Néerlandais Chapitre A Flashcards
(82 cards)
1
Q
Vous parlez avec X (téléphone)
A
U spreekt met X
2
Q
répondre au téléphone (locution)
A
Met X
3
Q
A tout de suite
A
Tot zo
4
Q
A la prochaine
A
Tot de volgende keer
5
Q
On se voit plus tard
A
Dus we zien elkaar later
6
Q
Je regrette de devoir prendre congé
A
Ik moet nu helaas afscheid van u nemen
7
Q
Malheureusement, je dois y aller maintenant
A
Ik moet er nu jammer genoeg vandoor
8
Q
Je vous souhaite une bonne journée
A
Ik wens u een prettige dag
9
Q
Chouette
A
Leuk
10
Q
Rentrez
A
Komt u binnen
11
Q
Manteau
A
Jas
12
Q
Je me présente
A
Ik stel me voor
13
Q
Se présenter
A
Zich voorstellen
14
Q
Enchanté
A
Aangenaam
15
Q
bonsoir
A
Goedenavond
16
Q
collègue de travail
A
collega
17
Q
voisin
A
buurman
18
Q
époux
A
echtgenote
19
Q
fiancé
A
verloofd
20
Q
marié
A
getrouwd
21
Q
divorcé
A
gescheiden
22
Q
Excusez moi
A
Neemt u men niet kwalijk
23
Q
comment puis-je..
A
Hoe kom ik bij..
24
Q
êtes vous libre?
A
Bent u vrij?
25
inviter quelqu'un
iemand uitnodigen
26
offrir
aanbieden
27
l'addition
de rekening
28
l'addition (++ payer )
afrekenen
29
un de ces jours
eens langs
30
excellent
uitstekend
31
peut être
misschien
32
je ne peux pas rester longtemps
ik kan niet lang blijven
33
Comme c'est agréable chez vous
Wat ziet het er gezellig uit bij jullie
34
Santé
Proost
35
Souhaiter
Wens
36
Noel
Kerstmis
37
Joyeux Noel
Prettige Kerstmis
38
Bonne année
Gelukkig Nieuwjaar
39
de la part de
uit naam van
40
Merci du fond du coeur
Hartelijk dank
41
apporter
aanbieden
42
prêt
klaar (ou) opgediend
43
Peux tu me passer le sel?
Wil je de peper even aangeven?
44
compote
appelmoes
45
excellent
uitstekend
46
erg
très
47
coiffure
kapsel
48
particulièrement
bijzonder
49
déménager
verhuizen
50
Imagine toi
Stel je voor
51
quelque chose de désagréable
iets vervelends
52
ca me dégoute
het spijt me
53
par la présente
Hierbij
54
Par la présente voudrais vous faire savoir
Hierbij ik deel u mee dat
55
Ca me fait plaiser
het doet me genoegen
56
partager / communiquer
meedelen
57
un moment
een ogenblik
58
Puis-je vous prendre un instant ?
Mag ik even wat van uw tijd in beslang nemen
59
emprunter
inbeslag(en)
60
Par ailleurs
overigens
61
au demeurant
trouwens
62
maintenant que vous me le demandez
als u het mij vraagt
63
ne me blâme pas
neemt u me niet kwalijk
64
Je suis tout à fait d'accord avec toi
ik ben het helemaal met u eens
65
Tu as tout à fait raison
je hebt volkomen gelijk
66
entièrement
volkomen
67
ta proposition
je voorstel
68
Entendu!
Afgesproken!
69
en effet
inderdaad
70
qu'en penses tu?
wat denk je ervan?
71
je t'appelles demain
ik bel je morgen op
72
appeller quelqu'un
ieamand opbellen
73
souvent
vaker
74
un discours
een toespraak
75
une conférence
een lezing
76
Belge (h)
Belg
77
Belge (f)
Belgische
78
Francais
Fransman
79
Francaise
Franse
80
étudiant
student
81
étudiante
studente
82
pouvez vous me dire
kunt u mij zeggen
