Essentie Locomotor II_3 Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gewrichtslijnen enkel

A

In trauma 2 lijnen in voet (EX)
- 1 tussen os navicularis en talis = Chopart → weinig ligamenten sterkt → makkelijk voet dislocatie
o Gewrichtslijn van Chopart: tussen calcaneus en talair en os naviculare en cuboïdeum
- 2de lijn Lisfran
o Gewrichtslijn van Lisfranc: tussen de voor- en de middenvoet
- => lijnen waar voet zwak zijn, en bij injury kunnen disloceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Symptomen enkel

A
  • Pijn
    o Metatarsalgia (pijn aan de voorvoet)
    o Druk van de schoen
    o => te kleine schoenen of hakken
  • Deformiteit
    o Crooked toe, twisted foot
  • Zwelling
  • Instabiliteit
    o Enkel geeft mee
  • Numbness
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Signs Enkel

A
  • Rechtstaan → kijken!
    o Wandelgang

o Op tenen laten staan belangrijk
o F veel voorkomen – halux valgus
o Positie voet, bogen en blisters bekijken
- Zitten of liggen → kijken!
o Huidveranderingen → tekens van overbelasting (bv. plijsters)
o Deformiteit → equinus, pes planus (platvoet), pes cavus (holvoet), hallux valgus, hammer toe
o Zwelling
o Corns = eelt
- Voelen!
o Tenderness
o Pulsaties
o Sensatie
→ Grote teen: L5
→ Kleine teen: S1
→ Scheenbeen: L4
→ Peroneus geeft hier afb 
- Bewegen: actief en passief
o Enkel gewricht
→ Inversie: adductie + rotatie van de voorvoet
o Subtalair gewricht
o Midtarsaal gewricht
o Tenen
- Stabiliteit – hier niet meegingen want dan doet alles pijn! Dislocatie talus mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Jacks test

A

o Jacks test: druk op hallux (grote) in dorsiflexie => op tenen staan
→ Mediane boog terug bol -> flexible platvoet
→ Mediane boog blijft hol -> rigide platvoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Top many toes sign

A

M. Tibialis posterior (insertie os naviculare) fungeert als invertor van de voet → kan ontstoken of afgescheurd zijn

Too many toes sign → laatste foto: L meerder tenen zichtbaar, R maar 1 teen zicht baar = normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pes cavus

A

Altijd teken van musculaire imbalans → volledig pt onderzoek, kan neuromusculaire ziekte zijn => veel spinale Neuromusculaire problemen => MRI ruggengraat!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeken hallen valgus

A
  • Hoeken! > type operatie
  • Hallux valgus angle = HVA
    o Lijn langs Agis metatarsaal, 2 lijn Pharynxx → hoek meten normaal <15°
  • Inter metatarsal angle = IMA
    o Normaal <9
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lesser toe deformiteiten

A

EX!!! Halux valgus neemt ruimte van voorvoet in → te weinig plaats voor de rest
HAMMER TOE
- Één teen
- Extensie MT1
- Hyperflexie PIP
- → bump – moeite met schoenen
- Behandeling: afhankelijk van de flexibiliteit
o – rechtmaken teen
CLAW TOE
- Meerdere tenen
- Extensie MT
- Hyperflexie PIP en DIP => hier ook DIPbetrokken
- Behandeling: afhankelijk van de flexibiliteit
o – rechtmaken teen
CROSS OVER DEFORMITY
- Multiplanaire instabiliteit van de tweede teen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behandeling enkel verstuiking

A

PRICE (EX – 1 element met andere definitie > herkennen)
- P = protect – bandage (geen gips – stijfheid)
- R = rest
- I = ice
- C = compress (tegen zwelling
- E = elevate (tegen zwelling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Osteochondrale laesie van de talus

A
  • Epidemiologie: vaak bij enkelfracturen + enkelverstuikingen
  • Plaats (algemene regel)
    o Mediale taluskoepel: posterieur
    o Laterale taluskoepel: meer anterieur
    o => missen deel bedekking kraakbeen, oppervlakte van talus is niet gelijk → inflammatie – meestal VG van enkel destorsie,** maar zwelling gaat niet weg + net als pijn**
    o => moeten behandelen anders vroeg artrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Symptomen tarsaal tunnel syndroom

A
  • Hyperalgasie plantair
  • Pijn bij langdurig staan
  • Vage mediale voetpijn (pijn aan de voetzool)
  • Meestal brandende pijn
  • Gevoelloosheid in plantaire voet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Signs tarsaal tunnel syndroom

A
  • Het teken van Tinel
    o Oppervlakkige zenuw: tap on the nerve → uitlokken van de symptomen van de patiënt
  • Sensorisch
  • Motorische functie
    o Verspilling van abductor digiti V en abductor hallucis
  • Compressie test
    o Plantaire flexie en inversie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Thompson sign:

A

knijpen in de kuit → voet zal bewegen => Achilles ruptuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

“Teken te veel tenen” = “to many toes sign”

A

Wanneer je langs achter kijkt van de patiënt lijkt het alsof hij meer tenen heeft!! Is maar een illusie => posterior tibialis tendon dysfunctie (PTTD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Belangrijkste oorzaken LLD

A

=> Multipel!; probleem groeischijf, heupluxatie (=> niet mogen missen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Operatie LLD

A

Bij operatie: stop kunnen van groei (onderste ledematen meeste groei rondom knie, minder enkel/heup + voor locatie breuk ook belangrijk) => boor techniek = epifysiodesis (voordeel geen schroeven die er moeten uithalen); als groeischijf meer dan 50% beschadigt → niet meer groeien
o Vrij gemakkelijker herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Congentiale heup dysplasie

A

KLINISCH ONDERZOEK (!) => herhaal klinisch onderzoek
- Assymetry
o Op buik liggen, voeten wijzen naar buiten
o Asymmetrische bil bilplooi (niet heel specifiek), meestal niets aan de hand zonder risicofactoren
- Galeazzi
o Lengteverschil in de femur → bij een dislocatie is het beentje korter
o Bij bilaterale heupluxatie → normaal – nog wel beeldvorming
- Abductie
o Ene been abduceert normaal, andere been niet
- Ortolani → terug uit de kom (goede)
o Test de reduceerbaarheid van een geluxeerde heup, verspringingsgevoel bij abductie
o Hoofd komt terug in het acetabulum door de beweging
- Barlow → kan uit de kom (slechterik)
o Test de luxeerbaarheid van een instabiele heup
o Kan positief zijn zonder pathologie enkele uren na de geboorte
o Verspreidingsgevoel bij adductie
o Adductie doen en de dislocatie testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Typische positie septische artritis

A

Pseudoverlamming: flexie-exorotatie heup => kindje heel de tijd beentje in flexie en exorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Fase LCP

A

Leg-Calvé-Perthes (LCP): Verschillende fases: necrose → fragmentatie → genezing → remodellering => bang verhoudingen verstoort bij nieuwe heupvroming
! Niet mee gaan sporten, wel mogen stappen thuis + zwemmen + kine (soepel houden), lange afstanden rolstoel
Veel classificatie criteria, weten niet goed waarom ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Niet operatieve behandeling trauma BL

A

voor de meeste clavicula-, humerus-, distale radiale, metacarpale en falangeale fracturen. > niet volledig waar voor clavicula en distaal radius fractuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Operatieve behandeling trauma BL

A

vereist voor verplaatste (displaced) fracturen van de distale humerus, olecranon of onderarm bij volwassenen. Verplaatste intra-articulaire fracturen van de distale radius en kleine handgewrichten worden ook operatief behandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Meest voorkomende grote gewrichtsdislocatie

A
  • Glenohumerale dislocatie is de meest voorkomende grote gewrichtsdislocatie en wordt geassocieerd met recidief bij jongere patiënten en rotator cuff scheuren bij oudere patiënten. => door anatomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verplaatste supracondylaire humerusfracturen bij kinderen

A

gaan gepaard met een aanzienlijk risico op vasculaire en neurologische letsels. => goed behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Belangrijkste punt distale radiusfracturen
komen zeer vaak voor; 30% is instabiel in het gips. = nood operatie => meeste pols wordt geopereerd
26
Belangrijkste scafoïdfracturen
zijn mogelijk niet duidelijk op de eerste röntgenfoto's en gaan gepaard met een risico op avasculaire necrose. => tot anders bewezen gebroken
27
MC en falangeale handfracturen behandeling
kunnen conservatief worden behandeld, tenzij er sprake is van een verkeerde rotatie- of hoekafwijking.= malalignment
28
GLENOHUMERAL JOINT DISLOCATIONS
- Meestal, 90% van de gevallen: anterior (+-inferior) ontwricht of verplaatst: 90% - ! Axilaris zenuw 20% > kan uitval zorgen > geen abductie meer o ! Niet reduceren in voetbalstadium - Gentle force (kan (5-10min) > geen sterke kracht > voor plexus brachialis o RX nemen + mitella + onmiddellijk voorzicht fysio - Posterior joint dislocations are uncommon o Usually associated with ethylism (alcoholproblemen), seisures (epileptische aanvallen), and high energy trauma (poly-trauma)
29
Proximale humerus fractuur
Oudere vrouw, gevallen van de trap, zeer pijnlijke schouder, vaak door osteoporose; risico AVN
30
Humerus schaft fractuur
1. Radiale zenuwbeschadiging (10-15%) (radial nerve injury) o Nervus radialis loopt rond de schacht (sulcus nervus radialis) – post schaft o Meteen neurovasculaire status van de ledematen checken!
31
Distale humerusfractie bij volwassenen, complicaties
Stijfheid = groot probleem
32
Fractuur onderarm, complicatie
Meer en meer pijn = progressief slechter => symptomen compartimentsyndroom = URGENTIE
33
Voorarm fractuur essentie
Elke onderarm fractuur beschouwen als een compartimentsyndroom tot het tegendeel is bewezen! Één bot hebt dat gebroken is in de voorarm -> klinisch en radiologisch de pols en de elleboog controleren (is er een dislocation of subluxatie?) Bij RX > beide gewrichten moeten zien Twee botten hebt gebroken in de voorarm -> kind conservatief behandelen (gips door remodelleren), adult operatief
34
Waarom fractuur opereren?
: elke fractuur in menselijk lichaam, als fractuur opereren > fractuur stabiel maken > zodat kine zo snel als mogelijk kan worden opgestart > betere revalidatie voor pt + vermijden stijfheid (eerste doel!), want stijfheid van een gewricht is zeer invaliderend
35
Pols fracturen
- Meest voorkomende fracturen van het menselijk lichaam: dorsaal displaced wrist fractuur o 2 types: anterieur en distaal displaced, nervus Medianus kan betrokken zijn = carpal tunnel syndroom
36
Fractuur scaphoïd klinisch
Polspijn + tenderness over de anatomische snuifdoos
37
BL: flexor tendon letsels
- Flexor digitorum superficialis en profundus > kijken welke aangetast in operatie - Behandeling: chirurgische exploratie en repair o Kan zijn dat plaats van wonde niet overeenkomt met de plaats van het peesletsel => op zoek gaan naar welke pees of pezen beschadigt zijn
38
Wat is de rol van bisfosfonaten bij CRPS?
Ze remmen botresorptie en helpen in stadium I en II tegen pijn en botverlies.
39
Incidentie rotator cuff tendinopahtie
Neemt toe over 50j
40
Risicofactoren rotator cuff tendinopathie
- Beroepsmatige factoren o Overhead werkzaamheden • Zeker schoonmakers (boven 90°) > advies op trapje staan bv - ergonomen > job op andere manier, maar moet niet stoppen met job o Repetitief handwerk - Sport: zwemmen (ook tennis, volleybal, basketbal,…) - Diabetes => veel locomotor problemen - Hyperlipidemie - Obesitas => ook bovenste ledematen problemen Vooral in onderste ledematen artrose: gonartrosis (knie), heup = coxartrose; Schouder > omartrose (niet veel voorkomend)
41
Overzaken impingment schouder (belangrijkste)
Curved of hooked acromion o Hooked: meest voorkomend o Gemakkelijker impingement o Als op jongere leeftijd zonder risicofactoren > kijken RX + conservatieve behandeling werkt niet
42
DD zwakte rotator cuff impignement syndroom
DD (pperifere nerve injury, radiculopathie) o Dropvoet > L5 of peroneus of peesscheur/volledige ruptuur > DD maken met antalgisch probleem – injectie met anesthetica • Beter pijn + kracht terug > geen pees probleeem • Sensibiliteit probleem > perifeer zenuw of radiculopathie
43
Functie RC spieren
- Supraspinatus: abductie in het scapulair vlak => ver uit meeste aangedaan o Supraspinatus > Jobe of empty can (abduction) - Infraspinatus: externe rotator (arm in neutrale stand) = test - Teres minor: externe rotator (arm in 90° abductie) = test (+ boven arm onder rol handdoek > 90°) – amper aangedaan - Subscapularis: interne rotator = test (push of = passieve endorotatie) ==> Nodig om te weten wat moeten testen
44
Behandeling tenniselleboog
Excentrieke oefentraining
45
Signs carpaal tunnel syndroom
Tinel test en phalen +
46
Behandeling dupuytren contractuur
- 1/ Zonder significante contracturen – als geen functieverlies: geen operatie - 2/ Chirurgie voor contracturen die de functie verstoren
47
Test de quervains ziekte
FINKELSTEIN’ S TEST - Duim in adductie. => TESTEN PEZEN: USE + STRETCH - Pols is gedevieerd in ulnaire richting - Veroorzaakt pijn proximaal van de punt van de processus styloideus
48
Fractuurcomplicatie
Complex regionaal pijnsyndroom = Schouder-hand syndroom; reflex sympathetic dystrophy, algoneurodystrophy, sudek’s atrophy
49
Therapie CRPS
Stage I: vasoconstrictie → calcitonine + mobilisatie onder pijngrens 2/ mobilisatie boven pijngrens, warmte (want cyanose), bisfosfonaten, sympathische zenuwblok
50
Interpretatie RX
1. Osteoblastic / Osteolytic 2. Transition zone (kan men rond het letsel een lijn tekenen of niet?) 3. Periostal reaction (wijst op agressivitieit) 4. Cortical invasion 5. Soft tissue invasion => Agressief of niet-agressief?
51
Als open groeiplaatsen + epifyse altijd denken aan? (Tumor)
aan chondroblastoma = pijnlijk, kan metastase => meer is goedaardig DD infectie
52
OSTEOBLASTIC/OSTEOLYTISCH
OSTEOBLASTISCH = WIT <-> OSTEOLYTISCH = ZWART Meer intens dan het bot, botaanmaak <-> Minder intens dan het bot (bv. giant cell)
53
Transitie zone (tumor)
54
NIET AGRESSIEF - Trage groei - Scherpe aflijning - Sclerotische border - Cortex intact AGRESSIEF - Snelle groei - Geen scherpe aflijning - Transitiezone tumor/bot - Corticale invasie - => hier zeker MRI nodig
55
Periostale reactie (tumor)
TRAAG - Als periosteale reactie, glad => stabiel o (Wanneer je een breuk of stressbreuk hebt gedaan, kan je een reactie krijgen van uw periost,  mooi heuveltje en één geheel, gebeurd ook niet snel) SNEL - Geen ossificatie - “onion peels” o Onion peels  witte lijn, zwarte lijn, witte lijn, zwarte lijn (zoals ajuin) o => betekent dat je een agressief letsel hebt, niet perse maligne letsel - Spiculae / Hair-on-end - sunburst - Codman-driehoek o Witte pijl: wijst op agressiviteit van het letsel, maar niet op de kwaadaardigheid, bot wil het naar beneden duwen, maar kan het niet dus zal reageren om zich sterk te houden
56
Work-up weke delen tumor
DIAGNOSE - Weefsel is het probleem o Biopsie  CT-geleide, echografie  Biopsie openen b. ALTIJD uitgevoerd door chirurg of in samenwerking met chirurg (anders meer kans dat de kanker terug komt) • Als niet chirurg bent, niet biopsie doen c. DRAIN in lijn met incisie bij open biopsie Zorg altijd dat er duidelijk vermeldt wordt hoe de biopsie genomen moet worden, dit is belangrijk voor de operatie nadien Altijd maar door 1 compartiment gaan !!  als je dan een compartiment moet wegnemen en je bent in 2 geweest, dan moet je er 2 wegnemen MULTIDISCIPLINAIRE MEETINGS
57
Weke delen tumor
- Echografie (meestal eerste stap) o Identificatie o Vascularisatie - MRI o Homogeneuze kleur  <-> Meerdere kleuren → minder goed vb necrose aanwezig o T1 hyperintens (Vet +)  Lipoma +  (Semi) recent bleeding  Cystes with proteïn rich content (neurosurgeons) o T2 hyperintens (fluid +)  No DD  CAVE lymphoma hypointens o T2 with fat suppression ( T2 FS/ STIR/ intermediate FS)  Suppression fat content  Lipoma hypointens o T1 + contrast  Vascularisation  Dynamic curve  identification activity Één tumor die je met zekerheid kan diagnosticeren met beeldvorming  lipoma (T1 wit, STIR zwart)
58
Algemene aanpak bottumoren
1/ margings 2/ transitie zone (tussen normaal en pathologisch) → smal = traaggroeiend = niet-agressief 3/ periost reactie  Non-agressief • Ik weet wat het is = fibro-osseous lesion (geen biopsie nodig, want weten niet-agressief) • Ik weet niet wat het is – heeft karakteristieke beeldvorming kenmerken → geen follow-up nodig  Agressief • Ik weet wat het is – specifieke kenmerken → toch biopsie om diagnose te bevestigend • Ik weet niet wat het is (vaker) → biopsie => belangrijk om te bepalen of biopsie nodig is
59
Weg van osteomyelitis
- Ziektekiemen (bacteriën) in het bloed starten normaal in de metaphyse o => eerste teken van infectie is osteolyse thv van de metafyse - Metafyse: goed gevasculariseerd, maar trage flow → micro-organismen zullen zinken en prolifereren → Infectie → abscess - Lokale circulatie vermindert (bloedvaten worden dichtgedrukt) → osteocyten sterven af → zone van necrotisch bot → afkapseling met granulatieweefsel: vorming abcsess → sequestrum
60
Manieren infectie doorbreken
Kan op verschillende manieren doorbreken → Subperiostaal: zit in metafyse → kan door het periost gaan → Door het bot breken → meer gegeneraliseerde osteomyelitis Sub-periosteal abscess → reactie: nieuwe laag reactief bot (soort herstelreactie) = 2de fase/teken - Bij volwassenen: metafyse van lange pijpbeenderen o Stoppen bij de groeiplaat! → bij volwassenen altijd een metaphyse probleem o Bij volwassen subperiostaal abces => 2de fase/teken = reactie van nieuw bot - Bij kinderen: het bot direct onder de groeischijf is het sterkst gevasculariseerd = metafyse (vooral rond de knie). o Bij kinderen kan het ook tot de groeiplaat en de epifyse gaan o Bij kinderen jonger dan 1 jaar: breakthrough de epifyse
61
Behandeling infectie bot
- Start onmiddellijk! - Eerst: bloedcultuur, punctie - Medicatie: antibiotica, breedspectrum 1. Intraveneus 2-3 weken 2. Oraal: nog 2 maanden - Cultuur → verander AB indien nodig - AB penetratie + hoge dosis
62
Beeldvorming botinfectie
- **MRI** is zeer gevoelig en kan osteomyelitis detecteren binnen 3-5 dagen. => inflammatoire reactie - MRI heeft vergelijkbare gevoeligheid als radionuclide-onderzoeken, maar is specifieker.
63
DD acute monoartritis
1st septische artritis bevestigen/uitsluiten
64
Pathogenese PJI
Operatief > vroeg > acute onset = duidelijk, wond die niet goed geneest > vaak stayfylococcen of gram- > Laat > pijn, geen koorts > vaak proprionibacterium acnes Heamtogenus > lang goed geweest > op een gegeven moment toch acuut ziek worden > S aureus
65
Semiologie PJI
- Signs: chronische pijn na prothese - Opening met drains of pus
66
Aspiratie punctie
- Normale knie → normaal kan je geen punctie doen omdat er niet genoeg vocht is - Vocht in de knie → transparante kleur en minder dan 150 WBC, hoge viscositeit - Non inflammatoir → bv. Artrose; <3.000 WBC, licht geel, hoge viscositeit - Inflammatoir → bv. Artritis – geel, >3.000 WBC, lage viscositeit - Septisch (purulent)→ troebel, het is echt pus => patiënt direct behandelen, viscositeit gemixt, >50.000 o Arthoscopie + levage van de knie nodig - Bloed > rode kleur, WBC gelijkaardig met bloed, lage viscositeit