WC06 - Vaccinologie Flashcards

(19 cards)

1
Q

Wat zijn de belangrijke overwegingen bij vaccinatie?

A
  • Kans dat het dier ziek wordt
  • Soort vaccin
  • Leeftijd van het dier
  • Epidemiologische situatie
  • Prevalentie
  • Blootstelling
  • Ernst van de ziekte
  • Doel van de vaccinatie
  • Immuunstatus van het dier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de problemen bij vaccinatie op 6-7 weken leeftijd?

A

Maternale antilichamen kunnen aanwezig zijn, wat leidt tot neutralisatie van het vaccin

Dit kan vooral bij dode vaccins het geval zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de drie strategieën om de effectiviteit van vaccinatie op jonge leeftijd te vergroten?

A
  • Herhaald vaccinatieschema
  • Antilichaam titerbepaling
  • Hogere concentratie antigeen toedienen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het voordeel van mucosale vaccins?

A

Stimuleert secretorisch IgA in het slijmvlies, neutraliseert ziekteverwekkers voordat ze binnendringen

Dit is vooral belangrijk bij luchtweginfecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van levende vaccins?

A
  • Voordelen: goede celgebonden immuniteit, lange duur van immuniteit
  • Nadelen: mogelijk interferentie met andere vaccins, risico op reversie naar virulentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van dode vaccins?

A
  • Voordelen: geen risico op reversie naar virulentie, geen interferentie met andere vaccins
  • Nadelen: variabele mate van celgebonden immuniteit, kortere duur van immuniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de aanbevolen vaccinatiefrequentie voor hondenziekte?

A

Om de 3 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de symptomen van een Type I overgevoeligheidsreactie na vaccinatie?

A
  • Braken
  • Diarree
  • Benauwdheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de pathofysiologie van anafylaxie?

A
  • Eerste blootstelling: aanmaak van IgE-antilichamen
  • Tweede blootstelling: degranulatie van mestcellen en basofielen
  • Effecten: vasodilatatie, capillaire lekkage, bronchoconstrictie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke therapieën zijn aanbevolen bij verdenking op een anafylactische reactie?

A
  • Antihistaminica
  • Corticosteroïden
  • Adrenaline
  • IV vochttherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de veiligheidseisen voor een geattenueerd herpes suis vaccin?

A
  • Geen reversie naar virulentie
  • Geen verspreiding naar andere dieren
  • Beperkte neveneffecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is vaccinatie van drachtige koeien tegen rota- en coronavirusinfecties belangrijk?

A

Het levert super biest op met hoge titers antilichamen tegen rota- en coronavirussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het onderscheid tussen het vaccinvirus en een veldvirus?

A

Het onderscheid berust op de aanwezigheid van glycoproteïne E in het veldvirus, wat niet aanwezig is in het vaccinvirus

Dit onderscheid is cruciaal voor het testen van antilichamen bij dieren die zowel gevaccineerd zijn als een veldinfectie hebben doorgemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke glycoproteïnen zijn aanwezig in zowel het vaccinvirus als het veldvirus?

A

Beide virussen hebben glycoproteïne B.

Alleen het veldvirus heeft ook glycoproteïne E, wat belangrijk is voor het immuunrespons bij dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een gevolg van een dier dat zowel gevaccineerd is als een veldvirus ziekte heeft meegemaakt?

A

Het heeft antilichamen voor beide glycoproteïnen, B en E.

Dit maakt het moeilijker om te bepalen of een antilichaamreactie afkomstig is van vaccinatie of van een veldinfectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is het ‘marker’vaccin misleidend?

A

Omdat de marker technisch gezien op het veldvirus zit, niet op het vaccinvirus.

Dit kan leiden tot verwarring in de interpretatie van antilichaamtesten.

17
Q

Hoe kunnen antilichamen tegen het veldvirus getest worden?

A

Met een ELISA-test.

ELISA staat voor Enzyme-Linked Immunosorbent Assay, een veelgebruikte laboratoriumtechniek.

18
Q

Aan welke eisen moet het DIVA/markervaccin voldoen m.b.t. de werkzaamheid?

A

Het vaccin moet effectief zijn in het opwekken van een immuunrespons zonder dat het veldvirus antilichamen opwekt.

Dit is essentieel voor het onderscheid tussen gevaccineerde en geïnfecteerde dieren.

19
Q

Hoe zou u de werkzaamheid van het DIVA/markervaccin in een veldproef aantonen?

A

Door een proef met twee groepen op te zetten: één groep krijgt het vaccin en de andere niet, gevolgd door monitoring.

Dit helpt bij het evalueren van de effectiviteit van het vaccin in een natuurlijke omgeving.