HC7 Emotie en emotieregulatie Flashcards

(45 cards)

1
Q

Emoties - definitie

A

Psycho-fysiologisch gedreven:
a) Een relatief korte, gebeurtenis-specifieke, affectieve reactie
b) Die functioneel en adaptief is
c) En die meerdere componenten omvangt
(interne/extern triggers, appraisal, physiologische activatie, gedragsneigingen, distinctieve gedragsuitingen, bewuste subjectieve ervaring)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Emotie op staat niveau

A
  • Emotionele reactie op een bepaald moment
  • Hoe voel je je nu?
  • Binnen-persoonsniveau van analyseren
  • Experience sampling of gedragsanalyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Emotie op trek (trait) niveau

A
  • Een persoon hun neiging tot het ervaren van bepaalde emoties
  • Hoe voel je je in het algemeen of meestal?
  • Persoonlijkheidstrekken boosheid en negatieve emotionaliteit (Neuroticisme)
  • Tussen-persoonsniveau van analyseren
  • Cross-sectionele en longitudinale studies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Affect

A

Brede range aan gevoelens. Kan ervaren worden in de vorm van emoties of humeur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Emoties

A

Kort en specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Humeur

A

Langdurig, meer algemeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Boosheid (of woede) - definitie

A

Relatief specifiek syndroom (of netwerk) van motorische, somatoviscerale, en cognitieve reacties op specifieke omstandigheden die gepaard gaan met de neiging om een doelwit pijn te doen” (Berkowitz, 2012)
* Één van de basis emoties (assumptie van universaliteit)
* Relatie met agressie zit al in de definitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bewijs voor link negatieve emotionaliteit en agressie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Frustration agression hypothese

A

Inspanning om iets te laten lukken, maar mislukking leidt tot frustratie. Dat zorgt voor negatieve emoties zoals angst (flight) of woede (fight).
-> Frustratie is een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde voor agressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

General Strain Theory

A

Negatieve ervaringen in de kindertijd en falen om doelen te bereiken (stressfactoren) leiden tot boosheid, depressie, teleurstelling en angst (negatieve emotionaliteit) en dit leidt tot correctieve stappen en het verminderen van stress (door delinquentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

General Strain Theory - problemen

A
  • Coping skills als moderator of mediator?
  • Veel mensen ervaren stress en negatieve emoties, maar worden niet delinquent. Zijn coping skills de enige variable die bepaalt of mensen delinquent worden?
  • Ook hier weinig ruimte voor cognitieve beoordeling (appraisal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Boosheid - Nocavo

A

Cognitieve elementen vanuit klinisch perspectief. Aversieve gebeurtenis leidt tot appraisal en daarna opwinding. Dat kan angst of boosheid zijn. Kun je je boosheid niet reguleren dan leidt dat tot agressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

General Agression Model (GAM)

A

Persoon x Situatie interactie bepaalt interne staat, wat bestaat uit…
a) Cognitie
b) Affect
c) Opwinding (arousal)
Interne staat beïnvloedt beoordeling (appraisal) en maken van beslissingen → beïnvloedt interne staat en keuze voor soort actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Boosheid kan inhibities verlagen - GAM

A

Via cognitieve overtuigingen die wraak rechtvaardigen OF door hogere-orde cognitieve processen te verstoren (bijv. moreel redeneren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Boosheid kan gedrag bekrachtigen - GAM

A

door toegenomen fysiologische opwinding + een neiging tot approach-georiënteerd gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Boosheid faciliteert behouden van agressieve intentie - GAM

A

Is a) een focus van aandacht op provocatie
b) een bias in de verwerking van gebeurtenissen als provocerend of
c) het faciliteren van de herinnering aan provocerende gebeurtenissen in het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Boosheid kan een informatiesignaal zijn - GAM

A

over
a) de oorzaken van een gebeurtenis
b) de schuldigheid van een persoon en
c) de manieren van reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Boosheid brengt agressieve gedachtes, scripts en gedragingen naar de voorgrond - GAM

A

I.p.v. niet-agressieve gedachtes scripts en gedragingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Boosheid en (persoonlijkheidspsychopathologie)

A

Boosheid (of breder: affectieve instabiliteit, overdreven affectieve reacties) speelt een belangrijke rol in verschillende vormen van persoonlijkheidspathologie

Rol verschilt echter!
A. Disinhibitie van externaliserende symptomen
B. Antagonistische externaliserende symptomen

20
Q

Disinhibitie van externaliserende symptomen

A
  • Affectieve opwinding en gebrek aan inhibitie van gedrag
  • Reactieve vormen van agressie
  • Bijv. borderline persoonlijkheidsstoornis
21
Q

Antagonistische externaliserende symptomen

A
  • Cognitieve component van boosheid
  • Aanhoudende ervaring van boosheid in combinatie met boze cognitieve verwerking
  • Bijv. antisociale persoonlijkheidsstoornis
22
Q

Boosheid en borderline persoonlijkheidsstoornis

A

Affectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming (bijvoorbeeld periodes van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst, meestal enkele uren durend en slechts zelden langer dan een paar dagen)

Inadequate, intense woede of moeite om kwaadheid te beheersen (bijvoorbeeld frequente driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijke vechtpartijen).

23
Q

Boosheid en antisociale persoonlijkheidsstoornis

A

Antagonistisch, externaliserend symptomen, aanhoudende boosheid

24
Q

Howard geweld soorten

A

Adhv controle (impulsief/gecontroleerd) en motivationele valentie (offensief/defensief)

25
Impulsief, proactief/offensief
Doel: opwinding, recreatie: anderen schade toebrengen om positief affect te verhogen Affect: positief Emotie: opwinding Type boosheid: sensatie-zoekende boosheid
26
Impulsief, reactief/defensief
Doel: zelf-beschermende/woede: wegnemen van een interpersoonlijke bedreiging om negatief affect te verminderen Affect: negatief Emotie: angst, nood Type: explosieve/ reactieve boosheid
27
Gecontroleerd. proactief/offensief
Doel: Zelf-bevredigend/ belonend: positieve uitkomsten of bekrachting verkrijgen Affect: positief Emotie: aangename anticipatie Type boosheid: dwingende boosheid
28
Gecontroleerd, reactief/defensief
Doel: wraak: wegnemen van een interpersoonlijke bedreiging middels overwogen actie met voorbedachte rade Affect: negatief Emotie: wraakzucht Type: wraakzuchtige/ ruminatieve boosheid
29
Positieve emoties kunnen antisociaal gedrag motiveren
Trots, opwinding, sensatie-zoeken Motivatie om positieve emotionele ervaring te behouden of te doen toenemen Reactieve agressie: * Plezier in wraak * Voodoo Doll taken zijn geassocieerd met meer positief affect Proactieve agressie: * Minder onderzocht * Jagen voor sport/plezier
30
Angst is gelinkt aan antisociaal gedrag bij hoge en lage levels
Trek-niveau: mensen die vaker angst ervaren, vertonen vaker antisociale gedragingen * Maar: mogelijk verklaard door algemene negatieve emotionaliteit! Staat-niveau: Als iemand in een moment geen angst ervaart → meer waarschijnlijk om op dat moment risicovol antisociaal gedrag te vertonen * Lage-angst hypothese van psychopathie
31
Gebrek aan angst - trek-niveau
* Gelinkt aan externaliserende symptomen * Problemen in socio-morele ontwikkeling * Situaties die normaal angst triggeren, moeten worden vermeden → Wordt niet geleerd door individu → Gebrek aan leren door negatieve bekrachtiging → Ontwikkeling van gevoelloze trekken * Maar ook het omgekeerde is mogelijk: mensen worden te vertrouwend
32
Schuld
Gevoel iets verkeerd gedaan te hebben, verantwoordelijkheid en spijt hiervoor. Minder externaliserend gedrag
33
Schaamte
Pijnlijk gevoel dat voortkomt uit het besef dat er iets oneervol, ongepast of fundamenteel fout is aan het zelf. Paradoxaal gelinkt aan meer geweld.
34
Schaamte en agressie
Ervaring van devaluatie -> schaamte/ emotionele pijn -> gedeeltelijk ervaren als fysieke pijn: -> Triggert onmiddellijk, reactief geweld -> Stabiele, pervasieve gedragsneiging tot geweld
35
Emotieregulatie
Processen die beïnvloeden welke emoties we hebben, wanneer en hoe. Multicomponent: a) Aandacht voor en bewustzijn van emotie b) Emotioneel begrip of helderheid over emotie c) Acceptatie van emotionele ervaring d) Bevoegdheid om te onthouden aan impulsieve acties wanneer negatieve emotie wordt ervaren e) Bevoegdheid om doelgericht gedrag na te streven wanneer distress wordt ervaren f) Bevoegdheid om adaptieve emotieregulatie strategieën flexibel in te zetten afhankelijk van de context en eigen doelen
36
Emotieregulatie en externaliserende symptomen
Problemen in emotieregulatie worden gezien als een transdiagnostische aanwijzing van psychopathologie gelinkt met affectieve en persoonlijkheidsstoornissen * Depressieve, angst-, obsessief-compulsieve stoornis * Antisociale persoonlijkheidsstoornis, sadisme, psychopathie Problemen in emotieregulatie prospectief geassocieerd met agressie * Bijv. studie met 482 Nederlandse adolescenten, 4 jaarlijkse metingen
37
Onder- en overregulatie
Het argument: * Emotionele gewaarwording (awareness), emotionele acceptatie en adaptief gebruik van emotieregulatie strategieën is de kern van succesvolle emotieregulatie * Zowel onder- als over-regulatie van emoties is gelinkt aan geweld
38
Onder-regulatie van boosheid
* Agressieve scripts en schema’s worden geactiveerd * Aandacht wordt gefocust op boosheid-gerelateerde informatie * Verstoren van doelgericht gedrag * Hoge fysiologische opwinding (arousal)
39
Onder-regulatie van andere negatieve emoties
* Niet reguleren van emoties → moeilijk te tolereren emotionele staat * Gewelddadige acties verbeteren humeur vaak niet, maar men kan toch geweld plegen met de hoop om zich beter te voelen * Agressie om gevoelens van emotionele kwetsbaarheid te verminderen
40
Over-regulatie..
* kan negatief affect juist doen toenemen (bijv. omdat onderdrukking niet werkt) * vermindert inhibities tegen agressie door cognitieve gedachteprocessen te versimpelen * verslechtert processen voor beslissingen te maken door het uitputten van cognitieve bronnen * verslechtert social netwerken en doet gevoelens van sociale exclusie toenemen (“social cost of over-regulation”) * doet fysiologische opwinding (arousal) toenemen * verhindert resolutie van moeilijke situaties door vermijding
41
Bovenregulatie boosheid/ negatieve emoties
Negatief affect toename, verbruikt teveel energie, vermindert inhibitie, verslechtert beslissingsprocessen, sociale netwerken, sociale exclusie, arousal neem toe
42
Studie Gillespie
Daders problemen met acceptatie en identificatie emoties daders van moord/seksueel misdrijf handelen met meer awareness schaamte is hoog bij hun. Oordelen minder over hun emoties. Boosheid hoogst bij gewelddadige misdrijven en andere negatieve emoties ook
43
Test van moderatie hypothese
221 Italiaanse daders Cross-sectionele studie * Negatieve urgentie (probleem met emotieregulatie) modereert de link tussen negatieve emotionaliteit en fysieke agressie * Maar andersom dus ook: goede emotieregulatie kan als buffer werken!
44
Temperament-gebaseerde theorie van antisociaal gedrag
Temperament bepaalt iemands negatieve emoties en omgeving wat zo zijn uitkomsten heeft zoals delinquentie als optie.
45
Klinische implicaties
A. Management en regulatie van boosheid moet een hoeksteen zijn van behandeling, maar er moet ook aandacht worden geschonken aan algemene emotieregulatie skills B. Focus eerst op zelf-reflectie en dan pas op andere skills C. Focus op overt agressief gedrag EN onderliggende agressieve cognitieve stijlen D. Beleidsmakers moeten behandeling breed beschikbaar maken.