HC 1 Introductie Flashcards

(37 cards)

1
Q

Antisociaal gedrag - Frick

A

“Gedrag dat maatschappelijke normen niet respecteert, wetten of de rechten van anderen of (in het geval van kinderen) verwachtingen van autoriteitsfiguren zoals ouders of leraren schendt.”

Een overkoepelende term voor een breed scala aan gedragingen. Er bestaan veel verschillen in het type (antisociaal) gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Antisociaal gedrag - Genetische modellen

A

De erfelijkheid van gedrag en de variatie daarin zorgt voor individuele verschillen. De rol van genen in antisociaal gedrag is +-50%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tweeling- en adoptiestudies

A
  • Monozygote tweeling (eeneiig) = 100% overlap genen, 100% overlap omgeving
  • Dizygote tweeling (twee-eiig) = 50% overlap genen, 100% omgeving
  • Monozygoot in verschillende huizen = 100% genen, 0% omgeving
  • Geadopteerde brus = 0% genen, 100% omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Moleculaire studies

A

Zoektocht naar variatie in alle vormen. Bijv. d.m.v. vragen als: “Welke genen zijn verantwoordelijk voor de variaties in antisociaal gedrag? Echter is het onwaarschijnlijk dat antisociaal gedrag gecodeerd is op één gen, en daarnaast kan de invloed van genen verschillen per levensfase en per soort antisociaal gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Genome Wide Association Studies

A

Vallen onder moleculaire studies, waarbij wordt gekeken naar alle data en dus niet naar één specifiek gen.
Problematisch is dat hier ontzettend veel mensen voor nodig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Genetische modellen tijdelijk minder populair

A

Door de associatie met de eugenetische beweging, door het idee dat bepaalde genen beter zijn dan andere genen, zouden we in principe perfecte kinderen kunnen kweken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Antisociaal gedrag - Evolutionaire modellen

A

Stamt af van Darwins theorie van natuurlijke selectie: antisociaal gedrag overleeft omdat het voordelen heeft. Daarnaast kan dit ook te maken hebben met aantrekkelijkheid, waardoor je je kansen vergroot om je voort te kunnen planten. Echter legitimeren deze modellen niet dat mensen antisociaal gedrag vertonen; ze leggen enkel uit waarom mensen dit doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Antisociaal gedrag - Biopsychologische modellen

A

We kunnen ons ook focussen op hoe bepaalde aspecten van biologische systemen invloed hebben op antisociaal gedrag en psychologisch functionoren.
Denk hierbij aan Phineas Gage, die door een ijzeren paal door zijn hoofd, die zijn hersenkwam doorboorde, een heel ander psychologisch functioneren kreeg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Antisociaal gedrag - Psychosociale modellen

A

Invloed van omgeving op individuen.
Sociale leermodellen
Sociale ontwikkelingsmodellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociale leermodellen

A

Antisociaal gedrag wordt aangeleerd door anderen te observeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociale ontwikkelingsmodellen

A

Beschermende factoren dragen bij aan positieve sociale skills en risicofactoren aan gedragsproblemen. De balans tussen deze (multilevel) factoren bepaalt uiteindelijk je levensstijl (prosociaal/antisociaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Antisociaal gedrag - Recentere modellen

A

Integreren meerdere perspectieven. Dit maakt het wel complexer, maar daardoor waarschijnlijk ook beter in staat om de volledige werkelijkheid te vatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inzichten van recentere modellen

A
  • De ontwikkeling van fysieke agressie is niet stabiel over de tijd.
  • Antisociaal gedrag ongeveer 50% genetische invloed en 50% omgeving.
  • Risicofactoren in de omgeving zijn vaak prenataal. Dit benadrukt het belang om ook te kijken naar de intergenerationele transmissie van antisociaal gedrag: niet alleen naar het kind zelf, maar ook ouders en omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Assortative mating

A

Het kiezen van een partner met dezelfde problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gen-omgevingscorrelatie (rGE) - passief

A

Wanneer ouders biologisch ouders zijn van het kind, zijn zij genetisch verbonden, maar ook door hun eigen gedrag beïnvloeden zij hun kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gen-omgevingscorrelatie (rGE) - evocatief

A

Kinderen hebben ook een actieve rol in de opvoeding, doordat ze bepaalde reacties uitlokken.

17
Q

Gen-omgevingscorrelatie (rGE) - actief

A

Het actief uitzoeken van bepaalde situaties

18
Q

Gen-omgevingsinteractie/ moderatie (GxE)

A

Ze hebben niet alleen afzonderlijk een effect, maar zijn ook afhankelijk van elkaar. Als er bijv. in een omgeving al veel negatieve factoren zijn, zal er minder ruimte zijn voor de invloed van genen.

19
Q

Epigenetics

A

Omgeving beïnvloedt genen

20
Q

Preventieve interventie vanuit een ontwikkelings-, biopsychosociaal perspectief

A

Gelet op het belang van prenatale factoren, is het van belang om vroeg te starten. Aangezien de risicofactoren vaak stabiel zijn, is preventie/interventie zinvol in verschillende levensfasen. Tevens moeten preventieprogramma’s zich richten op alle niveaus van risicofactoren. Welk type interventie zinvol is, kan deels worden bepaald door de genen.

21
Q

Agressie - Bushman & Anderson

A

‘Enig gedrag dat gericht is op een ander individu dat wordt uitgevoerd met de directe bedoeling om schade toe te richten. In toevoeging moet de dader het idee hebben dat het gedrag schade zal toerichten aan dat andere individu en dat dat andere individu gemotiveerd is om schade te ontwijken.’

Het mag dus niet onopzettelijk, consensueel of uiteindelijk voordelig zijn.

22
Q

Geweld

A

Specifieke vorm van agressie met extreme schade als doel.

23
Q

Drie soorten patronen van fysieke agressie

A
  1. Afwezigheid agressie vanaf vroege kindertijd t/m adolesentie
  2. Gemiddelde niveaus agressie in vroege kindertijd en afname daarna
  3. Hoge agressie in vroege kindertijd t/m adolescentie

Over het algemeen komen 1 en 2 het meeste voor. Bij jongens komt 3 vaker voor en bij meisjes 1.

24
Q

Twee/drie patronen van indirecte agressie

A
  1. Stabiel laag
  2. Hoog en toenemend
  3. Hoog en stabiel

Kleine meerderheid in 1 ten opzichte van 2. Bij meisjes komt 2 vaker voor dan bij jongens, maar verschil verdwijnt in de volwassenheid

25
Indirectie/coverte agressie
Vaak meer anoniem; indirecte schade aan target.
26
Directe/overte agressie
Zichtbaarder en daarmee ook identificeerbaar
27
Verschillende type agressie
Verbaal Relationeel Fysiek Niet-interpersoonlijke vormen (bijv. auto in brand steken)
28
Reactieve agressie
Warmbloeding, vaak gelinkt met negatieve emoties; impulsieve/defensieve reactie
29
Proactieve/instrumentele agressie
Koudbloeding; voorbereid met en doel
30
Correlaten - regulatie
Regulatie hangt vooral samen met reactieve agressie
31
Correlaten - Psychopathologie
Psychopathologie hangt zowel samen met reactieve, als met proactieve agressie
32
Correlaten - cognitieve bias
Cognitieve bias hangt zowel samen met reactieve, als proactieve agressie
33
Correlaten - sociale aanpassing
Sociale aanpassing hangt vooral samen met reactieve agressie
34
Correlaten - hersenfunctioneren
Hangt vooral samen met reactieve agressie
35
Correlaten - genetische invloeden
Reactieve agressie lijkt meer een samenloop te zijn van genen en omgeving, terwijl de proactieve agressie meer genetisch bepaald is.
36
Criminaliteit
Offending; gedrag dat door de wet strafbaar wordt gesteld
37
Hoe relateren de verschillende definities zich tot elkaar?
Antisociaal gedrag omvat agressie, en dat omvat weer geweld. Criminaliteit overlapt dan ook weer geheel met antisociaal gedrag, en valt deels binnen, maar ook deels buiten agressie en geweld. Niet alles wat strafbaar is, valt namelijk onder antisociaal gedrag. Om de ontwikkeling van criminaliteit te begrijpen, moeten we meerdere perspectieven nemen, waarbij persoonlijke en omgevingsfactoren in acht worden genomen.