H 3 Flashcards
(57 cards)
Wat bestuderen leertheorieën?
Theorieën over het mechanisme van leerprocessen.
Wie zijn belangrijke personen binnen leertheorieën?
Thorndike, Pavlov, Skinner.
Wat is instrumentele (operante) conditionering volgens Thorndike?
Leren door gedrag (bijv. touw trekken) dat gevolgd wordt door een beloning (voedsel).
Wat was het experiment van Thorndike met de kat?
Kat in kooi leert door aan touw te trekken om voedsel te krijgen.
Wat zijn de drie kernbegrippen van instrumentele conditionering?
Discriminatoire prikkel (S), respons (R), uitkomst (O).
Wat voegde Skinner toe aan de leertheorie?
Hij ontwierp de Skinner-box voor efficiënter onderzoek met ratten.
Wat stelt de wet van het effect?
Gedrag gevolgd door een aangename uitkomst neemt toe, gedrag gevolgd door onaangename uitkomst neemt af.
Wat is klassieke conditionering volgens Pavlov?
Leren waarbij een neutrale prikkel (zoemer) een reflex (speeksel) oproept na koppeling met een onvoorwaardelijke prikkel (voedsel).
Wat gebeurde er in Pavlovs experiment?
Honden gingen kwijlen bij zoemer, ook zonder voedsel.
Wat zijn de kernbegrippen van klassieke conditionering?
Onvoorwaardelijke prikkel (OP), onvoorwaardelijke reactie (OR), voorwaardelijke prikkel (VP), voorwaardelijke reactie (VR).
Wat is het verschil tussen instrumentele en klassieke conditionering?
Instrumentele conditionering is afhankelijk van gedrag (consequentie na actie); klassieke conditionering is onafhankelijk van gedrag.
Hoe definieert de leertheoretische benadering leren?
Gedragsverandering als resultaat van regelmatigheden die zich herhalen.
Wat was Thorndikes visie op gedragsverandering?
Veranderingen ontstaan door regelmatigheden in relatie tussen stimuli en gedrag.
Wat was Pavlovs visie op gedragsverandering?
Veranderingen ontstaan door regelmatigheden in relatie tussen stimuli onderling.
Wat sluit de leertheorie uit?
Toevallige gedragingen die niet herhaald worden, zoals schrikken van een knal.
Wat is de associatieve theorie van leren?
Leren door verbindingen te leggen tussen stimuli en reacties.
Wat is Stimulus-Response (S-R) leren?
Een directe verbinding tussen voorwaardelijke prikkel en voorwaardelijke respons.
Wat is Stimulus-Stimulus (S-S) leren?
Een verbinding tussen de voorwaardelijke prikkel en onvoorwaardelijke prikkel.
Hoe is S-S leren bevestigd?
Veranderingen in de onvoorwaardelijke prikkel veranderen ook de respons op de voorwaardelijke prikkel.
Wat stelt de propositionele theorie van leren?
Leren gebeurt door vormen van hypotheses of proposities, niet alleen door neurale associaties.
Wat is het verschil tussen associaties en proposities?
Associaties verbinden gebeurtenissen; proposities doen uitspraken over de aard van het verband.
Hoe verklaart de propositionele theorie het gedrag van de hond bij Pavlov?
De hond onthoudt de hypothese dat de zoemer voedsel voorspelt en kwijlt als reactie daarop.
Wat betekent ontogenetische adaptie?
Een organisme past zich tijdens zijn hele levensloop aan veranderingen in de omgeving aan.
Wat stelt de leertheoretische benadering over leren en aanpassing?
Leren stelt een organisme in staat zich aan te passen aan de omgeving.