HC9 Hechting en empathie Flashcards

(42 cards)

1
Q

Hechting

A

Binding met anderen. predispositie. Eerste verzorgers en vormt de basis voor latere platonische en romantische relaties. Ontwikkelt interne werkmodellen van onszelf, de wereld en anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken van hechtingsrelaties

A
  1. Standvastige basis
  2. Veilige haven
  3. Inspanning om dicht bij elkaar te blijven
  4. Reacties op scheiding en hereniging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Veilige hechting

A

Interne werkmodellen van anderen als veilig, behulpzaam en steunend + interne werkmodellen van zelf als waardig om affectie te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onveilige hechting

A

Focus op de kracht van anderen om hen te controleren of af te wijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Veilige hechtingsstijl

A
  • Positieve evaluatie van hechtingservaringen (positief/negatief)
  • Hoge eigenwaarde, beschouw anderen als warm en acceptabel, hoge mate van intimiteit
  • Gelinkt aan sensitieve en responsieve opvoeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gepreoccupeerd/ afwerend/ ambivalente hechtingsstijl

A
  • Bezorgdheid over hechtingservaringen in het verleden, onvermogen om een coherente representatie te geven
  • Risico op sociale terugtrekking en angst voor afwijzing, gevoelens van onbekwaamheid
  • Gelinkt aan inconsistente opvoedingsstijl (interferentie met autonomie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dismissief/ vermijdende hechtingsstijl

A
  • Nadruk op prestatie en zelfredzaamheid ten koste van intimiteit
  • Deactivering van het hechtingssysteem, zelfbehoud, zelfingenomen, terughoudend om anderen te benaderen voor ondersteuning, antisociaal, casual seks
  • Gelinkt aan afwijzende/interfererende opvoeding (afstandelijk, koud of controlerend)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gedesorganiseerde hechtingsstijl

A
  • Kind zit in een conflict: bron van veiligheid is ook bron van angst
  • Passief-agressief, inconsistente angst voor afwijzing/op zoek naar intimiteit
  • Gelinkt aan kindermishandeling (angstige/beangstigende zorgverleners)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Minnesota study van risico en aanpassing vanaf de geboorte tot de volwassenheid

A

Longitudinale studie die de stabiliteit en voorspellende kracht van hechting bekijkt over een periode van 30 jaar
1. Hechtings(on)veiligheid is relatief stabiel over de tijd heen
2. Maar: enige invloed van positieve en traumatische ervaringen
→ Meer flexibiliteit in kinderen en adolescenten dan in volwassenen!
3. Onveiligheid in de kindertijd gelinkt aan persoonlijkheidsproblematiek in de volwassenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gedesorganiseerde hechting en persoonlijkheidsproblematiek

A

Sterk gelinkt aan ernstige persoonlijkheidspathologie, waaronder borderline persoonlijkheidsstoornis en antisociale persoonlijkheidsstoornis
Problemen met:
A. Reflectie op eigen mentale staat
B. Begrip van mentale staat van anderen
C. Regulatie van humeur en opwinding in intieme interpersoonlijke relaties
D. Onderhouden van zelf en interpersoonlijk functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onveilige hechting en delinquent gedrag

A

Onveilige hechting ; onopgeloste woede ; delinquentie als coping
affect disregulatie als moderatie (geweld faciliterend / overactieve emoties / vermijdende coping)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onveilige hechting als risicofactor voor misdaag

A

Alle types onveilige hechting vormen risicofactor voor misdaad. MAAR: enkel in aanwezigheid van andere risicofactoren! (bijv. impulsiviteit, ongevoeligheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Type onveilige hechting hangt samen met soort misdaad

A

Bijv. mannelijke daders partnergeweld: met name gepreoccupeerd of ambivalent – niet ontwijkend
* Problemen met regulatie interpersoonlijke afstand
* Zoeken toenadering wanneer ze angstig zijn maar trekken zich op vijandige manier terug als anderen te dicht bij komen
* Geassocieerd met borderline persoonlijkheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onveilige hechting bij kindermisbruikers

A

Geen verschil in angstige en vermijdende hechting? → kindermisbruik vervult mogelijk verschillende functies voor verschillende daders
* Vermijdend: seksuele gratificatie, genot van macht
* Angstig: kinderen zijn veilige optie voor intieme relaties, kunnen hen niet afwijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gedesorganiseerde hechting - misdrijven

A

Sterkste link met geweldadige misdrijven – in de aanwezigheid van mentale ziekte!
* M.n. aanwezigheid van realiteit-vervormende symptomen (psychose) → extreem geweld tegen belangrijke anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Affect dysregulatie als mediator tussen hechting en misdaad

A

Soort affect dysregulatie verschilt met soort onveilige hechting:
* Deactivatie of vermijding van emoties = vermijdende hechting
* Overactivatie van emotionele reactie = angstige hechting
* Geweld-faciliterende emoties (boosheid, paniek) → externaliserend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kindermishandeling naar agressie

A

Negatieve ervaringen zoals kindermishandeling ; onveilige, gedesorganiseerde hechting; affect disregulatie; agressie

18
Q

Behandeling voor daders met PS

A

Behandeling moet zich richten op mechanismes die persoonlijkheidsstoornis linken aan geweld
* Mogelijke doelen
* Meer prosociale state of mind
* Verbeteren mentaliseren
* Affect regulatie

19
Q

Hechting AAN forensische instituten

A

Hechting aan een “veilige” plaats van zorg
* In contrast, wereld buiten instelling is chaotisch en onveilig
* Maar: soms ook meer ambivalente houding!

Vaak gebrek aan skills om zelf veilige hechtingsrelaties op te bouwen buiten forensische setting

Belangrijk om meer aandacht te besteden aan hechtingsrelaties van daders met de plaatsen waar zij worden opgenomen

20
Q

Hechtingsrelaties met personeel

A

Ongelijkheden in macht, controle, autonomie, heropvoeding en daardoor mimiek van ouder-kind relaties

Extra problematisch wanneer er mishandeling plaatsvindt vanuit hechtingsfiguren in de instelling → versterkt eerdere negatieve hechtingservaringen

21
Q

Beoordeling en behandeling daders met PS

A

Beoordeling door ontwikkelingsgeschiedenis, hechting, gebeurtenissen
dat koppelen aan behandeling door problemen, risico management, narratief dader mee te nemen en ook mentaliserem, affect regulatie, prosociale state of mind verbeteren

22
Q

Hechting als deel van risico beoordeling

A

Hechting moet overwogen worden wanneer geweld heeft plaatsgevonden in intieme relaties (bijv. partner, kinderen)
* Hoe informeren hechtingservaringen in het verleden het patroon van misdaad? Welke rol spelen (potentiële) slachtoffers in de hechtingsdynamiek?

Tools: HCR-20 vraagt kindermishandeling uit, Propensity for Abusiveness
Scale (PAS)

23
Q

Empathie

A

“Term wordt breed toegepast op processen waarbij een observeerder informatie gebruikt over de interne staat van een ander individu”
Verschillende perspectieven
* Theory of mind (perspectief-nemen; cognitief)
* Emotionele reactie (emotioneel)

24
Q

Emotionele empathie

A

Begrijpen en reageren op andermans emoties

25
Cognitieve empathie
Perspectief innemen, theory of mind
26
Motorische empathie
Lichamelijke reacties op anderen (spiegelen)
27
Relatie tussen CU trekken en problemen in empathie in kindertijd
1) Link tussen CU trekken en problemen in emotionele empathie sterker voor jongens dan voor meisjes 2) Geen sekse verschillen voor de link met cognitieve empathie
28
Relatie tussen CU trekken en problemen in empathie in kindertijd - sekseverschillen
In jongens: * Problemen in cognitieve empathie verdwenen tegen het einde van de kindertijd * Problemen in emotionele empathie bleven bestaan In meisjes: * Grotere verschillen in cognitieve empathie tussen oudere meisjes * Geen consistente verschillen in emotionele empathie over leeftijden Maar: onzeker hoe betrouwbaar rapportage ouder is
29
3 perspectieve op de neuro-cognitieve architecteur
1. Spiegelneuronen 2. Spiegelneuronenanalogie 3. Emotionele reactie
30
1. Spiegelneuronen
Bij observatie en uitvoeren acties zijn er spiegelneuronen actief die zorgen voor emotionele empathie. maar niet reproduceerbaar.
31
Problemen met spiegelneuronen (1)
1.De mate van de gelijkenis in het hersennetwerk is moeilijk in te schatten 2. Overlap als gevolg van het kijken naar gezichtsstimuli bij beide condities? 3. Bevinding niet gerepliceerd in een latere studie, welke geen associatie vond in neurale systemen voor passief kijken en imitatie
32
Problemen met spiegelneuronen (2)
1. De meeste studies vonden neurale activiteit (ook) buiten het spiegelneuronensysteem 2. Probleem met de emotionele congruentiehypothese ➢ In het Prisoner’s Dilemma game reageerden de deelnemers op pijn bij de geobserveerde personen met pijn als het doelwit eerlijk was geweest, maar met plezier als hij/zij oneerlijk was geweest
33
2. Spiegelneuronenanalogie
Algemene hersenstructuur wordt geactiveerd bij observeren/uitvoeren actie maar niet 1 specifiek neuron.
34
Problemen bij spiegelneuronenanalogie
* Verklaart geen empathie wanneer het doelwit niet wordt geobserveerd (bijv. verhalen vertellen) * Verklaart niet de emotionele incongruentie in het Prisoner’s Dilemma * Dus: duidelijk geen automatisch proces → rol van beoordeling (appraisal) → 2 mechanismen (de Vignemont & Singer, 2006): 1. Beoordeling moduleert de automatische empathische respons 2. Beoordeling van zowel emotionele signalen als context om emotionele respons te genereren
35
3. Emotionele respons
Empathie is een emotionele reactie met cognitieve beoordeling en bekrachtiging of straffen.
36
Empathie voor pijn en boosheid bij psychopaten
* Herkenning boosheid is beter in jongeren met CU trekken * Herkenning pijn is slechter bij jongeren met CU trekken
37
Psychopaten en tolerantie voor pijn
Pijn tolerantie hoger onder studenten met hogere score op Meanness trek van de Triarchic Psychopathy Measure → Als mensen met psychopathie minder sensitief zijn voor eigen pijn → verminderde ontwikkeling voor empathische pijn anderen
38
Modulatie van empathie
Het argument: * Empathie vereist moeite en dat men daarna extra emoties moet reguleren (koste) * Empathie is meer waarschijnlijk voor bekenden dan voor onbekenden en voor mensen die men aardig vindt
39
Modulatie empathie bij psychopaten
Empathie vereist moeite, regulatie, energie en mensen met CU traits kiezen ervoor die emoties minder te ervaren. Hun spontane reactie is verminderd. Maar zij kunnen wel empathie ervaren.
40
Empathie ontwikkelen en leren toepassen als ontwikkelingstaak
* Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van empathie en in het leren toepassen van een empathische respons * Kinderen die aangemoedigd werden door ouders om anderen hun perspectief te nemen vertoonden vaker empathie
41
Mind-mindedness
Mate waarin een verzorger afgestemd is op en interacteert met de behoeftes, gedachtes en gevoelens van het kind → Hypothese: Empathie-gerelateerde skills worden gefaciliteerd door mind- gerelateerde opmerkingen
42
Ontkoppeling van empathie als emotie regulatie strategie
* Mensen met CU trekken hebben vaak een gebrek aan adequate emotieregulatie (Mogelijk gelinkt aan onveilige hechting) * Ontkoppeling van empathische respons kan een emotie regulatie strategie zijn om om te gaan met emoties die men niet aankan * Problemen in emotie regulatie skills dragen mogelijk bij aan gebrek aan empathisch reageren