Essentie Locomotor II Flashcards

1
Q

Mechanisme van Injurie Lower Limb

A
  • Tension (pulling)
    o Transverse of horizontaal fractuur
    o High energy injury (veel kracht nodig)
  • Compression
    o Short oblique = schuine fractuur
    o Low energy injury
  • Bending
    o Butterfly fragment – 2 lijnen → stuk ertussen
    o High energy injury
  • Twisting (torsion)
    o Spiral
    o Low energy injury
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Low of High Impact breuk

A
  • Low engergie → weinig kracht nodig
    o Twist of compressie
  • High energie → veel kracht nodig
    o Tension of bending
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Heup dislocatie mechanismen

A
  • High velocity trauma, dashboard trauma
  • Post THP (= totale heupprothese)
  • +- breuk acetabulum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Heup dislocatie symptomen

A

-Shortening (1 been korter)
- Endorotatie
- Flexie
- Pijn (veel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dislocatie heup posterior

A

90% heup dislocatie ((!)  90% van de heupdislocaties zijn posterieur)
o Bestuurder, val
o Complicatie: emergency! → urgente reductie
- 10% n. ischiadicus laesie
- Fractuur acetabulum (stabiliteit)
- Osteonecrose +- sepsis
- Cartilage lesions, arthrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dislocatie heup anterior

A

Cave A/V/N femoralis én 20-70% femurkop fractuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pelvis Fractuur

A

Mortaliteit: 5 tot 20% (1/5) – veel bloedvaten => controleer bloeding + pelvische reductie (absolute emergency); kan met acetebulum fractuur => zeer complex => nood specialist in pelvische fractuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Proximale Femorale Fractuur Locatie

A

=> Classificatie afhankelijk van de locatie
- Neck
o Subcapitaal
o Transcervicaal neck
- Intertrochanterica
- Subtrochanterica
- => andere behandeling nodig

Arteria is net genoeg om heel de femurkop te bevloeiien→ Probleem hiermee → te weinig bevloeiing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Presentatie subcapitale fractuur

A
  • Oude mensen
  • Low energy falls
  • Risico van mortaliteit
  • Risico van morbiditeit
  • Verkorting van het been
  • Externe rotatie van het been
    ==> Bij deze presentatie zeker dat het een subcapitale fractuur (geen conservatieve behandeling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Intertrachanteric Fracture

A

PRESENTATIE
- Fall
- Pijn
- Unable to put weight
- Verkorting/exorotatie (omdat gluteus nog aangehecht, ook bij subcapitale fractuur)
- Crepitus
- => bijna dezelfde presentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Subtrochanteric Fracture

A

Breuk zit onder de trochanter, sterker bot → meer impact nodig → auto-accident

PRESENTATIE (BELANGRIJK!)
- Fall
- Pijn
- Not able to walk
- Verkorting van het been
- Adductie van het been!!! – gluteus niet meer werken, maar adductor
- Onstabiele fractuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lengte been en fractuur =>

A

Kijken naar de lengte van het been → verkort → fractuur Adductie → subtrochanterisch
Exorotation → intertrochanteric

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Femorale Shaft fractuur

A

High-energy trauma (altijd) – auto-ongeval
- 2-3L kunnen verliezen
Klinische kenmerken
o Zwelling
o Vervorming (deformity)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Complicaties Femorale shaft fractuur

A
  • Vet embolisme syndroom
    o 3 kenmerken (= triad): respiratoire distress, mentale state verandering, petechiën

    o 15% fataal (vnl in jonge pt) – nood optijd er bij zijn
    o In medulla vet, typisch in lange beenderen→ embolisme in vasculair systeem
  • VTE (tromboembolism)
  • Respiratory (ARDS)
  • Compartiment syndroom
  • Non-union/delayed union/malunion
  • Hardwarde failure (usually due to non-union)
  • Infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vet embolisme Syndroom

A

Dit is een conditie gekarakteriseerd door een triade
o Respiratoire distress
o Cutane veranderingen (petechiën)
o Mentale state veranderingen (confusion)
→ Dit blijft 24-72h na de initiële injury in patiënten met lange botfracturen
- Fataal in 15% van de patiënten (EMERGENCY)
- Behandeling is supportive therapie
- Preventie is vroege stabilisatie (binnen de 24h)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Distale Femorale fractuur

A

= infra/Supracondullaire fractuur
- Mechanisme of injury
o High energy bij jonge patiënten
o Low energy bij oudere patiënten
- Diagnose
o CT -scan: intracondylaire extensie
- Behandeling
o Plaatfixatie
- Complicaties (door secundaire artrose problemen)
o Non union
o Stijfheid
o Pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Knie dislocatie

A

=> Orthopedische emergency!
- Kan in alle richtingen
- Vasculair letsel is bedreigend door ledematen vanwege het binden a. poplitea
- Associatie in 32-45% van alle dislocatie
- 25% geassocieerd met neurologische (CPN) injury – peroneus zenuw
- Multi ligament kniepijn (> 2 ligamenten) omdat anders niet disloceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Plateau tibial fractuur

A

-8% van de fracturen bij ouderen
- Mechanisme: axiale kracht +/- varus en valgus kracht
- Geassocieerde injuries
o 50% geassocieerd met meniscus tears
o 30% ligamenteuze injuries
o N. peroneus injuries van neuropaxie
o Arteriële injuries niet van trisection but intimal stretching (present as thrombosis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Enkel fractuur Classificatie

A

DENIS-WEBER CLASSIFICATIE ( BELANGRIJK!)
Syndesmosys: area waar de fibula aan de tibia is
- Weber A: onder de syndesmosis (distaal)
- Weber B: aan het level van de syndesmosis
- Weber C: boven de syndesmosis (proximaal)

BEHANDELING

Weber A→ conservatief/walker boot Weber B → afhankelijk van talus tilt Weber C → syndesmotische laesie → altijd operatie
==> Belang classificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Lisfranc Dislocatie

A

Als missen niet meer kunnen behandelen; blessure aan het tarsometatarsale gewrichtscomplex van de middenvoet, oftewel: de gewrichten en ligamenten die de middenvoet stabiliseren en verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Verschil fracturen kinderen en volwassenen

A

1/ kinderen hebben groeiplaten → maakt moeilijk→ kan deformatie veroorzaken; 2/ Remodellering capaciteit (=> displaced fracturen bij kinderen accepteren); 3/ vaak incomplete fractuur door periost → moeilijk om door periost te breken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Classificatie fracturen in kinderen

A

Type 1: minor injury  moeilijk te herkennen (fractuur, maar geen beschadiging) – lijn door groeiplaat
Type 2: komt van de metafyse naar de groeiplaat en dan door de groeiplaat
Type 3: van epifyse naar groeiplaat  Type 2 en 3: distorsie van de groeiplaat  anatomische reductie
Type 4: combinatie van type 2 en 3
Type 5: volledige crash, je gaat niet meer groeien
Voor alle fracturen bij kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Compartiment Syndroom

A

PATHOFYSIOLOGIE
Gestegen druk in het compartiment(en)

OORZAKEN (meerdere redenen om druk te verhogen
- Trauma
o Breuk
o Zacht weefsel injury
o Crush Syndrome
o Fracture behandeling
- Bloeden
- Reperfusie letsel
o Vaatletsel
o Lithotomiepositie
- Brandwonden
- Slangenbeet
- Strak verband
- Intensief spierverbruik

	In kleinere BV dicht → ischemie → interstitiële druk verhogen > cirkel
	Het gaat over (pulsaties blijven lang gelijk, alleen als laat weg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Incidentie Compartiment Syndroom

A

INCIDENTIE
- 2-10 % tibiale fracturen (1/10)
- 10% calcaneale fracturen
- 18% Schatzker VI -plateau Tibiale fracturen
- 41% voet verbranding verwondingen
- 48% segmentale tibiale fracturen
- 53% mediale knie-dislocaties
(!): waar komt compartiment syndroom meeste voor? TIBIA FRACTUUR
! Op spoed vaak gemist door assistent (= drama voor pt en voor uzelf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Compartiment Syndroom consequenties onbehandeld
CONSEQUENTIES VAN EEN NIET BEHANDELD ACS - Ischemische myonecrose o Ischemie spiercontractuur - Ischemische neuropathie - Crush syndroom o Rhabdomyolyse o Nierfalen o => sterven (moment als iemand onder het puin halen, en er terug bloed komt)
26
Compartiment Syndroom prognose
PROGNOSE - Diagnose/tijd voor injury - < 6h - < 12h: 68% normaal lidmaat functie - > 12h: 8% normaal lidmaat functie = zeer korte tijd - Diep posterieur compartiment
27
Compartiment Syndroom Diagnose
DIAGNOSE GESCHIEDENIS - Accident mechanisme - Discrepantie van pijn > niet wachten tot alle P’s, disproportionele pijn → denken aan compartimentsyndroom - Time frame KLINISCH ONDERZOEK (6P'S) - Paresthesie - Pijn bij stretch - Parese - Pink color - Puls aanwezig - Pressure → Als de 6 p’s er zijn, ben je te laat → Je moet handelen voor de 6 p’s er zijn - Aanvullend voor geschiedenis en klinische bevindingen - Bij niet-coöperatieve patiënten: o Verdoofd, dronken, anesthesie, hoofdwond, 1/5 in Antwerpen gebruiken drugs o => meten druk in het compartiment, als te hoog → openen => Kan verschil zijn om been te verliezen, of schade
28
Compartiment Syndroom Behandeling
BEHANDELING - Volledig openen + openlaten → spier popt uit - Dubbele incisie o Anterolateraal o Posteromediaal - Enkele incisie o Lateraal
29
Classificatie Open Fractuur
IIIA-B-C: grote wonde (totaal geen coverage)  Letter hangt af van contaminatie en vascular injury  je hebt plastische chirurgie nodig Beter te behandelen <-> meer kans infectie en moeilijker  Manier om problemen te herkennen Belang: refers to behandeling van patiënt en risico om been te verliezen, IIIC likely om been te verliezen 3/ groepen: alle hebben open fractuur I: in-out problem, bot is door de huid, maar terugin het lichaam gegaan II: zelfde, maar grotere wond
30
Algemene pricinipes behandeling fractuur
- Anatomische reductie van fractuur fragmenten (bij volwassen, in lange botten + rond gewricht => anders risico voor artrose) - Stabiele interne fixatie - Behoud van bloedtoevoer (preservation of blood supply) => nood om bot te genezen - Vroege mobilisatie
31
Ethiologie spinal disorders
- Specifieke spinale aandoeningen (10-15% o Aangeboren/congenitaal o Ontwikkelingsstoornissen/developmental o Traumatisch o Infectieus o Metabool o Degeneratief o Alle kennis hier is voor 10-15% o Pt onderzoeken om anatomische redenen eruit te halen, maar bij meeste pt moeten uitleggen niet de oorzaak van pt weten o Van bio-anatomisch model (chirurg anatomie veranderen) -> - Niet-specifieke spinale aandoeningen (85-90%) o 90% oorzaak niet goed weten waarom pijn = non-specifiek o Geen echte reden weten oorzaak pijn o Niet-specifieke axiale nekpijn o Niet-specifieke axiale dorsale pijn o Niet-specifieke axiale rugpijn EX! Anatomie goed kennen!
32
Tijdsverloop spinal disorders
- Acuut: < 1 maand - Subacuut: tot 3 maanden - Chronisch: > 3 maanden
33
Oorzaken torticollis (belangrijkste)
Congenitaal: musculair (SCM), verworven: atlantoaxiale subluxatie (Griessel syndroom): virale infectie bij kindje → reactieve torticolllis (**hoge luchtweginfectie → 2-3w later torticollis door atlantoaxiale subluxatie → verdwijnt vanzelf)
34
Torticollis
=> Jonge patiënt met hoofd naar één kant getild en weg geroteerd van die kant => Tilled + rotated
35
Congenitale torticollis
Hoofd tilit in 1 kant (lateroflexe aangedanen zijden = waar SCM niet zelfde), rotatie hoofd naar niet aangedane zijde/andere kant) <= fibrose van SCM => kunnen palperen: 1 kant verkort en tens !!! Vroeg herkennen (ouder kind ogen niet op de juiste manier ingeplant => niet meer kunnen herkennen => vroeg herkennen = vroeg kunnen aanpakken)
36
Klinische presentatie Klippel-Feil Syndroom
Triade: korte nek met webbing, lage haarlijn, gelimiteerde nek mobiliteit; + symptomen die later ontwikkelen
37
Uiting van de zenuwroots tussen wervel
Boven vertebra C6 => C5-C6; L1 onder vertebra L1 => L1-L2
38
Heel belangrijk! Tabel cervicaal level
Level Root Betrokken spieren Sensorisch verlies. Reflex C3-C4 C4 Scapulair Laterale nek, schouder. Geen C4-C5 C5 Deltoïdeus, biceps Laterale arm. Biceps Dermatomen upper en lat humerus C5-C6 C6 Pols extensoren, biceps, triceps (supinatie) => Radiale zijde van de vooram, duim, wijsvinger; Onderelleboog (wsh C6, duim zeker C6) => Brachioradialis C6-C7 C7 Triceps, pols flexoren (pronatie). Middelvinger. Triceps C7-T1 C8 Vinger flexoren, interossei /Ulnaire zijde hand, ring en pinkvinger /Geen T1-T2 T1 Interossei / Ulnaire voorarm /Geen
39
Cervicale spondylosis
pondylose = degeneratie, slijtage of artrose van de wervelkolom EPIDEMIOLOGIE - Begint meestal op de leeftijd van 40-50 jaar - Mannen > Vrouwen - C5-C6 > C6-C7 (flexie/extensie)
40
Cervicale spondylosis: klinische presentatie
1. Axiale nekpijn => belangrijk: Excluderen cervicaal radiculopathie: gevoel, spier, reflexen (zeer belangrijk! Niet op mogen falen) 2. CERVICALE RADICULOPATHIE → dermatomen, spier + reflexen 3. CERVICALE MYELOPATIE > Vervolg in een nieuw puntje + Helemaal anders
41
Cervicale myelopathie
Degeneratieve aandoening - Klinische presentatie- Moeilijkheden bij de fijne motoriek van de handen o Geen (meestal) pijn maar problemen met handen controle (niet knopjes kunnen toedoen), niet een papier kunnen handtekenen o Vinger onhandigheid, handschrift - Loopstoornis  brede gang - Urineretentie - Zwakte van de onderste ledematen Typisch gait problemen (zoals dronken), soms urinaire problemen, soms weakness  compleet ander symptomen Belangrijk om eruit te halen → brachialgie (gevoel, spiersterkte, reflex) <-> Hier zoek voor upper motor neuron – inhibitor er niet uithalen → nieuwe testen nodig
42
Bevindingen van de bovenste motorneuronen
o Finger escape sign (A) - Je vraagt aan de patiënt om de vingers samen te houden en de 4de en 5de vinger ontsnappen ervan (niet meer middelijn) - Typisch probleem voor Myelopathy **o Hyperreflexie (C van pectoralis) - Normaal is er een inhibitoir neuron, deze valt weg** o Babinsky - Laterale zijde van de voetzool  spreiding en extensie van de grote teen o Clonus? - Patiënt ligt neer en heft voet op  hyperreflexie van de voet o Hoffman-Trömner (E)? - belangrijk - Hyperreflexie van de bovenste lidmaat o Lhermitte? - Hoofd neerduwen en je voelt elektriciteit over het hele lichaam
43
Natuurlijke evolutie cervicale myelopathie
3 presentaties 1. Stapsgewijze verslechtering, gevolgd door periode van stabiliteit (65-80%) 2. Langzaam voortschrijdende achteruitgang (20-25%) 3. Snel achteruitgaan (uncommon)  Meeste pt niet zelf herstellen, ernstige ziekte die niet vanzelf overgaat + vroeg willen detecteren DIAGNOSE Aan de hand van een MRI => belangrijk verschil tussen spinaal kanaal stenose en brachialgie BEHANDELING - Conservatief => geen/tijdelijk => Chirurgisch → openen spinaal kanaal
44
Meest voorkomende pijn bij acute rugpijn
Mechanische pijn
45
Rode vlaggen (rugpijn)
Nachtelijke pijn, pijn die naar, de benen gaat, ochtendstijfheid - Voorgeschiedenis van carcinoom  metastasen mogelijk - Systemische steroïden  risico op fracturen - Drugsmisbruik, HIV  risico op infectie - Systemisch onwel  extraspinale pathologie (aorta-aneurysma, pancreatitis, enz.) - Gewichtsverlies  maligniteit of infectie - Lumbale stijfheid  ontstekingsaandoening, b.v. spondylitis ankylopoetica - Wijdverspreide neurologische symptomen  mogelijke intradurale tumor of neurologische aandoening, b.v. demyelinisatie - Structurele misvorming (deformity) - Scoliose, tuberculose - Leeftijd: kinderen + 50j+ (maligniteit) - Trauma
46
Behandeling lage rugpijn
Geruststelling + blijven bewegen → verwachten in 6w pijn verbeteren
47
Discus herniatie
Gelokaliseerde verplaatsing van nucleus, annulus of/en kraakbeenachtige eindplaat met als gevolg: - 1/ kant Mechanische compressie van zenuwwortel  o Oedeem o Verminderde doorbloeding en vloeistofstroom o Acuut of chronisch (chronisch spinaal kanaal o Doorsnede van het wervelkanaal - Door compressie → 2/ Chemische reactie o Directe invloed van kern op zenuwwortel o Pro-inflammatoire cytokines  Specifieke symptomen
48
Typen radiatie discus hernia
- Mediaan = centraal - Posterolateraal  meer naar de zijkant toe - Foraminaal  in het foramen - Extra-foraminaal  buiten het foramen Cauda equina Tussen L4 en L5 - Posterolateraal: L5 gekneld - Centraal: L5 gekneld - Neuroforaminaal: L4 gekneld - Extra-foraminaal: L4 gekneld - L4 > escaping zenuwwortel Soms eerst buiging → als buiging is iets groter = protrusion → anulus fibrosus niet meer intact = extrusion → sequstration als los Als sequstraton → niet meer met conservatieve terug naar binnen gaan – operatie evt nodig
49
Klinische presentatie discus herniatie
KLINISCHE PRESENTATIE 1. Irradiatie/Gevoel a. L4-L5-S1 kennen! (EX!!!) b. L4 voorkant femur, naar zijkant tibia, vaak stoppen pijn op knie niveau c. L5 zijkant dij gaat naar grote teen d. S1 gaat post, naar kleine teen e. Oorzaak door van dier naar rechtstaand 2. Motor function a. L4 extensie quadricep i. Hand onder knie (pt ligt op rug) vragen been strekken b. L5 dorsiflexie grote teen en voet i. Voet naar hoofd c. S1 planetaire flexie van grote teen en voet i. Gas geven + voelen 3. Reflexen a. L4 knie pees b. L5 geen c. S1 Achilles pees d. Babinski door medulla probleem > pathologische reflexen e. Wanneer pathologische reflex? i. Te sterk: normaal of upper motor neuron probleem ii. Afwezig iii. => vergelijken met ander been om te bepalen of reflex normaal is (hyper of hyporeflexia) Belangrijkste van deze les!
50
Neurologisch onderzoek discus hernia
NEUROLOGISCH ONDERZOEK 1. Houding en looppatroon - Thoraco-lumbale scoliose - Lumbale fixatie - Anthalgisch lopen - Hanetred 2. Wortelprikkeling - Lasègue (L4, L5, S1) – straight leg test o Positief wanneer de pijn trekt door het hele been (hand op patiënt zijn knie houden > anders minder druk op L5 als flexie knie), en been opheffen) o Pijn moet in been zijn voor positieve - Kemp, Naffiziger, Bragard o Bagard + dorsiflexie > extra pijn door extra stretch op L5 o Reversered Bragard > minder pijn - Omgekeerde Lasègue (L2, L3, L4) – altijd ook omgekeerd - Stoeltest > grond raken + cold feet test (= flip test (koude voeten vragen om af te lijden)) 3. Kracht/atrofie - MRC score 0-5 - Spieren Wortel o M. iliopsoas o M. quadriceps femoris o M. tibialis anterior o M. peronei o M. extensor hallucis longus o M. gastrocnemicus o M. biceps femoris L2, L3 L3, L4 L4-L5 L5 L5 S1 S1 4. Reflexen - Knie pees reflex L3-L4 - Achillespees reflex S1 5. Sensibiliteit 
51
Complicaties chirurgie discus hernia
o CSF lek o Infectie (wond lekkage, discitis) **o Hematoom** (testen als wakker worden gevoel hebben) - Eerst normaal neurologie, paar uur later terug druk → terug open maken o Lage rugpijn o Foute level chirurgie - Als pt niet beter na operatie → nieuwe MRI om te kijken of het juiste niveau o Fibrose (niet zo belangrijk, enkel maakt het moeilijker als opnieuw moeten opereren)
52
Definitie cauda equina syndroom
Cauda equina is an urgent condition caused by severe compression of the nerve roots in the thecal sac of the lumbar spine, asking for an urgent treatment (48 hours) => URGENTIE!
53
Verschil tussen medulla en cauda equina syndroom
 Verschillende zenuwenwortels betrokken + urgentie – verschil kunnen maken voor pt
54
Patho-anatomie cauda equina syndroom
PATHO-ANATOMY (! Signs en symptomen belangrijk) - Conus medullaris (T12/L1) - L1-S5 perifere zenuwen - PS zenuwssyteem (splanchische zenuwen) o Contractie van detrusor o Relaxatie van interne sfincter - OS zenuwsysteem (plexus hypogstricus, rond aorta) o Relaxatie detrusor o Contractie interne sfincter - Nervus pudendus o Externe blaas sfincter controle (willekeurig) Volle blaas 1/ spier zegt naar brein dat blaas vult → externe urethra sfincter contraheren →
55
Symptomen cauda equina syndroom
- Acute rugpijn! (Disk meestal geen rugpijn, wel als centraal) - Unilateraal of bilateraal beenpijn - Zadel anesthesie (meestal pt zeggen; altijd aanwezig) - Sensorimotorisch verlies in onderste ledematen - Neurogenic blaas o Urinaire retentie o Overflow incontinentie o 1ste niet naar toilet kunnen → daarna moeten naar de WC en kunnen het niet tegenhouden - Milde bilaterale ischias en progressieve gevoelloosheid rond de billen, genitaliën en voetzolen. - Pijntoename - Kan niet met een rechte rug staan, loopafstand werd teruggebracht tot enkele meters door combinatie van pijn en zwakte - Niet plassen, geen ongemak in de suprapubische regio - Fecale vervuiling van ondergoed
56
Klinisch onderzoek cauda equina syndroom
KLINISCH ONDERZOEK Neurologisch onderzoek - Sacrale dermatomale gevoelloosheid – Zadel anesthesie - SLR enkel + als L4-L5 (niet hoger - Afwezige enkelreflexen (S1) - Zwakke plantairflexie van beide voeten (S1) - De test om het gestrekte been op te heffen was aan beide zijden beperkt tot 45° o Test van Lasègue, positief (S1) Compressie van lage sacrale zenuwen - **Perinatale + rond genitaliën gevoelloosheid: zadel anesthesie => Verder onderzoeken! = pathogonomisch** - Een volle blaas kon worden gedetecteerd met overflow incontinentie o Overflow bladder → niet ledigen van de blaas, de blaas is nooit leeg, maar sfincter is wel soms open door het grote volume - Rectaal onderzoek onthulde een verminderde tonus van de anale sfincter - Seksuele dysfunctie **Rectaal onderzoek/PPE bij cauda equina (spoed, EX, LEX)** - Peri-anal pin prick/ vinger sensatie → vragen of normaal aanvoelen → zullen niet voelen - In anus vinger → zullen niet voelen - Voelen voor anus tonus - Vragen contractie van anus (externe sfincter) → gaat niet lukken
57
Diagnose cauda equina
Symptomen en signs - MRI o Voor bellen en zeggen symptomen signs voor cauda equina - CT o Niet goed, als groot kunnen missen (alles zelfde kleur) o Enkel bij fractuur kunnen gebruiken
58
Verschil tussen spinaal kanaal stenose en cauda equina syndroom
Dit is chronisch
59
Classificatie/pathogenese spinaal kanaal stenose
CLASSIFICATIE/PATHOGENESE - Congenitaal o Aangeboren smal kanaal o Achondroplasie (foto R) - Ontwikkelingsstoornissen o Degeneratief (meest voorkomend) o Infectieus o Tumor o Iatrogeen Evolueren in degeneratief L normaal, R patho-anatomie - 1/ disk minder elastisch → Discus bulging (post) - Veranderde mobiliteit → Flavum hypertrofie o => Soft stenosis <- discus bulging en flavum hypertrofie) - → osteofyt vorming → harde stenose - Facetgewricht hypertrofie o Superieur facet o Hard stenosis - Facet cyst (in spinaal kanaal → verder vernauwen kanaal) o Instabiliteit → glijden van wervels Pathogenese! Soft en hard stenose => vernauwd spinaal kanaal, soms instabiliteit + verdere vernauwing bij facet cyst
60
Symptomen spinaal kanaal stenose
SYMPTOMEN! - Neurogene claudicatio (= etalagebenen) o Loopafstand wordt kleiner - Typisch eerst jaren lage rugpijn dan problemen met wandelen → loopafstand wordt kleiner - Geen paralyse, maar kunnen geen lange afstanden wandelen – ook rolstoel o Eenzijdig/bilateraal - Even stoppen met wandelen, naar voor buigen: spinaal kanaal openen → pijn gaat beetje weg - Na terug te wandelen → weer naar voor buigen, want vermindert de pijn - Paresthesie (niet vaak, meeste mensen met spinaal kanaal stenose = chronisch → weinig neurologische symptomen <-> cauda equina) - Indruk van beenzwakte - Fietsen o Circulatie is niet goed → niet genoeg O2 voor de spieren o Ze kunnen wel fietsen (want dan buigen ze wat naar voor – verandert niet vasculair) → vermindert de pijn → meer kans neurogeen o Kunnen fietsen, niet wandelen → meer kans neurogeen - Vasculaire claudicatio (dd) o Oudere mensen hebben vaak vasculaire problemen, is moeilijk deze twee van elkaar de differentiëren o DD vraag: hoe naar bakker gaan?
61
Klinisch onderzoek spinaal kanaal stenose
KLINISCH ONDERZOEK! - Bijna altijd normaal, negatieve lasègue, geen zwakte, soms algemene spieratrofie o Pijnverdeling (pain distribution) o Paresthesie o Parese o => omdat chronische → weinig signs => belangrijk compleet onderzoek – meer exclusie diagnose - Differentiële diagnose o Heup o Vasculaire claudicatio o Bovenste wervelkolom o … Ook verschil met cauda equina goed kennen
62
5 kenmerken artorse
Osteofyten, sclerose, gewrichtspleetvernwauwing, subcondrale cysten … (5)
63
Testen piriformis syndroom
Freiberg test, Paice test
64
Radiculaire symptomen
- Pijn die uitstraalt in een segmentaal patroon langs dermatomen - Sensorische tekorten van analgesie of hypalgesie - Spierzwakte - Spieratrofie o S1: m. peroneus + gastrocnemicus atrofie, L5: m. tibialis anterior en extensor hallucis longus, L4: m. quadriceps - Afwezige of verminderde reflexen - Resultaat van een "laesie" van zenuwweefsel o Hernia o Wervelkanaalstenose o Neuroforaminale stenose L3: knie; L4: voorkant van het been + scheenbeen; L5: grote teen S1: kleine teen
65
Waar komt compartiment syndroom meeste voor?
Tibia fractuur
66
Gerefereerde pijn
GEREFEREERDE SYMPTOMEN - Geen rustpijn, bewegingspijn - Lokale tenderness - Triggerpunt - Diffuse pijnstraling - Geen sensorische tekorten - Geen spierzwakte of atrofie - Autonome stoornissen (zweten, …)
67
Classificatie Wiltse-Newman
- Type 2: isthmic! - Type 3: degeneratief!
68
Type 2 spondylolysis meest aangetaste wervel?
- 82% op L5-S1 o L5 hier entrapped (enkel vanaf graad 2 – S1 radiculopathie) - 11% op L4-L5
69
Type 3 spondylolisthesis meest aangetaste wervel
- 5 keer vaker bij L4-L5 (NIET L5-S1, niet istmus) o Niet door coronair, maar hier sagitaal facetgewricht)
70
Vergelijking isthemic en degeneratief spondylolisthesis
Lythic = isthmic (type 2) Jonge mensen Mannen >= vrouwen L5-S1 → L5 root EN Istmus Compressie op neuroforamen → L5 pathologie Symptomen - Axiale rugpijn (periodieke episodes). - Beenpijn (L5-wortel op L5-S1). - Neurogene claudicatio (zeldzaam, meer dan graad 2)). - Cauda-equina (zeer zelden) Degeneratief (type 3) - Oudere mensen - Meer bij vrouwen - Afro-Amerikanen (door de hyperlordose) - L4-L5 → L5 root - Compressie op centraal kanaal (stenose) → L5 pathologie - Symptomen - Mechanische lage rugpijn - Cauda-equinasyndroom - Neurogene claudicatio
71
Symptomen stress fractuur
- Lage rugpijn - Oefening afhankelijk (sport induced) - Terugkerend (= recurrent) - Geen neurologie (geen radiculopathie) Stoppen vaak even met sporten door de pijn, beginnen weer met sporten en pijn komt gewoon terug Belangrijk goede diagnose, als het te lang blijft kan het zijn dat het niet meer weggaat Gradueel proces + Phalen-Dickson sign: op speciale manier wandelen
72
Klinisch onderzoek spondylolithis
- Soms vind je een lysthesis (L4-L5) - Kan ook normaal klinisch onderzoek zijn o Soms spatie tussen procesus spinosus: 1 voor de andere - Dan RX
73
Diagnostiek Spondylolisthesis
- Botscan (diagnosticeren van een stressfractuur) o Laat activiteit (overmatig) zien - MRI (stress factuur) o Makkelijker zien wat het gevoel is voor het spinaal kanaal zien (RX en CT gaat ook)
74
Operatief spondylolisthsis
Decompressie + fuseren (stabiliseren) => fusie zeer belangrijk
75
SLE
SYSTEMISCHE LUPUS ERYTHEMATOSUS (SLE) = lupus erythematosus disseminatus (LED) = prototype systeemziekte PROTOTYPE (EX!) – belangrijkste + DD - Jonge vrouw - Artralgie (Inflammatoir, soms zwellling) - Fotosensitiviteit, huid lesions, Raynaud fenomeen (minstens 2 fase – wit (vasoconstrictie → blauw → rood) - Proteïnurie, leukopenie - Sterk positieve ANA en anti-dsDNA antilichamen (anti-dsDNA 50-69% meer prone voor ernstige ziekte, zeker nier)  Hierbij denken aan lupus DD: RA, Sjörgen, scleroderma, fibromyalgie … ACR criteria
76
Criteria SLE
- **Vlindererytheem ** o Verergert/veroorzaakt door zonlicht - Orale ulceraties - **Discoid rash ** - Fotosensitiviteit o Belangrijke vraag om te stellen bij inflammatoire articulaire klachten → DD RA (lupus 10x minder waarschijnlijk dan RA) - **Arthritis** (kleine gewrichten, symm, **niet erosief**, laxiteit) => **50% SLE pt ** o In reumatoïde artritis is die wel erosief - Serositis (pleura, pericard > pericarditis, pleuritis, pleurocarditis) - Neurologische aandoening (epileptische aanval, psychose) > zeldzaam maar ernstig - **Nieraantasting (proteinurie, >0,5g) ** o => als betrokken → belangrijk voor prognose → slechtere uitkomst + ernstigere immuunsupressie nodig o Belangrijk + vaak betrokken, lupus glomerfilitratis - Hematologische aandoeningen - Immunologische aandoeningen o Trombocytopenie, leukopenie, lyfmocytopenie, hemolytische anemie o → auto-immuun hematologisch fenomeen - **ANA positief **  Geen diagnostische criteria, maar classificatiecriteria
77
Klinische kenmerken SLE
Artralgie en milde artritis: bijna altijd, 40% pleuritis, Pericarditis (klinisch 25%, echo tot 65%), hematurie, proteïnurie en/of verminderde nierfunctie: 50% van SLE pt (terminale nierinsufficiëntie zelden met huidige behandeling, wel als diagnose missen), Glomerulonephritis: van mild (mesangiaal) tot ernstige diffuse proliferatie
78
Labo SLE
Immunologie: ▪ ANA > 95% ▪ Anti-ds DNA: actieve SLE ▪ RF: lage titer ▪ => bijna altijd sterk positief, zeker als dubble streng
79
Behandeling SLE
Afhankelijk van de ernst van de ziekte Milde ziekte = Artralgie/artritis Myalgie Huid lesions Serostitis (pericarditis/pleuritis) NSAID Antimalaria (hydroxyhloroquine) (Lage dosis corticosteroïden als NSAID onvoldoende) Ernstige ziekte = Proliferatieve GN (ernstig) CNS schade (niet vaak voorkomend, kan zeer ernstig) AI hematologische stoornissen Ernstige vasculitis Hoge dosis corticosteroïden Immuunsupresieva (1mg/kg → 60mg prednisolone)
80
Sjörgen syndroom
= SICCA-complex + autoimmuun fenomeen (antilichamen, biopsie) o Primaire Sjörgen (enkel) o Secundaire: geassocieerd met RA, SLE, SD (met andere AIZ, 1/3 tot ½ hebben ook Sjörgen) → bij droge ogen en mond niet altijd Sjörgen, maar wel + AIZ SICCA complex = keratoconjunctivitis sicca (KCS = droge ogen) + xerostomie (= droge mond)
81
Prototype Sjörgen
o Vrouwen 50 jaar o Xerostomie, xeroftalmie (droge ogen, gevoel zand in ogen, kan fotosensitiviteit → DD niet altijd makkelijk met lupus) o Raynaud o ANA+, ENA + (DD-A, SS-B), RF+ => sterk + (niet ds zoals lupus) o Anti-schildklier antilichamen + (soms AS tegen andere organen) o Bengaals-rosé en Schirmer + o Saxon test+ o Labiale speekselklier biopsie: focusgroep 3 (indien nodig)
82
DD Sjörgen
- XEROSTOMIA: o Ouderdom o Medicatie ▪ Antidepressive agents • Antihistaminics • Diuretics • Antihypertensive drugs (clonidine, beta-blockers) • Anti-Parkinson medication (L-dopa) ▪ TCA → geven geen AS (in hoge titers) o Post-radiotherapie - SALIVARY GLAND ENLARGEMENT: o Viral Infecties (HIV, EBV, CMV, Mumps) o Tumor, Lymphoom → geven niet typische AS o Sarcoidose, tuberculose, actinomycosis, syphilis
83
Exclusie criteria sjörgen
lymfoom, sarcoidosis, graft vs host ziekten en AIDS (geeft zelfde klachten)
84
Belangrijkste punten kliniek Sjörgen
o Secundaire maligniteit → Non-Hodgkin lymfoom x 40 → bij (pijnlijke) zwelling lymfeklieren bedacht op zijn bij deze pt’en
85
Welke therapie + waarom Antifosfolipiden syndroom
- Goede behandeling: levenslange anti-coagulatie therapie - ! infarct
86
Systeemsclerose (SS)
= systeemziekte met bindweefselschade =>Ernstige, slechtste prognose, geeft interne orgaan problemen (zeker longen) o Huid: sclerodactyly + proximaalSy o Interne organen: longen, GI, nieren, hart, bloedvaten, spieren o 2 types o Limited cutaneous scleroderma (CREST) o Diffuse cutaneous scleroderma > ook armen, benen, romp
87
DD SS
- Localized scleroderma (morphea, “coup de sabre”) → meer puur dermatologisch - Scleroderma-like: o Toxisch (PVC, trichloorethylene, silicosis), medicamenteus (bleomycine) o Eosinofiele fasciitis o Metabool (diabetes, amyloidosis, porphyria) o Graft versus host disease o Tumoraal (carcinoid, broncho-alveolarcellcarcinoma) - Overlap: o Mixed Connectieve Tissue Disease (MCTD) o Primaire Billiaire Cirrose
88
CREST
- Calcinosis: Kalkafzettingen in de huid (zichtbaar op röntgenfoto’s) - Raynaud-fenomeen: Bloedvatkrampen in vingers en tenen → kan leiden tot zweren - Esophageale dismotiliteit: Slokdarmproblemen, reflux - Sclerodactylie: Verharde en misvormde vingers, klauwstand - Teleangiëctasieën: Verwijdde bloedvaatjes op de huid (gezicht en handpalmen)
89
Diagnose SS
- Capillaroscopie o => belangrijk punt in DD bij Renauyd fenomeen o Witte licht microscoop – nagelbeld capilairen, normaal niet gedilateerd - Biochemie: o Hematologie - Normochrome normocytische anemie (= inflammatoire anemie) - (Auto immuun anemie, - thrombopenie => minder dan bij lupus) o Immunologie - Polyclonale hypergammaglobulinemie - RF: meestal negatief (of in lage titers) - **Anti-kern antilichamen (ANA) in 75%, fijn gespikkeld patroon, nucleolair • Anti-centromeer 70% CREST**, 4% gegeneraliseerd SD • Anti-Scl70 (anti-topoisomerase) 25% generaliseerde SD
90
Behandeling SS
RAYNAUD/DIGITALE ULCERATIES - Stoppen met roken! - Vermijd koud - Calciumantagonisten (nifedipine, diltiazem) o 1ste keuze ernstige vormen ulceraties o Bijwerkingen nifedipine (arteriële vaatverwijder): hypotensie (en enkeloedeem) => BP controleren bij geven medicatie HUID - Cave wondinfectie, vertraagde wondheling ARTRITIS - (Geen antimalaria, enkel voor lupus en Sjörgen) ACUTE HYPERTENSIE / RENALE ZIEKTE - Preventie: regelmatige RR meten (<140/90) GASTRO-INTESTINAAL - PPI - reflux => (door oesofagaal) elke pt moet geëvalueerd worden voor reflux met gastroscopie, aanwezig = levenslang PPI PROGNOSE - 5-jaar overleving: > 70% - Verminderde prognose: belangrijkste bij long betrokkenheid, algemeen viscerale betrokkenheid (long, nier)
91
(Dermato)Myosistis
DEFINITIE - Algemene ontsteking van dwarsgestreepte spieren (schouder- en bekkengordel, farynx). - Bij dermatomyositis (DM) zijn er ook huidafwijkingen. - Diagnostische criteria 1. Symmetrische spierzwakte (schouders/bekken) 2. Verhoogde spierenzymen (CPK) 3. Abnormaal EMG 4. Histologische afwijkingen (spierbiopt) 5. Huidafwijkingen (alleen bij DM)  Diagnose - Definitief: 3 criteria voor DM, 4 (zonder huid abnormaliteiten) voor PM - Waarschijnlijk: 2 criteria voor DM, 2 voor PM - Mogelijk: 1 criterium voor DM, 2 voor PM
92
(Dermato)Myosistis Epidemiologie
Zeldzame ziekte; kan samen voorkomen met Malginiteit → screenen GI en longen; andere systemische ziekten (SLE, scleroderma)
93
Labo DM en PM
o ==>Inflammatoire pijn, CPK verhoogd, frequent ANA aanwezig
94
Belangrijkste klinische elementen DM en PM
- 75% spierzwakte - 25% huidafwijkingen - Soms systemische symptomen (koorts, gewichtsverlies) én Nieren NIET betrokken
95
Polymyalgia rheumatica
= Ontstekingspijn en stijfheid in nek-, schouder- en bekkenspieren bij ouderen (>50 jaar). (Wel een exclusie diagnose) - Significatie gestegen ESR/crp - Spectaculaire respons op corticoïden
96
Vasculitis
= Inflammatie van bloedvat (+ necrose) AG in bloed → AS maken kunnen participatie vooral in capilaire bed → immuuncomplex in capilair bed Als in wand → vasculatis = inflammatie bloedvat - Gewichtsverlies - (Onverklaarde) koorts - Palpabele purpura - Orgaan betrokkenheid
97
Wanneer denken aan systeem AIZ of vasculitis
• algemeen: gewichtsverlies, onverklaarde koorts, purpura • Orgaan betrokkenheid/sytemisch ◦ Enkel huid: purpura ◦ CNS: beroerte ◦ Hart: MI, hypertensie ◦ GI: abdominaal pijn/infarct ◦ Veel pt hebben inflammatoire gewrichts of spierpijn ‣ Vaak ‘porte a entree’ ◦ Ooginflammatie ‣ Wegner ziekte • => behandeling afh orgaan en ernst
98
Classificatie vasculitis
GROTE VATEN - Arteritis temporalis (giant cell arteritis) o ! Komt voor in onze populatie en ernstige gevolgen o Vaak geassocieerd met polymyalgica reumatica; kan opthalmica aantasten → blind - Takayasu vasculitis (heel zeldzaam) MEDIUM SIZED - Polyarteritis nodosa (PAN) - Kawasaki (kinderen) - ANCA vasculitis KLEINE VATEN - ANCA vasculitis - Cryoglobuline - Henöch - Schönlein
99
2de classificatie vasculitis
- 1. SYSTEMIC NECROTIZING VASCULITIS (PAN-group) o PAN classic - Cutaneous Kawasaki o Overlap syndromes - 2. LEUKOCYTOCLASTIC VASCULITIS o Meest voorkomend o Leuke = wit, clastic = sterven/disrupted o => WBC sterven rond bloedvaten o En bloedvaatwand betrokken - inflammatie o Meestal klinisch gezien als purpura o Kan door infecties (streptokokken), allergie (vb AB - type 3 immuuncomplex depositie), systeemziekten (immuuncomplex depositie), metastatic tumor ziekten o Infections o Medication o Systemic diseases o Tumors o Specific types: Microscopic polyangiitis (micr. PAN), Henoch-Schönlein, cryoglobulinemia, serum sickness - 3. GRANULOMATOUS VASCULITIS o Wegener o Churg-Strauss (allergic granulomatosis) - 4. GIANT CELL ARTERITIS o Arteritis temporalis o Takayasu - NB OVERLAP
100
Arteritis temporalis
- Oudere recent ontzettende hoofdpijn +- visueel niets meer kunnen zien - Risico: A opthalmica (kan bilateraal) – blindheid! - Associatie polymyalgia rheumatica 50% - Onderzoeken o Labo: sed ++, CRP ++ o PET/CT o Biopsie A temporalis (segmentair) - Therapie: corticosteroïden (bij visueel verstoring => immunosuppressiva)  Oudere recent ontzettende hoofdpijn +- visueel niets meer kunnen zien -> onmiddellijke therapie corticosteroïden en immunosuppressiva - Plotse hoofdpijn
101
SYSTEEM NECROTISERENDE VASCULITIS (PAN-groep) POLYARTRITIS NODOSA
- Zeer zeldzaam - Kleine en medium musculaire arteries - Diagnose o Biopsie ▪ Nier / Huid / Spier / Zenuw (niet veel doen door dysesthesiën) ▪ => Voorkeur histologische diagnose (afh betrokken orgaan)
102
Wat heeft leucocutoclastische vasculitis altijd?
Palpabele purpura
103
Vasculitis samenvatting kliniek
- Kliniek – denken aan vasculitis/systeemziekten o Mononeuritis multiplex (= Motor disturbantion, zoals dropvoet of hand; Multiplex = meerdere regio’s o Vb eerst drophand, daarna dropvoet => suggestief vasculitis o (Onverklaarde) koorts o Palpabele purpura o Myositis o Onverklaarde artritis o Systeemziekte o **Urine sediment abnormaliteit**
104
Vasculitis Labo
o Bij vermoeden altijd volledig bloedbeeld o Sedimentatie / RB / WBC / Thrombo’s o CK o **Urine sediment + proteïne => niet vergeten** o RF, ANA o **Complement, cryoglobulines** o ANCA (= Wegener), antifosfolipide AS (=> bij miskramen) o Serologie hepatitis B, C … (=> kan geassocieerd worden, pt kan onderliggend chronische HBV of HCV hebben)
105
Vasculitis bijkomend onderzoek
o EMG o Biopsie huid, nier, spier en zenuw o PT/ct o Arteriografie o Echo a temporalis
106
Vasculitis behandeling
rnstige vasculitis met belangrijke orgaanschade (PAN, Wegener, RA, SLE) - Immunosuppressiva + immuunsupressieve dosis corticosteroïden (= 1 of meer 1mg/kg prednisolone) - Rituximab o Arteritis temporalis - Immuunsupressieve dosis corticosteroïden (zonder extra immuunsupressiva) o Milde (leukocytoclastische vasculitis - Symptomatisch - Lage dosis corticosteroïden
107
Sarcoïdose
SARCOÏDOSE (BBS = BESNIER BOECK SCHAUMANN) = chronische inflammatoire systeemziekte - M + V, alle leeftijden, alle geografische locaties - Prevalentie 10-40/100.000 - 2/3 remissie, 1/3 chronisch - Symptomen o 30% asymptomatisch – goede prognose o Constitutionele symptomen - Koorts, anorexia, gewichtsverlies, vermoeidheid, nachtzweten, malaise o Orgaan-specifieke symptomen
108
DD Sarcoïdose
DIFFERENTIAALDIAGNOSE - Infecties: tuberculose, mycoses o Maar hier verkazende granulomen - Lymfomen, tumoren
109
Meest aangetaste orgaansystemen Sarcoïdose
MEEST AANGETASTE ORGAANSYSTEMEN - Longen o Vrijwel altijd aangetast - Bot en gewrichten ook vaak aangetast o Van arthralgia tot (peri)artritis o (Datylatis) ▪ Zeldzaam ▪ Specifiek voor kristal, spondyl o Pt met niet alleen gewrichtsproblemen - Ogen → N. opticus granuloma, anterior uveitis - Huid → erythema nodosum (= Pijnlijke verheven roodbruine huidletsels vooral op benen doch ook op armen) - Speekselklieren: SICA symptomen + perotis zwellingDD Sjogren - Hart minderheid van pt ook belangrijk als aangetast (artihymia en plotse dood) => altijd voor screening - Vasculatis
110
Diagnose Sarcoïdose
- Soms alleen op klinische presentatie o Door patroon diagnose stellen - Vaak biopsie nodig bij niet-necrotiserende (= non-caseating) granulomen o Als necrotiserend meestal infectie → TB o Sarcoïdose → non-necrotiserend - 1 vorm meest frequente vorm die moeten herkennen met goede prognose: Löfgren syndroom - Sarcoïdose kan spectaculaire beeldvorming geven, die asymptomatisch is => op MRI of PET/CT - Bij alarmsymptomen wel biopsie nodig
111
Lörgen SYndroom
- Meest frequente vorm in Europa bij caucasis - Zelflimiterend voor 1 jaar + komt niet terug - Eerstelijnsbehandeling: NSAIDs Triade: 1. Erythema nodosum o Rood, bult voelen, pijnlijk, vnl op benen (kan op alle plaatsen o Blijven voor weken 2. Longen: Hilar adenopahtie (vergrote lymfeklieren naast hart) o Asymptomatisch of droge hoest o Vragen aan radioloog Löfgren syndroom o = pulmonary sarcoidosis stadium I o => niet moeten behandelen, wat geeft geen probleem o Bij jonge pt met nachtzweten … → DD malginicent 3. (Stadium I) Arthritis, gewrichtspijn o Acute artritis van beide enkels (voet + deel been) o = periarthritis (= artritis + tenosynovitis + weke delen oedeem) o Die zeer pijnlijk (komen hierdoor vaak naar spoed) ➔ Goede prognose, geen biopsie nemen (tenzij alarmsignalen) NSAIDs geven BEHANDELING - NSAIDs - Corticosteroïden - Corticosteroïd-sparing agents, vnl methotrexaat of anti-TNF behandeling (als corticosteroïden langer dan 3-4m nodig) - => dosis reductie (en vaak volledige stop therapie mogelijk na maanden/jaren), behalve als ernstige orgaan betrekking (vb cardiaal)
112
C4
Level Root Betrokken spieren Sensorisch verlies. Reflex C3-C4 C4 Scapulair Laterale nek, schouder. Geen
113
C5
Level Root Betrokken spieren Sensorisch verlies. Reflex C4-C5 C5 Deltoïdeus, biceps Laterale arm. Biceps Dermatomen upper en lat humerus
114
C6
Level Root Betrokken spieren Sensorisch verlies. Reflex C5-C6 C6 Pols extensoren, biceps, triceps (supinatie) => Radiale zijde van de vooram, duim, wijsvinger; Onderelleboog (wsh C6, duim zeker C6) => Brachioradialis
115
C7
Level Root Betrokken spieren Sensorisch verlies. Reflex C6-C7 C7 Triceps, pols flexoren (pronatie). Middelvinger. Triceps
116
C8
Level Root Betrokken spieren Sensorisch verlies. Reflex C7-T1 C8 Vinger flexoren, interossei /Ulnaire zijde hand, ring en pinkvinger /Geen
117
T1
Level Root Betrokken spieren Sensorisch verlies. Reflex T1-T2 T1 Interossei / Ulnaire voorarm /Geen