Slaap en bewustzijn Flashcards

(22 cards)

1
Q

Wat is slaap

A

Een periodiek optredende toestand van verminderde motorische activiteit, die tevens gekenmerkt wordt door een verminderde reactiviteit op externe stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van slaap?

A

overdag alert zijn en ‘s avonds ontspannen; bevorderen van lichamelijk herstel van zowel de hersenen als de rest van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Circadiane ritmiek

A

Een biologisch ritme waarvan de cyclus ongeveer één dag duurt. Men spreekt ook wel van een 24-uursritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke andere biologische functies zijn volgens het circadiane ritme?

A
  • Lichaamstemperatuur
  • Secretie van hormonen in het bloed (cortisol)
  • Hartritme/bloeddruk
  • Cognitief prestatievermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Belangrijkste biologische ‘klok’

A

suprachiasmatische kern (SCC) van de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt het SCC?

A

Speciale neuronen (ganglioncellen) sturen informatie over lichtsterkte
naar deze kern. Door productie van bepaalde eiwitten hebben deze neuronen een vuurfrequentie of output van ongeveer 24u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Slaap wordt fenomenologisch beschreven als zijnde

A
  1. een bij de volwassene circadiaan optredend verschijnsel;
  2. een toestand van verminderde motorische activiteit;
  3. een toestand gekenmerkt door verminderde sensorische verwerking;
  4. een toestand waaruit men gewekt kan worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Slaapstadia vroeger Vs Nu

A

Vroeger: slaap is een passieve toestand, die ontstaat bij gebrek aan activering/stimulatie

Nu: Slaap-waakregulering gezien als een systeem van neuronale netwerken
waarbij verschillende neurotransmitters op verschillende plaatsen in het brein van belang zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De slaapstadia

A
  1. Wakker
  2. N1
  3. N2
  4. N3
  5. REMslaap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekend REM

A

Rapid Eye Movements

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

N1

A

een korte periode van indoezelen, de transitie tussen slapen en waken.
De wakkere staat gaat over in lichte slaap. De oogbewegingen vertragen en de hersenactiviteit verandert. Men wordt zich geleidelijk minder bewust van de omgeving, maar wordt nog gemakkelijk wakker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

N2

A

De slaap is nog licht, maar men wordt al minder makkelijk wakker. De hersenactiviteit vertraagt, met af en toe wat kortdurende snellere activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

N3

A

De lichte slaap overgaat in diepe slaap. In de diepe slaap zijn ademhaling, hartritme en hersenactiviteit op het laagste niveau. Wakker worden is moeilijk en men is gedesoriënteerd wanneer dat toch gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurd er tijdens de diepe niet-REM slaap

A

Er treedt een regulering op van synaptische activiteit en sterkte, waardoor leerprocessen en ervaringen van de voorgaande dag worden vastgelegd. Een proces van schoonmaak treed op, toxines en metabolieten worden afgevoerd naar het veneuze bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Slaapregulatie in de hersenen

A

Niet-REMslaap (overgang waken en slapen): hypothalamus
REM-slaap: neurale interacties in de hersenstam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De belangrijkste hersengebieden betrokken bij de transitie tussen waken en slapen

A

ventrolaterale preoptische nucleus (VLPO) in de hypothalamus, heeft een inhiberende effect op de arousalsystemen

17
Q

Wat heeft een inhiberend effect op de VLPO?

A

De histaminerge neuronen van de tuberomamillaire kern (TMN) in de hypothalamus,
waardoor je overdag alert en actief bent.

18
Q

Wat is de flip-flop switch

A

Deze wederzijdse inhiberende interactie zorgt voor snelle overgangen tussen de slapende en wakende toestand

19
Q

Wat is Acetylcholine

A

De belangrijkste arousalgerelateerde neurotransmitter; de afgifte hiervan verminderd niet tijdens de REM-slaap

20
Q

Waar word Acetylcholine geproduceerd in het brein?

A

2 gebieden
In de pons: Pedunculopontine tegmentale kern (PPT) en Laterodorsale tegmentale kern (LDT)
In de Basale voorhersenen

21
Q

Definitie insomnie

A

Een klacht over problemen met het initiëren van slaap, met doorslapen of met te vroeg definitief wakker worden of over een chronisch niet-herstellende slaap of slechte slaapkwaliteit.

22
Q

Verschil klacht en stoornis

A

Gedragsmatige of emotionele consequentie overdag die het normale functioneren belemmert