extra van de gids Flashcards
(56 cards)
1
Q
l’influence
A
de invloed
2
Q
les vêtements
A
de kleren
3
Q
porter
A
dragen
4
Q
donner confiance
A
vertrouwen wekken
5
Q
la confiance en soi
A
de zelfvertrouwen
6
Q
jaune
A
geel
7
Q
le jeans
A
de spijkerbroek
8
Q
le costume
A
het pak
9
Q
la cravatte
A
de das
10
Q
aller mal (vêtements)
A
misstaan
11
Q
aller avec (vêtements)
A
passen bij
12
Q
essayer
A
proberen
13
Q
ce pull va bien avec ce jeans
A
deze trui past goed bij die spijkerbroek
14
Q
le sérieux
A
de degelijkheid
15
Q
certainement
A
vast en zeker
16
Q
le langage non verbal
A
de lichaamstaal (lichaams+taal)
17
Q
le langage
A
de taal
18
Q
soigner
A
verzorgen
19
Q
le secret
A
het geheim
20
Q
partiellement
A
gedeeltelijk
21
Q
l’acheteur
A
de koper
22
Q
indispensable
A
omnisbaar
23
Q
souligner
A
onderstrepen
24
Q
honnête
A
eerlijk
25
être de bonne humeur
goed gezind zijn
26
avoir une bonne mémoire
een goed geheugen hebben
27
mémoire
geheugen
28
la capacité d'adaptation
het aanpassingsvermogen (lolilol)
29
adapter
aanpassen
30
être ordonné
ordelijk zijn
31
le langage
de taalgebruik
32
l'impact
de impact
33
avoir un impact sur
een impact hebben op
34
la prononciation
het uitspraak
35
la voix
de stem
36
monotone
eentonig
37
l'attitude
de houding
38
l'habillement
de kleding
39
expliquer
uitleggen
40
la mission
de opdracht
41
la tâche
de taak
42
captivant
boeiend
43
ennuyant
saai
44
ennuyeux
vervelend
45
persuader
overtuigen
46
exécuter
uitvoeren
47
l'atout
de troef
48
compter sur
rekenen op
49
la plainte
de klacht
50
se plaindre de
klagen over
51
attirer
lokken
52
manquer
ontbreken
53
être à la mode
in de trek zijn
54
emballer
verpakken
55
l'emballage
de verpakking
56
la manière d'approcher le client
de klantenbenadreging