Frans voc H23 Flashcards
(96 cards)
1
Q
een portefeuille
A
un portefeuille
2
Q
een cheque
A
un chèque
3
Q
financieren
A
financer
4
Q
de financiën
A
les finances (f)
5
Q
een fortuin
A
une fortune
6
Q
een dividend
A
un dividende
7
Q
zich ruïneren
A
se ruiner
8
Q
de inflatie
A
l’inflation
9
Q
een devaluatie
A
une dévaluation
10
Q
een portemonnee
A
un portemonnaie
11
Q
een (euro)cent
A
un centime
12
Q
een bank
A
une banque
13
Q
een bankier
A
un banquier
14
Q
een bankbiljet
A
un billet de banque
15
Q
een krediet
A
un crédit
16
Q
het kapitaal
A
le capital
17
Q
een miljonair
A
un(e) millionnaire
18
Q
een miljardair
A
un(e) milliardaire
19
Q
een redement
A
un redement
20
Q
een financier
A
un financier
21
Q
een fiasco
A
un fiasco
22
Q
een investering
A
un investissement
23
Q
een onderneming/bedrijf
A
une entreprise
24
Q
een spaarboekje
A
un livret d’épargne
25
een bankrekening
un compte en banque
26
een bankkaart
une carte bancaire
27
investeren
investir
28
winstgevend
rentable
29
een aandeel
une action
30
een obligatie
une obligation
31
een zakenman
un homme d'affaires
32
de zakenwereld
le monde des affaires
33
zaken
affaires
34
failliet gaan
faire faillite
35
financiële
financière
36
een naamloze vennootschap
une société anonyme
37
een bedrag
un montant
38
de som
la somme
39
stockeren
stocker
40
de voorraad
le stock
41
de advertentie
l'annonce (f)
42
leveren
livrer
43
de levering
la livraison
44
de vertegenwoordiger
le représentant
45
bruto
bruts
46
netto
nets
47
inbegrepen
comprise
48
verzendings-
d'expédition
49
het pakket/pakketje
le colis/le paquet
50
een korting
une remise
51
korting bij mindere kwaliteit
un rabais
52
gemakkelijke betalingsvoorwaarden
des facilités de paiement
53
toekennen
accorder
54
de service
le service
55
de handelaar
le marchand
56
de voeding
l'alimentation (f)
57
goedkoop
bon marché
58
duur
cher
59
kleingeld
de monnaie (f)
60
een (munt)stuk
une pièce
61
de munt(eenheid)
la monnaie
62
een agentschap
une agence
63
de kost
le coûte
64
kostelijk
couteux
65
onkosten
des frais (m)
66
kostbaar
précieux
67
een waarde
une valeur
68
van waarde zijn
valoir
69
is waard
vaut
70
geldig
valable
71
de beurs
la Bourse
72
speculaties
les spéculations (f)
73
een ...-beurs
une foire
74
een ...-salon
un salon
75
de verdeling
la distribution
76
verdeeld
distribué
77
te koop
en vente
78
verkrijgbaar
disponible
79
leveren
fournir
80
leverancier
fournisseur
81
geannuleerd
annulé
82
gereclameerd
réclamé
83
klachten
réclamations
84
gestort
versé
85
terugbetalen
rembourser
86
overschrijven
virer
87
ontlenen
emprunte
88
lenen
prêtent
89
hoog
élevé
90
de belegging
le placement
91
wisselen
changer
92
de koers
le cours
93
spotgoedkoop
donné
94
spreiden
étaler
95
innen
encaisser
96
wisselagenten
agents de change (m)