H 5 Flashcards
(60 cards)
Wat wordt bedoeld met psychodynamiek?
Psychische krachten zoals emoties en gedachten zijn innerlijk beweeglijk en in conflict met elkaar.
Wat was de visie van Freud op bewustzijn?
Mensen zijn zich slechts deels bewust van wat er innerlijk speelt; veel is onbewust.
Hoe ontstaan volgens Freud psychische klachten?
Door onbewuste emotionele conflicten uit de kindertijd.
Wat symboliseert Freuds ‘ijsbergmodel’?
Aanmeldklachten zijn slechts het topje; de echte problematiek ligt onbewust verborgen.
Wat bedoelde Freud met ‘censuur’?
Een onbewust mechanisme dat bepaalde gevoelens of gedachten uit het bewustzijn houdt.
Wat is ‘weerstand’ volgens Freud?
Onbewust verzet tegen bewustwording van verdrongen herinneringen vanwege angst of schaamte.
Wat is het doel van vrije associatie in psychoanalyse?
Onbewuste verbanden in gedachten en gevoelens aan het licht brengen.
Wat houdt de regel van abstinentie in?
Therapeut is terughoudend en niet sturend, om overdracht mogelijk te maken.
Wat is de kern van intersubjectieve psychoanalyse?
Gezamenlijk betekenis geven aan gevoelens in de therapeutische relatie.
Wat is overdracht?
De patiënt projecteert onbewuste gevoelens uit eerdere relaties op de therapeut.
Wat zijn soorten overdracht?
Positieve (liefdevolle) en negatieve (vijandige) overdracht.
Wat is tegenoverdracht?
De onbewuste reactie van de therapeut op de patiënt, vaak uit eigen geschiedenis.
Waarom is tegenoverdracht belangrijk?
Het geeft inzicht in de ernst van de stoornis en helpt de therapeut zich bewust te blijven.
Wat is het impliciete geheugen?
Geheugen voor automatische patronen in denken/voelen/handelen, gebaseerd op vroege ervaringen.
Wat is het expliciete geheugen?
Geheugen van bewuste feiten, ideeën en autobiografische herinneringen.
Wat zijn innerlijke werkmodellen?
Blauwdrukken uit vroege ervaringen die bepalen hoe we emoties reguleren en relaties aangaan.
Wat is verdringing?
Een afweermechanisme dat pijnlijke herinneringen uit het bewustzijn houdt.
Wat is vermijden als afweermechanisme?
Het ontwijken van situaties die herinneringen of emoties kunnen oproepen.
Wat is loochenen?
Ontkennen van realiteit of gevoel om emotionele pijn te voorkomen.
Wat is projectie?
Onacceptabele gevoelens worden toegeschreven aan anderen.
Wat is het impliciete zelf?
Onbewuste blauwdruk gevormd door vroege ervaringen, stuurt zelfbeeld en gedrag aan.
Wat is het subjectieve zelf?
Het idee: “Dit heb ik meegemaakt, daarom ben ik wie ik ben.”
Wat is het objectiverend zelf?
Het vermogen om naar jezelf te kijken en te reflecteren; belangrijk bij emoties zoals schaamte en trots.