenten (beta-amyloiden) tussen zenuwcellen -neurofibrillaire tangles: onoplosbare samengestrengelde gemuteerde tau-eiwittenneurofibrillaire tangles
47
Acetylcholine-sterase-remmers
gebruikt om ziekteproces Alzheimer tijdelijk te vertragen, vertragen activiteit van acetylcholinesterasen om acetylcholine peil hoog te houden
48
perifeer zenuwstelsel
-somatisch (sensorisch + motorisch gedeelte = willekeurig perifeer zenuwstelsel) -autonoom zenuwstelsel (sensorisch + motorisch gedeelte = onwillekeurig zenuwstelsel)
49
autonoom zenuwstelsel
-(ortho)sympathisch stelsel (activiteit, fight or flight) -parasympathisch stelsel (in rust, rest and digest)
50
Meningen (ruggenmergvliezen)
-dura mater (buitenste laag, hard vlies) -spinnenwebvlies (middelste vlies) -pia mater (binnenste vlies, zachte vlies)
51
epidurale ruimte
ruimte tussen wervel bogen en dura mater
52
hersenvlies ontsteking
= meningitis: ontsteking van de meningen -virale vorm: meest voorkomend, algemeen niet levensbedreigend -bacteriële vorm: mogelijks wel levensbedreigend, veel kinderen blijvende schade, vaccinatie tegen meningitis c mogelijk
53
gemengde zenuwen
bevatten zowel sensorische als motorische neuronen zoals ruggenmerg zenuwen
54
dorsale/ posterieure wortel
bevat Alleen axonen met sensorische neuronen, koor mijn achteraan in het ruggenmerg toe
55
ventrale/ anterieure wortel
bevat axonen met motorneuronen die vooraan vertrekken in het ruggenmerg
56
ruggenmerg reflexen
= spinale reflexen, vindt plaats in grijze stof van het ruggenmerg
57
kniepees reflex
aangeboren reflex
58
gelateraliseerde schade
schade beperkt tot één zijde van het lichaam
59
tetra-of quadriplegie
verlamming van de 4 ledematen door beschadiging van het ruggenmerg in het halsgebied, romp en ademhalingsspieren
60
Paraplegie
volledige verlamming van de benen en het bijhorende gedeelte van de romp
61
Dwarslaesie
= compleet dwarsletsel: zenuwbanen op een bepaald niveau volledig onderbroken, afhankelijk van de plaats permanente uitvalsverschijnselen
62
incompleet dwarsletsel
gedeelte van de zenuwbanen op een bepaald niveau onderbroken, enig functioneel herstel mogelijk maar schade blijft bestaan
63
(perifere) neuropathieën
-sensorische neuropathieën: gevoelsstoornissen -motorische: zwakker worden en uiteindelijk slinken van spieren -autonome: flauwvallen door te lage bloeddruk diarree, incontinentie…
64
amyotrofe latérale sclerose (ALS)
ziekte van perifeer zenuwstelsel, zeldzaam, oorzaak nog onbekend
65
hydrocefalus/ waterhoofd
aanmaak en afvoer van cerebrospinaal vocht niet in evenwicht vergrote druk In de hersenen
66
Hersenvliezen
zelfde opbouw als ruggenmerg vliezen
67
Hersenstam
-verlengde merg (medulla oblongata) -pons -middenhersenen
68
medulla oblongata
loopt over in ruggenmerg, controleert vitale lichaamsfuncties
69
verschil coma en vegetatieve status
coma: ogen niet geopend, geen slaap waakritme, soms wel reactie op pijnprikkels vegetatieve status: wel periodes ogen openen, slaap waakritme aanwezig, urinaire en fecale incontinentie, geen reactie op prikkels
70
Pons
= brug van Varol: verbind het lichaam met de hersenen, hier kruisen zenuwbanen
71
midden hersenen
coördineren van lichaamsbeweging en algemene sturing van beweging (schade gerelateerd met Parkinson)
72
Ziekte van Parkinson
4 grote symptomen -tremor -spierstijfheid -akinesie -verandering van de houding
73
reticulaire activatie systeem
bevindt zich in bovenste delen van het ruggenmerg, maar ook in hersenstam en midden hersenen: betrokken bij behoud van bewustzijn en slaap waakritme
74
cerebellum
coördineren van ruggenmerg en andere hersendelen om bewegingen vlot en nauwkeurig te maken, aangeleerde motorische activiteiten, proprioceptie en evenwicht
75
Thalamus
Schakelstation, sensorische informatie naar hersengebied sturen dat in staat voor verdere verwerking
76
Hypothalamus
reguleren van inwendige toestand; rol bij emoties en uitdrukken van woede, agressie ,plezier, seksuele opwinding; regel voedsel en drank inname; circadiaans ritme; lichaamstemperatuur
77
limbisch systeem
prominente rol in emotionele aspecten, geur waarneming en geuren -thalamus -hypothalamus -amygdala -hippocampus -delen van olfactorisch systeem
78
Amygdala
betrokken bij angst, agressie
79
Hippocampus
belangrijke rol bij geheugen
80
cerebrale Cortex
-frontale kwab -pariëtale kwab -occipitale kwab -temporale kwab
81
functies cerebrale Cortex
-sensorische gebieden -motorische gebieden -associatie gebieden
82
Primaire sensorische gebieden
-somatosensorische Cortex -visuele cortex -auditieve cortex
83
somato sensorische Cortex
somatotoop georganiseerd: grootte van gebied~ gevoeligheid van lichaamsdeel (homunculus) schade: gevoelsstoornissen
84
visuele Cortex
in occipitale lob: ontvangt ruwe visuele informatie (verwerking ergens anders) schade: gezichtsveld stoornissen
85
auditieve Cortex
in temporale lob: horen (interpretatie in associatie gebieden)
86
primaire motorische Cortex (precentrale gyrus)
achterkant frontale kwab, somatotoop georganiseerd: grootte van gebied~bewegingscomplexiteit, motoriek aansturen schade: klein deel beschadigd, geen precieze bewegingen meer; groot deel beschadigd, mogelijk halfzijdige verlamming(hemiparalyse)
87
associatie gebieden
-somatosensorisch associatie gebied (net achter primair somatosensorische hersengebieden) vorm, textuur en oriëntatie van voorwerp voelen -visuele associatie gebied (in occipitale lob) visuele prikkels interpreteren auditieve associatie gebied(in temporale kwab)
88
schade aan linker pariëtale Cortex
problemen met schrijven, uitvoeren van rekenkundige berekeningen koma onderscheiden van links en rechts en vinger agnosie
89
schade aan de rechter pariëtale Cortex
sensorisch neglect: niet letten op linkerhelft van voorwerpen
90
visuele agnosie
schade aan visuele associatie zone: niet meer in staat om visuele stimuli te herkennen
91
prosopagnosie
vorm van visuele agnosie, kan geen gezichten meer herkennen
92
prefrontale Cortex
meest anterieure deel van frontale kwab: coördinatie van hogere functies
93
frontaal syndroom
kan ontstaan door hersentrauma, cerebro vasculair accident of hersentumor -controle over jezelf verliezen -onberekenbaarheid en impulsiviteit -zinloos herhalen van gedrag - veranderingen in persoonlijheid -stoornissen in cognitief functioneren
94
premotorgebied
motorisch associatie gebied: belangrijke rol bij leren van complexe motorische activiteiten die verlopen volgens stappenplan
95
Hemisferische lateralisatie
elke hemisfeer gespecialiseerd in uitvoeren van specifieke functies naast beiden meeste functies ondersteunen
96
afasie van broca
spraakproblemen geassocieerd met problemen bij spraak productie
97
afasie van wernicke
taal begrip is verstoord
98
Embolie
verstopping van de slagader door gelijk welke mogelijke oorzaak
99
trombose
bloedstolsel dat vast komt te zitten In de slagader waardoor slagader verstopt raakt
100
transient ischaemic attack (TIA)
tijdelijke afsluiting van een bloedvat In de hersenen, veroorzaakt door een bloedprop die weer oplost
101
Hersenbloeding
bloed komt In de hersenen door een beschadigd bloedvat