niet-mendeliaanse overerving Flashcards

(22 cards)

1
Q

Niet-Mendeliaanse overerving

A

-multifactoriële aandoeningen
-polygenie
-onstabiele trinucleotide repeat sequenties
-imprinting
-epigenetica
-mitochondriale overerving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Multifactoriële aandoeningen

A

komt het vaakst voor: aandoeningen die veroorzaakt worden door ingewikkeld samenspel van meerdere factoren, Meeste komen pas op latere leeftijd tot uiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

omgevingsinvloeden bij multifactoriële aandoeningen (verworven oorzaken)

A

-stoffen met teratogene werking(kunnen misvormingen veroorzaken)
-medicijnen
-infecties (vb rubella, toxoplasmose)
-genotsmiddelen (vb roken en alcohol)
-teveel van bepaalde voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

perinatale aandoening

A

ontstaat tijdens geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

prenatale aandoening

A

ontstaat voor geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

postnatale aandoening

A

ontstaat het gedurende het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Polygenie

A

wanneer meerdere genen op verschillende loci samen impact hebben op al dan niet verschijnen van bepaald kenmerk
vb autismespectrumstoornis (polygenetisch overgeerfd)
-additieve polygenie
-drempelpolygenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

additieve polygenie

A

verschillende genen, gelegen op andere chromosomen werken Samen om bepaalde eigenschappen tot stand te brengenfenotype zal variëren naar gelang aantal genen dat inwerkt op eigenschappen
vb huidskleur (gemengd fenotype)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

drempelpolygenie

A

drempel van aantal genen moet overschreden worden vooraleer aandoening tot uitdrukking komt
vb neurale buisdefecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Neurale buisdefecten

A

-anencefalie: gedeelte uitgroei van hersenmassa en groei van de schedel is onvoldoende, meeste foetussen vroegtijdig afgestoten
-encefalocele: hersenen meer ontwikkeld dan bij anencefalie, maar stoppen in omsluitende zak uit de schedel naar buiten, beperkte overlevingskans
-open rug/spina bifida: sluitings defect ter hoogte van lendenen
–>belangrijke oorzaak = tekort aan foliumzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

spina bifida occulta

A

Alleen achterkant van wervel is niet helemaal dicht, ruggenmerg en ruggenmerg vliezen liggen perfect op hun plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onstabiele trinucleotide repeat sequenties

A

wanneer bepaald aantal tripletten overschreden wordt gaat gen waarin repeat voorkomt veranderd genproduct voortbrengen kan leiden tot erfelijke ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fragiele X-syndroom

A

onstabiele trinucleotiden repeats en x geslachtsgebonden: afwijking op x geslachtschromosoom waar een breekbare/ fragiele plaats is, een oorzaak van zwakke intelligentie bij jongens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerken fragiele x-syndroom

A
  • verstandelijke beperking
  • taal ontwikkeld laat
    -uiterlijk bij baby’s meestal niks maar later kenmerkende gelaatstrekken
    -ADHD gedrag een autistiforme kenmerken–>na puberteit rustiger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

premutatie

A

bij fragiele x: herhalingen ligt tussen 50 en 200, is instabiel(neiging toe te nemen wanneer doorgegeven door moeder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Imprinting

A

wanneer expressie van een gen mede afhankelijk is van geslacht van de ouder: genomische imprinting
-maternale imprinting: maternale gen is inactief en gen op paternale chromosoom is actief
-paternale imprinting: paternale inactief, maternale actief

17
Q

voorbeelden genomische imprinting

A

Prader-willi (deletie op lange arm 15e chromosoom doorgegeven door vader) en Angelman syndroom (zelfde maar doorgegeven door moeder)

18
Q

epigenetica

A

het studiegebied binnen de genetica dat de invloed onderzoekt van omkeerbare, overerfbare veranderingen in de genexpressie die optreden zonder wijzigingen in de DNA-sequentie

19
Q

mitochondriale overerving

A

overgeërfd via eicellen van een vrouw aan al haar kinderen
gebruikt in: slachtoffer identificatie en lokaliseren van eerste moderne mens

20
Q

voordelen mitochondriaal dna

A

-veel stabieler dan dna uit de celkern
-hoge mutatie frequentie waardoor verschillend genoeg tussen personen om apart patroon op te leveren bij verschillende individuen
-geen over kruisingen bij het doorgeven–>vrijwel ongewijzigd doorgegeven: Je kunt veel verder teruggaan In de tijd

21
Q

nadelen mitochondriale DNA

A

-erft over van moeder op al haar kinderen waar door bij match mogelijk dat het broers, zussen, moeder of grootmoeder betreft
-Je kunt enkel vrouwelijke afstammingslijn volgen

22
Q

tandem repeats

A

herhaaldelijk na elkaar gerankschikte identieke stukjes DNA