Frans voc H25 Flashcards
(116 cards)
1
Q
een job
A
un job
2
Q
een kandidatuur
A
une candidature
3
Q
solliciteren
A
solliciter
4
Q
een gediplomeerde
A
un(e) diplômé(e)
5
Q
een carrière
A
une carrière
6
Q
een promotie
A
une promotion
7
Q
gespecialiseerd
A
spécialisé(e)
8
Q
het personeel
A
le personnel
9
Q
een inspecteur
A
un inspecteur
10
Q
een inspectrice
A
une inspectrice
11
Q
een ingenieur
A
un ingénieur
12
Q
een mecanicien
A
un mécanicien
13
Q
een mecanicien (vrouw)
A
une mécanicienne
14
Q
een fotograaf
A
un(e) photographe
15
Q
een notaris
A
un(e) notaire
16
Q
een programmeur
A
un programmeur
17
Q
een programmeuse
A
une programmeuse
18
Q
een sollicitatie
A
une sollicitation
19
Q
een interim
A
un intérim
20
Q
een interimaris
A
un(e) intérimaire
21
Q
professioneel
A
professionnel(le)
22
Q
een expert(e)
A
un(e) expert(e)
23
Q
een specialist
A
un(e) spécialiste
24
Q
een manager
A
un manager
25
een journalist(e)
un(e) journaliste
26
een architect(e)
un(e) architecte
27
een piloot
un(e) pilote
28
een telefonist(e)
un(e) téléphoniste
29
een receptionist(e)
un(e) receptionniste
30
een vrij beroep
une profession libérale
31
een kruidenier
un épicier
32
een kruidenierster
une épicière
33
een ambachtsman
un artisan
34
een ambachtsvrouw
une artisane
35
een loodgieter
un plombier
36
een (huis)schilder
un peintre (en bâtiment)
37
een visser
un pêcheur
38
een slager
un boucher
39
een bakker
un boulanger
40
een brandweerman
un pompier
41
de landbouw
l'agriculture (f)
42
een landbouwer
un paysan
43
een landbouwster
une paysanne
44
een postbode
un facteur
45
een ambtenaar
un(e) fonctionnaire
46
een ploeg
une équipe
47
een kok
un cuisinier
48
een kokkin
une cuisinière
49
een vacature
une offre d'emploi
50
een vrouwelijke postbode
une factrice
51
een melkboer
un laitier
52
een melkboerin
une laitière
53
een typist(e)
un(e) dactylo
54
een schoonheidsspecialist(e)
un(e) esthéticien
55
een ploegbaas
un(e) chef d'équipe
56
een afdelingschef
un(e) chef de bureau
57
een leerjongen
un apprenti
58
een leermeisje
une apprentie
59
handmatig
manuel
60
het beroep
la profession
61
uitgeoefend
excercé
62
beroepen
métiers (m)
63
de werkloosheid
le chômage
64
werklozen
chômeurs (m)
65
de tewerkstelling
l'emploi (m)
66
een betrekking
un emploi
67
halftijds
à mi-temps
68
deeltijds
à temps partiel
69
de werkgevers
les employeurs (m)
70
bedienden
des employés (m)
71
de loontrekkenden
les salariés (m)
72
het leidinggevend personeel/ de kaderleden
les cadres (m)
73
benoemd
nommé
74
ontslagen/afgedankt
licencié
75
ontslag
congé (m)
76
een vervanger
un remplaçant
77
open/vacant
vacante
78
aangeworven
engagé
79
een aanwerving
un engagement
80
geschoolde
qualifiés
81
geschikt
qualifié
82
voorwaarden
les conditions (f)
83
ervaren
expérimenté
84
ervaring
de l'expérience (f)
85
de promotiekansen
les chances (f) de promotion
86
competente
compétence
87
beheerst
maitrisez
88
beheersing
maitrise (f)
89
doeltreffend/efficiënt
efficace
90
doeltreffendheid
l'efficacité (f)
91
veeleisend
exigeants
92
nauwkeurig
précises
93
de nauwkeurigheid
la précision
94
bijzonderheden
des précisions (f)
95
verduidelijken
préciser
96
capaciteiten
capacités (f)
97
chauffeur
conducteur (m)
98
een manoeuvre
une manoeuvre
99
ongeschoold arbeider
manoeuvre (m)
100
bewaker
gardien (m)
101
vertegenwoordigers
des représentants (m)
102
tweetalig
bilingues
103
werk
du travail (f)
104
zorgt voor
se charger
105
houdt zich bezig met
s'occuper de
106
landbouwer/boer
fermier (m)
107
-bouwer
constructeur (m)
108
een staking
une grève
109
vrijwilligers
des volontaires (m)
110
bruto...netto
brut...net
111
aanleg
d'aptitudes de talent (f)
112
bezigheden
d'occupations (f)
113
vliegeniers
aviateurs (m)
114
stakingsposten
des piquets (m) de grève
115
hanteert
manie
116
de staking
la grève
