H 2 Flashcards
(91 cards)
Wie was de eerste die neurobiologische factoren bij psychopathologie betrok?
Buikhuisen.
Wat is het kritiekpunt op de neurobiologische benadering?
Het is reductionistisch: het verklaart gedrag door één of enkele onderliggende mechanismen.
Welke gevaarlijke toepassing kwam voort uit neurobiologisch onderzoek?
Frontale lobotomie uitgevoerd door neuroloog Monitz.
Wat stelde Hippocrates over afwijkend gedrag?
Afwijkend gedrag en gevoel komen voort uit de hersenen.
Wat was Descartes’ idee over de ziel?
De ziel zetelt in het hoofd, specifiek in de pijnappelklier.
Wat is frenologie, volgens Gall?
Het idee dat de grijze stof van de hersenen mentale organen bevat die gedrag bepalen.
Wat ontdekte Broca?
Broca’s afasie, een taalstoornis waarbij mensen in telegramstijl spreken.
Wat toonden Fritsch en Hitzig aan?
Elektrische stimulatie van de hersenen leidt tot gecoördineerde bewegingen van ledematen.
Wat was Monitz’ bijdrage aan neurochirurgie?
Hij voerde frontale lobotomie uit om neuroticisme te verlagen, eerst bij apen.
Wat toonde Krafft-Ebing aan over syfilis?
Syfilisinfecties kunnen dementia paralytica veroorzaken.
Wat is het ideaalbeeld in de neurobiologische benadering?
Het vaststellen van een syndroom, de biologische oorzaak onderzoeken en daarop inspelen.
Welke vooruitgang is geboekt in medicatie voor schizofrenie?
Neuroleptica en tweede generatie atypische antipsychotica met minder bijwerkingen.
Wat is de link tussen externaliserende gedragsproblemen en het autonome zenuwstelsel?
Externaliserende problemen hangen samen met onderactiviteit van het autonome zenuwstelsel.
Wat is de link tussen internaliserende gedragsproblemen en het autonome zenuwstelsel?
Internaliserende problemen hangen samen met overactiviteit van het autonome zenuwstelsel.
Wat zijn de belangrijkste factoren in de neurobiologische benadering van gedrag?
Genen, hersenen, neurotransmitters, hormonen en omgeving.
Welke drie soorten studies worden gebruikt om genetische afwijkingen te onderzoeken?
Familiestudies, tweelingstudies en adoptieonderzoek.
Wat is een belangrijk probleem bij familiestudies?
Omgevingsfactoren zijn moeilijk te scheiden van genetische factoren.
Wat betekent concordantie in tweelingstudies?
De mate waarin een eigenschap voorkomt bij beide tweelingen.
Wat impliceert een hogere concordantie bij eeneiige dan twee-eiige tweelingen?
Een genetische factor speelt een rol.
Wat is het nadeel van tweelingstudies?
De overschatting van genetische factoren vanwege gedeelde omgeving.
Wanneer levert adoptieonderzoek bewijs voor genetische bijdrage?
Als adoptiekinderen stoornissen vertonen die voorkomen bij biologische ouders.
Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?
Genotype is het totale genetische pakket; fenotype zijn de eigenschappen die uit interactie tussen genotype en omgeving voortkomen.
Wat zegt het Diathese-Stressmodel?
Genetische vatbaarheid leidt tot stoornis alleen bij negatieve omgevingsfactoren.