Néerlandais C1C18 Flashcards
(94 cards)
1
Q
demander
A
vragen
2
Q
peux tu me rendre un service?
A
Zou je mij een plezier willen doen?
3
Q
aider
A
openhouden
4
Q
apporter
A
aannemen
5
Q
immédiatement
A
onmiddellijk
6
Q
Sortez!
A
Gaat weg
7
Q
Faites bien attention
A
Let goed erop
8
Q
Mode d’emploi
A
gebruiksaanwijzing
9
Q
Voilà comment ça marche
A
dat gaat zo
10
Q
un bouton
A
een knop
11
Q
l’aéroport
A
de vliegtuig
12
Q
Dépêchez vous
A
Haast u zich
13
Q
Montez s’il vous plait
A
Instappen alstublieft
14
Q
Entre
A
Binnen
15
Q
lentement
A
langzaam
16
Q
j’exige
A
ik eis
17
Q
un tour
A
een beurt
18
Q
à qui le tour?
A
wie is er aan de beurt?
19
Q
Que puis-je pour vous? (qu’est-ce que ça sera)
A
Wat mag het zijn?
20
Q
Désirez vous autre chose?
A
Wenst u anders nog iets?
21
Q
le menu
A
de spijskaart
22
Q
recommander
A
aanbevelen
23
Q
le magazine (genre livre Ikea)
A
reclamefolder
24
Q
l’addition (payer)
A
afrekenen
25
une chambre single
een eenpresoonkamer
26
chambre double
tweepersoonSkamer
27
auriez vous.. ?
hebt u toevallig
28
le loyer
de huur
29
je te conseille
ik raad je
30
des excuses
excuses (la même )
31
Tu ferais mieux d' (appeler )
(Bel) liever maar meteen op
32
SI j'étais toi
als ik jou was, zou ik
33
SI je peux me permettre un conseil..
Als ik u een goede raad mag geven..
34
Je peux faire quelque chose pour vous?
Kan ik iets voor u doen?
35
Avez vous besoin d'aide?
Hebt u hulp nodig?
36
Non merci
nee, dank u
37
Merci du fond du coeur
Hartelijk dank
38
service
dienst
39
Qu'y a-t-il pour votre service?
waarmee kan ik u van dienst zijn?
40
Essence
benzine
41
diesel
gasoil
42
plomb
lood
43
sans plomb
loodvrij
44
Le service après vente
de service
45
Le service après vente (valais)
Dienst na verkoop
46
Ca sera réglé
Dat komt in orde
47
Servir
serveren
48
Que veux-tu?
Wat wenst u?
49
ce n'est pas nécessaire
dat is niet nodig
50
je voudrais juste jeter un coup d'oeil
Ik wil alleen even rondkijken
51
Je n'ai besoin de rien
Ik heb niets nodig
52
Tu viens avec..?
Kom je mee... ?
53
Que pensez vous de.. ?
Wat dacht u van.. ?
54
Prends donc..
Neem toch..
55
enfin
eindenlijk
56
il n'en est pas question
dat is geen sprake van
57
C'est exclu
dat is uitgesloten
58
Ca ne me dit rien
Dat geef ik niks om
59
on verra!
We zullen wel zien
60
Une autre fois peut être
Een andere keer misschien
61
le cabinet
de praktijk
62
les consultations
de spreekuur
63
un rendez vous
een afspraak
64
on peut se rencontrer?
Kunnen we elkaar ontmoeten ?
65
cela ne me va pas
dat komt me niet goed uit
66
cela ne me va pas
dat gaat niet
67
être occupé
bezet zijn
68
d'accord (pour rdv)
dat komt me goed uit
69
allumer
aanzetten
70
ouvrir la fenêtre
het raam opendoen
71
ouvrir
opendoen
72
permis (il est permis.. )
toegestaan
73
permission / autorisation
toestemming
74
c'est interdit
dat is verboden
75
het recht
la loi / le droit
76
TU peux y compter
Daar kun je zeker van zijn
77
Je te donne ma parole
Ik geef je mijn word dat..
78
Je suis résolu..
Ik ben vastbesloten
79
J'ai décidé
Ik heb besloten
80
J'ai l'intention
Ik heb mijn voorgenomen
81
Promis, c'est promis
Beloofd is beloofd
82
Promettre
BELOVEN
83
Garantir (commercial)
Garanderen
84
livrer
leveren
85
Rassurez vous
Weest u maar gerust
86
Ne t'inquiète pas
Maak je geen zorgen
87
avoir peur
bang zijn
88
Ca ne fait pas mal
Het doet geen pijn
89
Du calme
Rustig maar.
90
Patience
Geduld (AUB)
91
Courage
Strekte
92
TU y es presque
Je bent er bijna
93
Ne sois pas si timide
Wees toch niet zo verlegen
94
Je dois
Ik moet
