Emotionele stoornissen Flashcards

(30 cards)

1
Q

Stemming

A

Volgt geen vlakke lijn. Het is eerder een zachtjes kabbelende stroom van gevoelens, die voor een belangrijk deel wordt beïnvloedt door omgevingsfactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stemmingsstoornis

A

Gevoelens of stemmingen overstijgen de normale intensiteit en het
normale tijdsverloop. De stemming staat dan niet meer in verhouding tot de gebeurtenis en raakt dan abnormaal ‘hoog’ (in het geval van hypomanie of manie) of abnormaal ‘laag’ (in het geval van een depressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DSM-5 onderscheidt 3 verschillende stemmingsepisoden

A
  • de depressieve episode
  • de hypomane episode
  • de manische episode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2 groepen stemmingsstoornissen

A
  1. de depressieve stoornissen
  2. de bipolaire stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Depressieve stoornissen.

A

Heeft enkel depressieve episodes. Kan Majeure depressie of persistente depressieve stoornis (dysthyme stoornis) zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Majeure depressie

A

(meestal terugkerende) depressieve episoden, die een duidelijk begin en een duidelijk einde hebben. Er is met andere woorden een episodisch karakter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dysthymie of persisterende depressieve stoornis

A

Persisterende langdurige depressieve klachten die in de regel minder ernstig zijn en geen episodisch karakter vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bipolaire stoornissen

A

Als er buiten de depressieve episodes ook sprake is van manische of hypomanische episodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Criteria majeure depressieve stoornis volgens de DSM-5 (moeten er minstens 5 zijn voor diagnose)

A
  1. Verlaagde stemming, bijna elke dag
  2. Duidelijk verminderde interesse of plezier in bijna alle activiteiten, bijna elke dag
  3. Significant gewichtsverlies zonder diëten of gewichtstoename
  4. Insomnia of hypersomnia bijna elke dag.
  5. Psychomotorische agitatie of vertraging, bijna elke dag
  6. Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag.
  7. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens bijna elke dag
  8. Verminderd vermogen tot nadenken of concentreren, of besluiteloosheid, bijna elke
    dag
    9.Recidiverende gedachten aan de dood (niet alleen de vrees om dood te gaan),
    recidiverende suïcidale ideatie zonder concreet plan, of een specifiek plan om suïcide
    te plegen, of een suïcidepoging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Anhedonie

A

Verlies van interesse of plezier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Symptomen kunnen verdeeld worden in 3 clusters

A

Affectieve, lichamelijke en cognitieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De 6 subtypes van depressie

A
  1. Met angstige spanning.
  2. Met gemengde kenmerken.
  3. Met melancholische kenmerken.
  4. Met atypische kenmerken.
  5. Met stemmingscongruente psychotische kenmerken.
  6. Met stemmingsincongruente psychotische kenmerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Depressies met melancholische kenmerken

A

Melancholische kenmerken als duidelijke anhedonie en/of een niet-reactieve stemming. Minstens 3 (van de 6) vitale kenmerken zijn aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Depressie met psychotische kenmerken

A

Een psychotische depressie is een melancholische depressie, waarbij de episode gecompliceerd wordt door de aanwezigheid van wanen en/of hallucinaties. Inhoud psychotische elementen kan stemmingscongruent of stemmingsincongruent zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Depressie met atypische kenmerken.

A

Een reactieve stemming (‘mood reactivity’) is kenmerkend voor een atypische depressie; stemming kan opklaren als er aangename dingen gebeuren. Minstens 2 andere atypische kenmerken aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Depressie met katatone kenmerken

A

Depressieve persoon ervaart katatonie

17
Q

Depressie met peripartaal begin

A

‘rond’ (peri-) de bevalling (partus). Wordt ook postpartumdepressie genoemd, maar depressieve tekenen kunnen ook al tijdens de zwangerschap ontstaan.
Wetenschappelijke gegevens tonen eerder een piek van depressies rond de 12 weken na de geboorte. Prevalentie: 10-15% van de aanstaande moeders

18
Q

Depressie met seizoenspatroon

A

winterdepressie. Begint in het najaar en gaat voorbij in het late voorjaar. Om van een patroon te spreken, moet dit tijdsverloop zich minstens 2 jaar na elkaar hebben
voorgedaan. Vooral uitgesproken vermoeidheid en anergie

19
Q

Hoelang duurt een gemiddelde depressieve episode?

A

Een half jaar

20
Q

De Vijf Rs

A

response, remission, recovery, relapse en recurrence

21
Q

Neurobiologische paden bij ontstaan van depressie - De HPA-as

A
  • Stresserende gebeurtenissen kunnen belangrijke triggers zijn
  • Chronische stress kan stressystemen ontregelen
  • hippocampale atrofie
  • Door hyperactivatie HPA-as worden we chronisch blootgesteld aan pro-inflammatoire cytokines
22
Q

Wat is hippocampale atrofie

A

In hippocampus zullen minder nieuwe neuronen worden gevormd, dendrieten atrofiëren

23
Q

Het beloningscircuit

A

het ventrale plus het dorsale netwerk worden voornamelijk geïnnerveerd door
dopaminerge neuronen in het ventrale tegmentale gebied (VTA) die projecteren naar de nucleus accumbens, de orbitofrontale cortex, de amygdala en de hippocampus. Bij depressieve stoornissen wordt een verminderde activiteit gevonden van het ventrale striatum inclusief de nucleus accumbens. Deze gedaalde activiteit wordt gerelateerd aan de vermindering in de beloningsfunctie die aan de basis ligt van anhedonie.

24
Q

Immunologische factoren

A

Stress leidt tot een toename in het lichaam van zogenoemde pro-inflammatoire cytokinen. Deze maken de normale overdracht van neurotransmitters, zoals serotonine en noradrenaline, moeilijker. Serotonine en noradrenaline zijn betrokken bij de regulatie van emoties.

25
Bipolaire stoornis
De naam voor de manisch-depressieve stoornis. Eerste manische episode gebeurd vaak in de jong-volwassenheid
26
Criteria manische episode
Herkenbare periode met een abnormaal en persisterend verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming en een abnormaal en persisterend verhoogde activiteit of energie, minstens één week + minsten drie symptomen
27
Symptomen van een manische episode
1. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grandiositeit. 2. Verminderde slaapbehoefte 3. Spraakzamer dan gebruikelijk of spreekdrang (logorrhee). 4. Gedachtevlucht of de subjectieve beleving dat de gedachten gejaagd zijn. 5. Verhoogde afleidbaarheid 6. Toename van doelgerichte activiteit,of psychomotorische agitatie 7. Excessief bezighouden met activiteiten met grote kans op pijnlijke gevolgen
28
Wat is hypomanie
Dezelfde symptomen als een manie maar minder extreem. Als er sprake is van psychose is het automatisch manisch en niet hypomanisch
29
Bipolaire 1 en 2
Bipolaire I: Minstens een manie Bipolaire II: Hypomanieën en depressies
30
Cyclothymie