Hfst 8 - Voeding, gewichtscontrole, dieet, beweging en veiligheid Flashcards
(61 cards)
Wat betekent: je bent wat je eet?
Dit heeft tenminste twee betekenissen:
- De kwaliteit van je eten bepaalt hoe je je voelt, eruit ziet en gedraagt
- Voedsel en het menselijk lichaam zijn opgebouwd uit dezelfde chemicaliën: water, koolhydraten, vetten, proteïnen, vitaminen en mineralen, en dragen bij aan de metabolische cell processen.
Uit welke 5 chemische componenten die specifieke nutrienten voor het lichaam leveren bestaat voeding? Welke wordt nog meer genoemd maar levert geen nutrienten? Wat doet die dan?
Naast water bevat voeding vijf chemische componenten die voedingsstoffen leveren:
* Koolhydraten: dit zijn simpele en complexe suikers die energie verschaffen.
* Vetten: ook vetten zijn een belangrijke bron van energie.
* Proteïnen (eiwitten): een belangrijke bouwstof voor het lichaam. Ze
bestaan uit ketens van verschillende aminozuren.
* Vitaminen: dit zijn organische chemicaliën die de stofwisseling en de functies van het lichaam reguleren.
* Mineralen: Dit zijn anorganische stoffen die zeer verschillende functies in het lichaam hebben.
Voeding bevat ook** voedingsvezel**: dit is belangrijk voor het goed verwerken van voedsel.
Wat zijn koolhydraten?
Koolhydraten: dit zijn simpele en complexe suikers die energie verschaffen. Simpele suikers zijn glucose (dierlijke producten) en fructose (fruit en honing). Complexe suikers zijn sucrose (tafelsuiker), lactose (melkproducten) en zetmeel (veel planten). Koolhydraten kunnen maar in beperkte mate worden opgeslagen in het lichaam. Een overschot aan koolhydraten wordt in het lichaam omgezet in vet en als vetweefsel opgeslagen.
Wat zijn proteines/Eiwitten?
-
Proteïnen (eiwitten): een belangrijke bouwstof voor het lichaam. Ze
bestaan uit ketens van verschillende aminozuren. Een aantal van die aminozuren kan het lichaam zelf aanmaken maar de rest, de zogenaamde essentiële aminozuren, moeten via de voeding worden opgenomen.
Wat zijn vetten?
Vetten: ook vetten zijn een belangrijke bron van energie. Het menselijk lichaam kan vet (in tegenstelling tot koolhydraten) bijna onbeperkt als lichaamsvet opslaan. Lipides zijn verzadigde en (meervoudig) onverzadigde vetten, en cholesterol.
Wat zijn vitamines en mineralen?
- Vitaminen: dit zijn organische chemicaliën die de stofwisseling en de functies van het lichaam reguleren. Ze zetten voedingsstoffen om in energie, produceren hormonen en breken afvalstoffen en gif af. Sommige vitamines zijn essentieel voor de verbranding van energie in het lichaam, andere voor het afweersysteem, voor de aanmaak van bloedcellen, enzovoorts. Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen wateroplosbare vitamines zoals vitamine C en de B-vitamines en vetoplosbare vitamines zoals vitamine A, D, E en K.
-
Mineralen: Dit zijn anorganische stoffen die zeer verschillende functies in het lichaam hebben. Het mineraal calcium is bijvoorbeeld een belangrijke bouwstof voor de beenderen. IJzer is een essentieel onderdeel van rode bloedlichaampjes en daarmee belangrijk voor het zuurstoftransport door het bloed. Mineralen komen in meer of mindere mate voor in een
groot aantal voedingsmiddelen. Melkproducten zijn bijvoorbeeld de belangrijkste bron van calcium. IJzer zit in vlees, maar bijvoorbeeld ook in bladgroenten.
-
Mineralen: Dit zijn anorganische stoffen die zeer verschillende functies in het lichaam hebben. Het mineraal calcium is bijvoorbeeld een belangrijke bouwstof voor de beenderen. IJzer is een essentieel onderdeel van rode bloedlichaampjes en daarmee belangrijk voor het zuurstoftransport door het bloed. Mineralen komen in meer of mindere mate voor in een
Wat zijn voedingsvezels?
Ook een belangrijke stof in de voeding. Voedingsvezel wordt echter niet als een voedingsstof gezien. Voedingsvezel, de voor de mens onverteerbare delen van plantaardig voedsel, wordt namelijk niet door het lichaam opgenomen en dat is nu juist waarom vezel belangrijk is.
Voedingsvezel stimuleert een vlotte passage van voedsel door het maagdarmkanaal en zorgt hierdoor mede voor het gezond houden van dat maagdarmkanaal.
Hoe weet je of je voldoende vitamines en mineralen binnenkrijgt?
De meeste mensen met een gezond en divers dieet krijgen via de voeding alle belangrijke voedingsstoffen binnen. Antioxidanten zijn belangrijk om schade aan cellen te verminderen. Het is niet goed om bepaalde vitamines teveel binnen te krijgen, hierdoor ontstaat vergiftiging omdat ze opstapelen in het lichaam. Dit gaat met name over vitamine D en A.
Waarom is bewerkt voedsel slechter voor je dan onbewerkt voedsel?
Bewerkt voedsel bevat meestal toevoegingen zoals conserveringsmiddelen, verdikkers, stabilisatoren en smaakstoffen. Sommige toevoegingen kunnen allergische reacties veroorzaken of kankerverwekkend zijn. Bijvoorbeeld monosodium glutamate (smaakversterker) wat zorgt voor een hoge bloeddruk en zweten.
Kinderen kunnen vooral kwetsbaar zijn voor toevoegingen, omdat hun lichaamssysteem nog gevormd wordt en ze naar verhouding meer eten.
Welke biopsychosociale factoren bepalen wat we eten?
- Ingeboren proces: een soort aangeboren smaak, baby’s eten liever zoet en niet bitter. Hersenchemicaliën kunnen mensen vet voedsel laten eten, en een genotcentrum activeren zodra ze dat doen.
Genetische factoren: beinvloeden hoe zoet we zoet vinden en of we een voorkeur hebben voor groente, fruit en proteines. - Omgeving en ervaring: zoals bijvoorbeeld de beschikbaarheid van voedsel, bekend zijn met een bepaald voedsel, zien wat andere eten enzovoorts.
Welke omgevingsinvloeden zijn belangrijk voor ons dieet? (6)
- Babies kunnen voedsel lekker gaan vinden dat ze normaal gesproken niet lekker zouden vinden als hun moeder dat bijv. eet
- Hoe beschikbaar voedsel is - bijv. ook hoeveel fastfood restauranten er in de buurt zijn
- Reclames op televisie (modelling)
- Portiegrootte
- Eigen vaardigheden - bijv in hoeverre iemand zichzelf kan reguleren om alleen gezond eten te kopen in de supermarkt.
Welke link is er tussen dieet en atherosclerose?
Cholesterol is verantwoordelijk voor atherosclerose (aderverkalking). Of cholesterol vetplaatjes in de bloedvaten aanmaakt hangt af van de aanwezigheid van verschillende typen lipoproteïnen, deze bestaan uit vet en proteïnes.
Er zijn verschillende soorten, waarvan twee heel belangrijk zijn:
* Low-density lipoproteïne (LDL): lage dichtheid, toename van vetplaatjes afzettingen, dit is ‘slechte’ cholesterol.
* High-density lipoproteïne (HDL): hoge dichtheid, verlaging van vetplaatjes opbouw, dit is ‘goede’ cholesterol.
Mensen met veel ‘slecht cholesterol’ hebben een grotere kans op atherosclerose. De mate van LDL wordt bepaald door genetische factoren en lifestyle: roken en dieet. Bepaald eten bevat veel cholesterol. Mensen met een hoog risico mogen minder cholesterol eten.
Welke 3 andere vetten, naast cholesterol, zijn gerelateerd aan gezondheid?
- Triglyceriden: vetten en vetzuren, kunnen verschillende hartziektes veroorzaken.
- Omega-3: zitten veel in vis, beschermt tegen hartziekte.
- Vetzuren (trans-fatty acids): verhoogd LDL en verlaagd HDL.
Wat zijn risicofactoren voor hartaanval en beroerte door slechte cholesterol (LDL)?
- Leeftijd (mannen boven de 45, vrouwen boven de 55).
- Roken.
- Hoge bloeddruk.
- Weinig goede cholesterol (minder dan 40 mg HDL).
- Familiegeschiedenis van eerdere cardiovasculaire ziekte.
Welke link is er tussen dieet en hypertensie?
Om een hoge bloeddruk te verlagen, wordt in eerste instantie geadviseerd levensstijl te veranderen, zoals afvallen en bepaalde voeding te limiteren.
Sodium heeft een grote invloed op de bloeddruk (verhoogt bloeddruk en reactiviteit in stresssituaties). Het zit vooral in zout (1 theelepel bevat 2300mg). Het lichaam heeft 500 mg per dag nodig. Potassium bestrijdt de effecten van sodium.
Cafeïne (koffie, thee, cola) verhoogt reactiviteit bij stress en verhoogt de bloeddruk. Er is geen link aangetoond tussen cafeine en hypertensie en/of hartziekten.
Welke link is er tussen dieet en kanker?
Voeding met een hoog verzadigd vetgehalte en een laag vezel- en visgehalte worden geassocieerd met kanker, vooral kanker in de dikke darm en prostaat.
Er is geen definitief bewijs dat bepaalde vitamines, zoals A en C, tegen kanker beschermen.
Wat zijn de meest effectieve interventies om dieet te verbeteren?
De meest effectieve interventies zijn gebaseerd op theorieën van gezondheidsgerelateerd gedrag. (state of change model, health belief model of theory of planned behavior) Ze gebruiken gedrags- en educatieve methoden voor de persoon, en training en samenwerking voor de gezinsleden.
Een programma voor vermindering van cholesterol is de MRFIT. Dit bestaat uit bijeenkomsten, therapie, en informatie. Het resultaat was een verlaagd cholesterol en een aangepast voedingspatroon.
Wat is het verschil tussen overgewicht en obesitas?
Body Mass Index (BMI): lichaamsgewicht in kilo’s delen door het kwadraat van de lichaamslengte in meters.
* BMI 25 tot 30: overgewicht.
* BMI 30 of hoger: obesitas.
Wat zijn redenen waarom mensen nu meer overgewicht hebben dan vroeger en waarom mensen die ouder zijn meer overgewicht hebben dan mensen die jonger zijn?
Mensen hebben nu meer overgewicht dan vroeger omdat er meer calorieen gegeten worden en mensen minder bewegen.
Mensen die ouder zijn, hebben gemiddeld meer overgewicht omdat mensen van wie het gewicht toeneemt, dit er vaak niet helemaal weer afkrijgen. En omdat fysieke activiteit en metabolisme van oudere mensen afneemt.
Wat is vetweefsel en hoe noem je dit ook wel?
Het lichaam slaat overtollige calorieën op als vet in vetweefsel. Dit noem je ook wel adipose weefsel. Dat bestaat uit cellen, gevarieerd in aantal en omvang.
Welke biologische factoren spelen een rol bij gewichtscontrole?
- Metabolisme - de ene persoon heeft een sneller metabolisme dan de ander en daarnaast heeft vetweefsel een lager metabolisme dan ‘lean tissue’, dus hoe meer vet iemand heeft, hoe lager haar metabolisme.
- Genetische factoren spelen een rol - iemand met ouders die obees zijn, zal zelf een grotere kans hebben om obees te zijn en dat is niet alleen vanwege wat die persoon leert.
Wat stelt de set-point theorie over lichaamsgewicht? Wat is kritiek op deze theorie?
De manier waarop erfelijkheid een rol in het gewicht speelt, is beschreven in de set-point theory die stelt dat elk lichaam een ‘set’ (aanleg) gewicht heeft dat het lichaam probeert te behouden. Dat betekent dat het lichaam zich aanpast om dit gewicht te behouden: als er plotseling weinig voedingsstoffen binnen komen (dieet), zal het lichaam het metabolisme aanpassen (op een laag pitje zetten) zodat het lichaam niet van de reserves (vet of overgewicht) gebruik hoeft te maken. Dat betekent dat, nadat iemand in een beginperiode snel afvalt, het lichaam zich aanpast zodat afvallen steeds moeilijker wordt. De set-point theory verklaart overigens niet alles en de set-point van een individu is met name in de kindertijd en in de adolescentieperiode aan verandering onderhevig. Ook specifieke hormonen als insuline, ghreline en leptine en hun interactie met iemands toestand (bijv. stress) spelen een rol.
Hoe is de hypothalamus betrokken bij de regulatie van gewicht?
De hypothalamus regelt het niveau van ghreline, leptine en insuline in het bloed:
* Ghreline: via het bloed naar de hypothalamus gebracht zodra er te weinig energie beschikbaar is, of er geen eten in de maag zit.
* Leptine: wordt afgegeven door vetweefsel, reguleert hypothalamus circuits die honger en metabolisme stimuleren en beperken.
* Insuline: geproduceerd door de pancreas: zelfde functie als leptine, reguleert glucose in het bloed, de omzetting van glucose in vet en de opslag van vet in vetweefsel. Mensen met obesitas hebben hoge niveaus van insuline (hyperinsulinemia) waardoor hongergevoel, zoetheid van eten en hoeveelheid eten toeneemt.
Mensen met obesitas die gewicht verliezen voelen nog minimaal een jaar een extra drang naar eten door deze drie hormonen. Dit is fysiolosisch.
Psychologisch is hierbbij ook belangrijk dat:
1. Ghreline gaat omhoog bij stress
2. Mensen die denken dat ze iets eten met veel calorieen, laten lagere niveaus ghreline zien dan mensen die denken dat ze eten met weinig calorieen eten.
Hoe werkt vetopslag en wat betekent dit voor kinderen met obesitas?
Het lijkt erop dat de setting en het functioneren van het setpoint van het gewicht afhangt van het aantal en de maat van de vetcellen.
Het aantal vetcellen vergroot met name tijdens de kindertijd en adolescentie. Obese kinderen hebben vetcellen die net zo groot zijn als die van volwassenen. Als deze kinderen aankomen, doen ze dit met name door vetcellen toe te voegen, iets wat kinderen met een normaal gewicht niet doen. Het lijkt er ook op dat het aantal vetcellen wel kan toenemen maar niet kan afnemen.
Dit betekent mogelijk dat mensen die teveel vetcellen hebben hun leven lang tegen een hoog setpoint moeten vechten.