H9.6: Immunosuppressiva 1 Flashcards

(43 cards)

1
Q

Wanneer immunosuppressiva gebruiken?

A
  • Auto-immuunziekten
  • Niet-infectieuze inflammatoire ziekten
  • Transplantaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten immunosuppressiva

A
  • Glucocorticosteroïden
  • Anti-metabolieten -> remmen proliferatie van immuunsysteem
  • Calcineurine blokkerende middelen (ciclosporine, tacrolimus)
  • JAK-remmers
  • NSAID
  • Thalidomides (softanon), hydroxychloroquine
  • Biologicals
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ieder middel heeft eigen

A
  • Aangrijpingspunt
  • Werkingsmechanisme
  • Indicaties
  • Bijwerkingen

Bij transplantatie: T-cellen aanvallen
Bij auto-immuunziekten: Ig aanvallen
Bij auto-inflammatoire ziekten: neutrofiele granulocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cortisol

A
  • Gemaakt in bijnieren o.i.v. corticotropine (ACTH) uit hypofyse
  • Hypofyse gestimuleerd door CRH uit hypothalamus en AVP
  • Hoeveelheid AVP wordt verhoogd o.i.v. stress en inflammatie
  • Ook catecholamines die vrijkomen bij inflammatie zorgen direct voor meer cortisol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gevolg als iemand veel corticosteroïden gebruikt

A
  • Lichaamseigen cortisol wordt onderdrukt
  • Treedt op vanaf ongeveer 5 mg/dag

Langer dan 2 weken corticosteroïden dan worden bijnieren onderdrukt en atrofisch, hypofyse denkt dat er geen cortisol meer nodig is waardoor hypofyse productie ACTH zal verminderen of stoppen.

Om eigen glucocorticosteroïdproductie weer op gang te brengen moet dosis corticosteroïden afgebouwd worden wat gebeurt met corticosteroïden stressschema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat moet je doen in situatie met veel stress (operatie, ontsteking)?

A

Bijnier-hypofyse-as is onderdrukt dus er moet gesuppleerd worden met corticosteroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effecten glucocorticosteroïden

A
  • Stressrespons
  • Regulatie glucose- en vetmetabolisme
  • Anti-inflammatoire effecten
  • Meer botresorptie
  • Meer immunosuppressie
  • Vasculaire effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Genomisch effect glucocorticosteroïden

A
  • Veroorzaakt door binding van glucocorticoïd aan steroïdreceptor
  • In normale omstandigheden
  • Genen worden aan- en uitgezet in de kern (stimulatie/remming van transcriptie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Niet-genomische effecten glucocorticosteroïden

A
  • Pas bij hele hoge doseringen corticosteroïden
  • Werken op membraanreceptor en in cytoplasma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Effecten glucocorticosteroïden op immuunsysteem

A
  • Remming inflammatoire mediatoren (cytokinen, prostaglandinen, NO)
  • Remming celmigratie en celadhesie
  • Inductie apoptose en leukocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Glucocorticosteroïden werken tegen

A
  • T-cellen
  • Bij hele hoge doseringen treedt apoptose van T-cellen op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van minst naar meest sterke corticosteroïden

A
  • Cortisol
  • Prednisolon
  • Prednison
  • Dexamethason (minder natriumretentie en passeert placenta)
  • SoluMedrol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Indicaties corticosteroïden

A
  • Alle auto-immuunziekten en niet-infectieuze inflammatoire ziekten
  • Allergische reacties
  • Posttransplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dexamethason

A
  • Kan door placenta heen i.t.t. prednison
  • Wanneer foetus ook behandeld moet worden, dit geven
  • Als je alleen de zwangere vrouw wilt behandelen dan prednison
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat niet doen bij hoge BD?

A
  • Cortisol en prednison vanwege toename natriumretentie
  • Dan dexamethason geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bijwerkingen corticosteroïden

A
  • Cushing habitus; atrofie spieren, romp adipositas, buffalo hump, vollemaansgezicht, striae (vezels breken)
  • Gluconeogenese: spieren omgezet in suiker
  • Infecties (Herpes Zoster)
  • DM door gluconeogenese
  • Psychisch disfunctioneren
  • Huidbloedingen
  • Aseptische botnecrose
  • Osteoporose

Dus er moet een goede balans worden gevonden in effectiviteit van behandeling en bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Anti-metabolieten

A
  • Remmen proliferatie
  • Interfereren met DNA-aanmaak waardoor cellen van immuunsysteem niet kunnen ontstaan
  • Werken bij deling het beste
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bijwerking anti-metabolieten

A

Beenmergsuppressie doordat ook andere delende cellen geremd worden

19
Q

Purine synthese remmers

A
  • Azathioprine (Imuran) is purine synthese remmer
  • Blokkeren synthese adenosine en guanosine
  • Cytostatische middelen die werken op delende cellen
  • Indicatie: auto-immuunziekten
  • Vroeger ook gebruikt om afstotingsreacties te voorkomen en om corticosteroïden af te bouwen
20
Q

Bijwerkingen purine synthese remmers

A
  • Beenmergtoxiciteit (granulocytopenie, trombocytopenie)
  • RBC aplasie
  • Hepatotoxiteit

Wel veilig bij zwangerschap

21
Q

Mycogenolzuur

A
  • Remt iosinemonofosfaatdehydrogenase (MPDH)
  • Nodig bij de novo synthese van purines
  • Lymfocyten zijn voor de synthese van guanosine afhankelijk van IMPDH
  • Andere cellen kunnen nucleïnezuren via salvage pathway nog recyclen
  • Door relatieve selectiviteit van mycofenolaat voor lymfocyten wordt B- en T-cel proliferatie geremd
  • Remming is reversibel dus geen myelotoxiciteit
  • Indicatie is behandeling van afstoting en enkele immuunziekten (SLE, uveïtis)
22
Q

Bijwerkingen mycofenolzuur (MPA)

A
  • Diarree
  • Leukopenie
  • Verhoogde infectiegevoeligheid
23
Q

Alkylerende middelen

A
  • Heel zwaar
  • Alleen als andere niet werken
  • Cyclofosfamide en chloorambucil
  • Alkyleren DNA, vormen crosslinks tussen DNA-strengen, remmen splitsing DNA-strengen tijdens proliferatie
  • Door remming DNA heeft het een brede werking op immuunsysteem en controleren deze middelen zowel antilichaam gemedieerde immuunrespons als celgemedieerde immuunrespons
24
Q

Indicaties alkylerende middelen

A

Orgaan- en levensbedreigende condities zoals vasculitis of SLE met renale of cerebrale betrokkenheid

25
Bijwerkingen alkylerende middelen
- Carcinogeen dus 10% kan op secundaire maligniteiten - Steriliteit - Infecties - Hemorragische cystitis
26
Methothrexaat
- Hematologische maligniteiten en RA - Ook granulomateuze ontstekingen en chemo - Uitgebreide immuunsuppressieve werking - Reductie synthese Ig - Structureel analoog van foliumzuur - Blokkeert foliumzuur afhankelijke routes welke essentieel zijn voor DNA-synthese - Remt geactiveerde neutrofielen door vrijkomen adenosine
27
Bijwerkingen methotrexaat
- Beenmergtoxiciteit (leukopenie, anemie) - Levertoxiciteit (fibrose, cirrose) - Ernstige longafwijkingen (zeldzaam) - Teratogeen - Intra-uteriene afwijkingen
28
Calcineurine blokkerende middelen
- Ciclosporine en tacrolimus - Remmen aflezen DNA waardoor productie cytokinen verminderd, IL2 - T-celremmers waardoor geschikt na transplantatie
29
Bijwerkingen cyclosporine (calineurine blokkerende middelen)
- Infecties - Renale insufficiënties - Hypertensie - Tremor - Maligniteiten - Extra haargroei
30
Tacrolimus
- Na transplantatie - Uveïtis - SLE
31
JAK-inhibitors
- Ruxolitinib, baricitinub, tofacitinib - JAK's onder celmembraan en maken deel uit van verschillende signaaltransductie pathwayd - Remming JAK zorgt ervoor dat DNA niet gestimuleerd kan worden - JAK-inhibitors staan geregistreerd voor psoriasis en RA
32
Hydroxychloroquine
- Anti-malariamiddel - Werkt immunosuppressief - SLE waardoor op lange termijn minder orgaanschade
33
Bijwerkingen hydroxychloroquine
- (Cardio)myopathie - Effecten op oog (bull's eye door ophoping retinale epitheelcellen) Voorafgaand aan gebruik eerst controle aan oogarts voor schade macula. Na 5 jaar weer controle, daarna jaarlijks
34
Wanneer vaker controle?
- Hogere doseringen (>6.5 mg/kg/dag) - Behandelingsduur >6 jaar - Nierziekte of leeftijd <65 jaar
35
Thalidomide (softenon)
- Slaapmiddel en anti-epilepticum - Tegenwoordig bij lepra, heftige inflammatiereacties, MM en SLE
36
Bijwerkingen Thalidomide (softenon)
Tijdens zwangerschap spontane abortussen en afwijkende groei ledematen bij pasgeborenen
37
Colchicine
- Uit herfststijlloos (plant) - Bij jicht of auto-inflammatoire ziekten
38
COX1
- Constant tot expressie in meeste weefsels - Rol in homeostase - Onder normale omstandigheden zorgt het ervoor dat mucosa maag in stand blijft en ook invloed op nierfunctie en trombo's
39
COX2
- Bij trombocytopenie - Continu uitgescheiden in hersenen, botten, nieren, niet in normale GI tractus - O.i.v. cytokinen - Neemt toe bij ontstekingsreactie
40
Functie niet-selectieve NSAID
Activiteit COX1 en COX2 remmen
41
Selectieve COX2 remmers
Minder effect op COX1
42
NSAID bijwerkingen
- Toxiciteit nieren - Risico maagzweren Bij ouderen ter bescherming van maag PPI gegeven
43
Gevolg gebruik immuunsuppressieve middleen
Verminderde vaccinatierespons