HC06 - Pathologie Flashcards

(28 cards)

1
Q

Wat zijn de drie reactiepatronen in pathologie?

A

Adaptatie, degeneratie en celdood

Deze reactiepatronen zijn fundamenteel voor de reacties van cellen op schade of stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen steriele en infectieuze ontsteking?

A

Steriele ontsteking is geen gevolg van infectie, terwijl infectieuze ontsteking dat wel is.

Beide typen ontstekingen kunnen verschillende immuunresponsen activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem twee soorten vasculaire veranderingen die optreden bij ontsteking.

A
  • Stolling
  • Trombose

Deze veranderingen zijn cruciaal voor de ontstekingsreactie en de genezing van weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn PAMPs?

A

Pathogen-Associated Molecular Patterns zijn moleculen die specifiek zijn voor micro-organismen, maar niet in het dierlijk lichaam voorkomen.

Voorbeelden zijn LPS van Gram-negatieve bacteriën en peptidoglycaan van Gram-positieve bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de rol van PRRs in het immuunsysteem?

A

Pattern Recognition Receptors herkennen PAMPs en DAMPs, wat leidt tot activatie van het aangeboren immuunsysteem.

Dit proces is essentieel voor het detecteren van infecties en schade aan weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn DAMPs?

A

Damage-Associated Molecular Patterns zijn endogene moleculen die vrijkomen uit beschadigde of stervende cellen.

DAMPs triggeren ontstekingsreacties zelfs zonder infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de systemische acute fase reactie?

A

Een aspecifieke ontstekingsreactie met acute fase eiwitten die uit de lever in de bloedbaan komen.

Dit is anders dan SIRS, dat een ernstigere reactie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de complement cascade?

A

Een plasma gebonden eiwitsysteem dat microben kan vernietigen door leukocyt aantrekking, fagocytose of het vormen van een membraan attack complex (MAC).

Het complement systeem kan snel overbelast raken, wat ernstige ziekte kan veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem een major acute fase eiwit dat gemeten kan worden in het bloed.

A

SAA (serum amyloid A)

CRP is ook een veelgebruikte marker bij honden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de twee soorten acute fase eiwitten?

A
  • Stijgende/positieve: Fibrinogeen, SAA, hepatoglobine, C-reactive protein, ceruloplasmin, complement C3, C4
  • Dalende/negatieve: Albumine, transferrine, retinol binding protein

Deze eiwitten spelen een belangrijke rol in de ontstekingsreactie en homeostase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van fibrinogeen in de ontstekingsreactie?

A

Het vormt een netwerk van fibrine draden voor immobilisatie van micro-organismen en biedt een structuur voor migratie van neutrofiele granulocyten.

Dit netwerk ondersteunt ook de eerste fase van wondgenezing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen aspecifieke en specifieke afweer?

A

Aspecifieke afweer betreft acute ontsteking, terwijl specifieke afweer het adaptieve immuunsysteem omvat.

Het adaptieve immuunsysteem omvat antilichamen en T-lymfocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij fibrinoïde necrose?

A

De wanden van kleine bloedvaten raken beschadigd, waardoor plasma-eiwitten zoals fibrine in de vaatwand lekken.

Immuuncomplexen worden ook afgezet in de vaatwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem drie oorzaken van vasculitis.

A
  • Infectie (bacterie, virus, schimmel)
  • Immuungemedieerd
  • Toxinen, farmaca
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het gevolg van beschadiging van de vaatwand?

A

De vorming van een trombus, wat de perfusie van het omliggende weefsel remt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn macrofagen en waar zijn ze het meest aanwezig?

A

Macrofagen zijn cellen die aanwezig zijn bij granulomateuze ontsteking, vaak in het kader van chronische niet op te lossen ontsteking.

17
Q

Noem enkele voorbeelden van granulomateuze ontstekingen.

A
  • Tuberculoid/nodulair granuloom (Th1 cel)
  • Diffuus granulomateuze ontsteking (Th2 cel)
  • Eosinofiel granuloom complex
  • Vreemd lichaam granuloom
  • Cholesterol granuloom/cholesteatoom
18
Q

Wat zijn de drie voorwaarden voor trombose volgens Virchow’s Triad?

A
  • Endotheelschade
  • Abnormale bloodflow
  • Hypercoagulabiliteit
19
Q

Wat is een trombus in een orgaanholte?

A

Een muraal trombus, bijvoorbeeld in het atrium.

20
Q

Wat is een belangrijk gevolg van weefselreperfusie schade?

A

Oxidatieve stress door vrijgekomen zuurstofradicalen (ROS).

21
Q

Hoe ontstaat oxidatieve stress tijdens reperfusie?

A
  • Zuurstofradicalen (ROS) komen vrij
  • Ontregeling van celmetabolisme tijdens ischemie
  • Vormen van reactieve zuurstofdeeltjes bij zuurstoftoevoer
22
Q

Wat gebeurt er met calciumionen tijdens ischemie?

A

Ze hopen zich op, wat kan leiden tot oncontroleerbare activatie van enzymen bij reperfusie.

23
Q

Wat zijn de twee types trombus die zichtbaar zijn op de afbeelding?

A
  • Hemorragische trombus
  • Anemische trombus
24
Q

Wat is een trombo-embolus?

A

Een abnormaal partikel in de bloedbaan, dat kan zijn: steriel of met micro-organismen, luchtbel, beenmerg vet, fibrocartilageneus materiaal, of maligne neoplastische cellen.

25
Wat is rekanalisatie bij een occluderende trombus?
Het proces waarbij fibroblasten en endotheelcellen littekenweefsel vormen en een klein kanaaltje openhouden voor bloeddoorstroming.
26
Wat is een hemothorax?
Een type effussie waarbij bloed in de thoraxholte aanwezig is.
27
Vul in: Een _______ is een abnormaal partikel dat zich in de bloedbaan bevindt.
embolus
28
Wat is de relatie tussen trombose en DIS?
Trombose gaat wel eens samen met DIS (diffuus intravasale stolling).