H 1 Flashcards

(32 cards)

1
Q

Wat is het terrein van klinische en gezondheidspsychologie?

A

Een toepassingsgerichte discipline die zich bezighoudt met afwijkend, slecht aangepast en abnormaal menselijk gedrag, zowel bij de persoon zelf als in relatie tot anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie gebieden kunnen afwijkingen vertonen binnen een individu?

A

Afwijkend gedrag, afwijkende gedachten, afwijkende belevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe beïnvloedt afwijkend gedrag binnen een persoon en in relaties met anderen?

A

Afwijkend gedrag binnen een persoon beïnvloedt gedachten, belevingen en gedrag, en in relaties kan het invloed hebben op het gedrag, de gedachten en belevingen van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem een voorbeeld van afwijkend gedrag, afwijkende gedachten en afwijkende belevingen.

A

Afwijkend gedrag: excessief drinken; afwijkende gedachten: dwanggedachten; afwijkende belevingen: extreme angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is kennis van normale functies belangrijk in klinische psychologie?

A

Om afwijkingen van de norm vast te stellen en te begrijpen, is kennis van normale psychologische functies essentieel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen klinische psychologen en persoonlijkheidspsychologen?

A

Klinische psychologen richten zich op afwijkend gedrag dat problematisch is voor de persoon of omgeving, persoonlijkheidspsychologen bestuderen verschillen tussen mensen, inclusief positieve eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 7 factoren helpen bij het identificeren van abnormaal of pathologisch gedrag?

A

Persoonlijk lijden, (dis)functionaliteit van gedrag, irrationeel/onbegrijpelijk gedrag, onvoorspelbaarheid/controleverlies, opvallend/onconventioneel gedrag, observer discomfort, overtreden van morele normen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is persoonlijk lijden voldoende om van psychopathologie te spreken?

A

Nee, persoonlijk lijden alleen is niet voldoende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent disfunctioneel gedrag?

A

Gedrag dat functioneren en welzijn ondermijnt en belemmeringen veroorzaakt bij het bereiken van doelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt verstaan onder irrationeel en onbegrijpelijk gedrag?

A

Gedrag waar anderen geen logica in kunnen vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem twee situaties waarin gedrag als controleverlies wordt gezien.

A

1) Sociale regels die gedrag sturen werken niet; 2) Toeschouwer kan oorzaak van gedrag niet achterhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is onvoorspelbaarheid alleen voldoende om psychopathologie vast te stellen?

A

Nee, onvoorspelbaarheid alleen is niet voldoende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is opvallend gedrag altijd pathologisch?

A

Nee, opvallend gedrag dat statistisch afwijkt maar wenselijk is, is niet pathologisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ‘observer discomfort’?

A

Een ongemakkelijk gevoel bij anderen veroorzaakt door overschrijding van ongeschreven culturele regels (bijvoorbeeld te lang naar iemand staren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe beïnvloeden morele normen de beoordeling van gedrag?

A

Gedrag wordt beoordeeld aan de hand van eigen normen en waarden; afwijking hiervan kan gedrag als abnormaal laten zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke drie uitsluitende omstandigheden voorkomen dat een stoornis te snel wordt gesteld?

A
  1. Verwachte en cultureel aanvaarde reacties; 2. Deviant gedrag uit een minderheid; 3. Gedrag uit persoonlijk conflict met maatschappij.
17
Q

Waarom worden rouwreacties na een overlijden niet meteen als pathologisch beschouwd?

A

Omdat het verwachte en cultureel aanvaarde reacties zijn.

18
Q

Noem de drie modellen die abnormaal gedrag onderscheiden van normaal gedrag.

A

Het statistisch model, het medisch model, en het leer- of onderwijsmodel.

19
Q

Wat is het uitgangspunt van het statistisch model?

A

Menselijke eigenschappen zijn normaal verdeeld in de algemene bevolking; abnormaal gedrag heeft een statistische betekenis.

20
Q

Wat zijn kritiekpunten op het statistisch model?

A

Arbitraire grenzen, onduidelijkheid waar grens ligt, geen onderscheid tussen afwijkingen en lijden, sommige stoornissen niet normaal verdeeld.

21
Q

Wat is het uitgangspunt van het medisch model?

A

Psychische stoornissen zijn vergelijkbaar met somatische ziekten en kunnen het beste behandeld worden door de onderliggende mechanismen aan te pakken.

22
Q

Wat zijn de twee oorzaken voor psychische stoornissen volgens het medisch model?

A

Somatogeen (lichamelijke oorzaak) en psychogeen (psychologisch mechanisme).

23
Q

Wat betekent somatogeen?

A

Een lichamelijke aandoening ligt ten grondslag aan de psychische stoornis.

24
Q

Geef een voorbeeld van een somatogene oorzaak.

A

Neurosyfilis, waarbij een syfilisinfectie psychose veroorzaakt.

25
Welke kritiek is er op het medisch model?
Therapeut centraal en patiënt afhankelijk, veel stoornissen zonder eenduidige onderliggende mechanismen, stigmatisering via labelling-theorie.
26
Wat houdt de labelling-theorie in?
Het bestempelen van een patiënt als geestesziek kan een selffulfilling prophecy zijn en leidt tot stigmatisering.
27
Wat is het uitgangspunt van het leer- of onderwijsmodel?
Stoornissen zijn het gevolg van verkeerd verlopen leerprocessen en zijn geen ziekten maar vaardigheidstekorten.
28
Wat is het voordeel van het leer- of onderwijsmodel?
Geen stigmatisering, eigen verantwoordelijkheid, en aansluitend bij psychologische hulpverlening.
29
Wanneer is het leer- of onderwijsmodel niet toepasbaar?
Als mensen niet meer aanspreekbaar zijn of verantwoordelijkheid kunnen dragen voor hun gedrag, dan is therapie nodig.
30
Wat is het demarcatiecriterium van het leer- of onderwijsmodel?
Aanspreekbaarheid en verantwoordelijkheid van het individu voor het gedrag.
31
Wat betekent gedeelde besluitvorming in de praktijk?
Hulpverlener en patiënt nemen samen actief beslissingen over diagnose en behandeling.
32
Wat is het idee van het continuüm tussen psychische gezondheid en problemen?
Psychische gezondheid en problemen liggen niet op zichzelf staande punten, maar op een continuüm met gradaties ertussen.