Hfst 7 - Gebruik en misbruik van middelen Flashcards
(49 cards)
Wat zijn psychoactieve effecten?
Alcohol, drugs, nicotine en ook cafeïne hebben psychoactieve effecten: ze veranderen de stemming, cognitie en gedrag. Ze leiden tot verslaving
Wat is verslaving?
Toestand die wordt veroorzaakt door regelmatige consumptie van een natuurlijk of synthetisch middel en waarbij de persoon fysiek en psychologisch afhankelijk van dat middel is geworden.
Wat kenmerkt fysieke afhankelijkheid?
Treedt op wanneer het lichaam gewend is aan het middel en dit nodig heeft om normaal te kunnen functioneren.
Deze toestand heeft twee karakteristieken:
* Tolerantie: proces waarbij het lichaam zich toenemend aanpast aan het middel en steeds grotere doses nodig heeft om hetzelfde effect te bereiken. Dit bereikt op een gegeven moment een plateau.
* Ontwenning: onplezierige fysieke en psychologische symptomen die men ervaart bij het stoppen of het aanzienlijk verminderen van het gebruik van een middel.
Middelen verschillen in hun potentie om fysieke afhankelijkheid te creëren, het is bijvoorbeeld hoog bij heroïne, en laag bij LSD en marihuana.
Wat is psychologische afhankelijkheid?
Toestand waarin mensen zich gedwongen voelen om een middel te gebruiken vanwege het effect ervan, zonder noodzakelijk fysiek afhankelijk te zijn. Men rekent erop om zich goed te voelen en spendeert veel tijd om het middel te krijgen.
Zonder fysieke afhankelijkheid is er minder tolerantie en ontwenning. Wel is er sprake van ‘craving’. Vaak is men eerst psychologisch afhankelijk en pas later fysiek.
Middelen verschillen in hun potentie om psychologische afhankelijkheid te creëren, het is hoog voor cocaïne en heroïne, gemiddeld voor marihuana, en laag voor LSD.
Wanneer is er sprake van substance use disorder?
Er is sprake van substance use disorder wanneer gebruik regelmatig resulteert in problematische kenmerken zoals tolerantie, ontwenning en sterke cravings en:
* Men belangrijke verplichtingen niet nakomt.
* Zichzelf of anderen herhaaldelijk in gevaar brengt.
* Wettelijke problemen heeft door het gebruik van het middel.
De psychiatrische classificaties van stoornissen bevatten tegenwoordig ook pathologisch gebruik van tabak, alcohol en drugs.
Welke processen leiden tot afhankelijkheid aan verslavende middelen?(6)
- Bekrachtiging
- Ontwenning vermijden
- Middelen-gerelateerde cues
- Verwachtingen
- Persoonlijkheid
- Genetica
Hoe werkt bekrachtiging afhankelijkheid aan verslavende middelen in de hand?
- Bij positieve bekrachtiging is het gevolg van het gedrag prettig. Er wordt iets positiefs toegevoegd nadat het gedrag heeft plaatsgevonden. Bij drugs kan dit bijv. een prettig lichamelijk gevoel zijn.
- Bij negatieve bekrachtiging wordt er een negatieve prikkel
weggehaald. Gebruikers rekenen er bijvoorbeeld op dat het middel hun cognitieve en emotionele toestand reguleert, en de negatieve gevoelens en gedachten wegneemt, zoals bijv. stress of zenuwen.
Hoe werkt het vermijden van ontwenning afhankelijkheid aan verslavende middelen in de hand?
Mensen ontwijken de ontwenning zeker wanneer zij de ontwenningsverschijnselen een keer hebben meegemaakt, ze blijven daarom het middel gebruiken.
Bij alcohol is dat bijvoorbeeld het delirium tremens: een intense spanning, trillingen en angstwekkend hallucinaties.
Elk middel heeft eigen ontwenningsverschijnselen.
Hoe werken middelen-gerelateerde cues afhankelijkheid aan verslavende middelen in de hand?
Als men een middel gebruikt, associëren ze die activiteit met de interne en omgevings-gerelateerde stimuli die ze dan ervaren. (dopamine doet dit als neurotransmitter in de hersenen) Deze stimuli noemen we cues, en omvatten bijv. geuren en smaken. Dit is een onderdeel van klassieke conditionering waarbij we bepaalde cues gaan associeren met de consequenties van het drugs gebruik.
Bij cues voor middelafhankelijkheid treden fysiologische mechanismen op, zoals:
* het lichaam anticipeert en compenseert voor het effect van een middel
* incentive sensitization theory: de neurotransmitter dopamine vergroot de opvallendheid van stimuli die worden geassocieerd met middelgebruik zodat ze zeer sterk het gedrag sturen.
Hoe werken verwachtingen afhankelijkheid aan verslavende middelen in de hand?
Observatie van anderen en eigen ervaringen creëren verwachtingen. Dit is sociaal leren en kan zowel positief als negatief zijn.
Mensen koppelen allerlei verwachtingen aan het middel, bvb bier maakt me losser en ontspannen, dus door te drinken ben ik socialer. Als dit positieve verwachtingen zijn dan zal een persoon sneller gaan gebruiken, als dit negatieve verwachtingen zijn dan niet.
Welke persoonlijkheids en emotionele factoren werken afhankelijkheid aan verslavende middelen in de hand?
Specifieke persoonlijkheden kunnen ook leiden naar middelengebruik en misbruik. Bijv. mensen die impulsief zijn, graag risico’s nemen, sensation-seekers zijn en een lage zelfregulatie hebben, zullen eerder verslavende middelen gaan gebruiken. Dit geldt ook voor mensen met een moeilijke jeugd of mensen met een depressie of spanningstoornis.
Wat is de invloed van genen op de afhankelijkheid van verslavende middelen?
- Het lijkt erop dat specifieke genen mensen gevoelig maken voor verslaving aan sigaretten en alcohol. Dit zijn niet dezelfde genen.
- Daarnaast zijn genen het belangrijkst tijdens de volwassenheid, tijdens de puberteit zijn sociale invloeden belangrijker.
- Monitoring van ouders kan de invloed van genen tegengaan.
- Omgevingsinvloeden kunnen de impact van genen veranderen (epigenetica)
Welke factoren spelen een rol bij het starten met gebruik van alcohol, tabak en drugs?
Voor zowel tabaks-, alcohol- als drugsgebruik lijken dezelfde invloeden een rol te spelen. Met roken, drinken en het gebruik van drugs wordt vaak begonnen op vrij jonge leeftijd, tijdens de puberteit. Vaak speelt hierbij sociale druk van leeftijdgenoten een belangrijke rol. Ook voorbeeldgedrag (modelling) van leeftijdgenoten en ouders, maar ook van rolmodellen waar jongeren tegen opkijken, zoals pop- of sportsterren, kunnen mede bepalen of iemand wel of niet gaat roken, drinken of drugs gaat gebruiken.
Welke risicofactoren zijn er bij verslaving aan alcohol, drugs en sigaretten?
- Mensen met een lagere socioeconomische status gebruiken vaker
- Mensen met depressies, anxiety, en andere psychisch problemen gebruiken vaker
- Mensen die vroeg beginnen en snel veel gaan gebruiken hebben een hoger risico verslaafd te raken
- Mannen hebben vaak een hoger risico van vrouwen
- Lesbische en homoseksuele pubers waarvan de ouders dit niet accepteren
Hoe komt het dat mensen regelmatig gaan roken?
Bekrachtiging:
* Positief - smaak en lichamelijke sensaties door roken
* negatief - omgaan met stress en andere negatieve emoties
Sociale invloeden:
* Voorbeeldgedrag van ouders, vrienden (zoeken ook mensen op die roken) en broers/zussen - rookten zelf, en/of hebben hier geen zorgen over
* Gevoeligheid voor sociale druk
* Kijken positief naar roken, denken niet dat dit hun gezondheid kan schaden en zijn gevoelig voor reclames
* Opstandig, zoeken naar thrils, weinig motivatie op school
* Gaan ervanuit dat ze kunnen stoppen wanneer ze maar willen.
* Voelen zich niet fijn - depressief, angstig, gestresst, etc.
Biologische factoren: roken van de moeder tijdens zwangerschap, invloed van genen op gedrag
Onderzoekers hebben ontdekt dat een deel van de insula de wens om te roken controleert.
Welke stoffen zitten in sigaretten? Leg uit.
Sigaretten bevatten:
1. Koolmonoxide - een gas, het wordt gemakkelijk opgenomen in het bloed en beïnvloedt het fysiologische functioneren. Er is een vermindering van zuurstofopname door het bloed
2. Teer zijn kleine deeltjes in de rook, het heeft verder geen verslavende werking.
3. Nicotine is het verslavende middel in sigaretten, het veroorzaakt snelle en sterke fysiologische effecten. Het komt alleen voor in tabak.
Wat is de rol van nicotine bij rookgedrag?
Nicotine wordt via de longen bronchien opgenomen in het bloed, komt in de hersenen en zorgt voor de afscheiding van verschillende chemische stoffen waardoor het lichaam in een staat van opwinding komt, harstlag en bloeddruk gaan omhoog. Dit kan zorgen voor positieve en negatieve bekrachtiging. Nicotine stapelt zich op in het bloed maar wordt ook afgebroken.
Het nicotine regulation model stelt dat rokers blijven roken om ervoor te zorgen dat er een stabiel niveau van nicotine in het bloed blijft en er geen afkickverschijnselen ontstaan.
Er is wat kritiek op dit model aangezien mensen die stoppen met roken nog steeds cravings blijven houden, ook als alle nicotine uit hun lijf is. Daarnaast zijn er ook mensen die maar een paar sigaretten per dag roken en dat jaren volhouden en dus geen tolerantie lijken op te bouwen.
Welke invloed heeft roken op de gezondheid?
Roken leidt tot een verhoogd risico voor verschillende vormen van kanker, vooral longkanker, en verschillende vormen van hart- en vaatziekten. Daarnaast hebben rokers ook een verhoogd risico op COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease) en acute infecties aan de luchtwegen. Tussen roken en het risico op deze aandoeningen lijkt een zogenaamde dosis-responsrelatie te bestaan: hoe meer men rookt, hoe hoger het risico.
Wat is het risico op
kanker als iemand rookt?
Sigaretten bevatten carcinogene stoffen die kanker kunnen veroorzaken. Vele studies hebben de link gelegd tussen roken en kanker, specifiek voor long-, mond-, slokdarm-, prostaat-, blaas- en nierkanker. Longkanken ontstaat door inhaleren, mond- en slokdarmkanker als men op tabak kouwt, en blaas- en nierkanker doordat de carcinogene stoffen ook in de urine terecht komen.
Er is een direct verband tussen roken en longkanker, neemt het aantal rokers toe, dan volgt het aantal sterfgevallen door longkanker 15 tot 20 jaar later.
Rook gaat door de bronchiën, de wanden daarvan gaan meer cellen produceren door de irritatie, daarna vertragen of verdwijnen de trilhaartjes en worden de carcinogene substanties niet meer in het slijm opgenomen, hierdoor kan een rokershoest ontstaan, hier begint de longkanker.
Wat is het risico op cardiovasculaire ziekten door roken?
Coronaire hartziekten (CHD) en beroerte. Rokers lopen 2x zoveel risico.
Stress, cardiovasculaire en stresshormoon reactiviteit zijn hoger bij roken.
Nicotine veroorzaakt vernauwing van de bloedvaten, versnelling van de hartslag en verhoging van de bloeddruk. Door koolmonoxide vermindert de hoeveelheid zuurstof voor het hart, wat kan leiden tot schade en atherosclerose. Hoe meer men rookt, hoe meer cholesterol zich afzet op de aderwanden.
Na het stoppen met roken daalt de cholesterol binnen twee maanden, ook het risico op een hartaanval en beroerte nemen af in de daarop volgende jaren.
Welke andere ziektes zijn gelinkt aan roken?
Roken kan ook naar andere ziekte leiden, zoals naar emfyseem of chronische bronchitis, samen genoemd: COPD (chronic obstructive pulmonary disease). Symptomen zijn een permanente verminderde luchtstroom. Meer dan 80% van de gevallen van COPD is gerelateerd aan roken.
Roken kan ook acute ademhalingsinfecties veroorzaken (longontsteking en verkoudheid).
Ook vaping veroorzaakt schade aan het ademhalingssysteem en bloedvaten.
Wat is één definitie van heavy drinking?
Binge drinken - 5 glazen of meer per gelegenheid, tenminste eenmaal per maand.
Wat is an alcohol abuse disorder? En wat is een alcoholist?
Mensen met een alcohol abuse disorder drinken vaak en veel en hebben hier op sociaal en werkgebied last van.
Meer dan de helft van de mensne die alcohol misbruiken, is een alcoholist - iemand die fysiek afhankelijk (verslaafd) is aan alcohol.
Welke factoren zorgen ervoor dat iemand gaat drinken en blijft drinken?
- Modelling
- Subjectieve norm
- Peer pressure
- Positieve verwachtingen - minder spanning, socialer gedrag
- Positieve en negatieve bekrachtiging (lekker gevoel, los gevoel, vermindering van stress, negatieve emoties)
- Gewoontevorming en cues