Hoofdstuk 4: Stress - biopsychosociale factoren en ziekte Flashcards

(106 cards)

1
Q

Welke 4 biopsychosociale factoren worden behandeld als invloed op de hoeveelheid stress die mensen ervaren?

A
  1. Sociale steun
  2. Mate van gevoel van persoonlijke controle
  3. Persoonlijkheidstrekken
  4. Type A of type B gedragspatronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is sociale steun en wat voor types worden onderscheiden?

A

Sociale ondersteuning refereert aan de steun, zorg, achting, en hulp die beschikbaar is van andere mensen.
Er worden 4 soorten sociale ondersteuning onderscheiden:
1. Emotionele of achtingssteun - levert empathie, zorg, bezorgdheid, positieve achting, en aanmoediging
2. Tastbare of Instrumentale ondersteuning - levert directe hulp, bijv. door het lenen van geld of het helpen met klusjes
3. Informationele support - levert advies, sturing, suggesties en feedback
4. Gezelschaps support - beschikbaarheid van mensen om tijd met degene door te brengen

Mensen die sociale support krijgen voelen zich geliefd, gewaardeerd en deel van een sociaal netwerk.

Sociale support verwijst zowel naar de acties die anderen voor je doen als naar de ontvangen support op zich. Het refereert ook naar iemands perceptie van comfort: de zorg en hulp die beschikbaar zijn wanneer nodig, oftewel perceived support.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk type sociale ondersteuning krijgen mensen het meest?

A

Tastbare ondersteuning vond het minst vaak plaats, informationele en emotionele ondersteuning opheel vaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke manier wordt de mate van sociale ondersteuning gemeten? Wat hebben onderzoekers hiermee gevonden?

A

Social support questionnaire
sommige mensen zijn tevreden met opsociale steun van een kleine groep vrienden en familie, maar anderen hebben een groot sociaal netwerk nodig. Op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie krijgt sociale steun?

A

Dit hangt af van verschillende factoren:
* Factoren mbt de ontvanger van de support: bvb asociale mensen die geen hulp bieden aan anderen of niet laten weten dat ze hulp nodig hebben, krijgen minder support.
* Factoren mbt de verstrekker van support: bvb niet de middelen hebben of zelf in nood zijn, de noden van anderen niet detecteren,..
* De omvang en sterkte van iemands sociaal netwerk.
* Leeftijd, bvb oudere mensen ervaren minder steun.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de impact van gender, socioculturele factoren en ouderdom in het ontvangen van ondersteuning?

A
  • Vrouwen krijgen vaak minder support van hun man maar meer van hun vriendinnen
  • Vrouwen hebben een minder groot sociaal netwerk dan mannen maar maken hier beter gebruik van
  • Zwarte amerikanen hebben kleinere sociale netwerken dan witte amerikane en spaanse amerikanen
  • Type netwerken zijn ook anders tussen verschillende socioculturele groepen zoals spaanse amerikanen die meer focussen op familie
  • Met ouderdom worden sociale netwerken kleiner en mensen eenzamer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke manier relateert stress en gezondheid aan sociale steun?

A

Sociale steun lijkt een negatieve correlatie te hebben met stress - meer sociale steun, minder stress. Er lijkt een grotere kans op dood en hartziekten bij mensen met minder sociale steun. (correlatie)
* Als mensen een speech geven, laten ze minder reactiviteit zien als er iemand bij is die ze steunt
* Reactiviteit is lager bij een speech als er een vriend bij is dan een steungevende vreemde
* Soms kan de aanwezigheid van een ondersteuning de reactiviteit vergroten, zeker als ze publiek zijn en hen negatief kunnen beoordelen.
* Reactiviteit is lager als er een huisdier bij is, dan als er niemand bij is
* De voordelen van steun hangen af van de persoonlijkheid - bijv. defensieve personen later hogere reactiviteit zien als er sociale steun wordt gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke theorieen zijn er over de manier waarop sociale steun de gezondheid beinvloedt? Wat is de algemene aanname?

A
  • Buffering hypothese
  • Directe effect hypothese
  • Stress preventie model

De algemene aanname is dat langdurige blootstelling aan stress mensen gevoeliger maakt voor ziekten. De theorieen verschillen in mening of sociale steun via stress invloed heeft op de gezondheid of dat sociale steun directe invloed heeft op de gezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de buffering hypothese mbt sociale steun en gezondheid? KLopt dit en hoe werkt dit?

A

Sociale steun heeft invloed op de gezondheid door mensen te beschermen tegen de negatieve effecten van hoge stress. Deze hypothese stelt dus dat sociale steun alleen helpt bij sterke stressoren.

Onderzoek laat zien dat het buffering proces daadwerkelijk plaatsvindt.

Hoe werkt het:
1. Mensen met veel steun zullen een sterke stressor minder snel als stressvol benoemen omdat ze ervanuitgaan dat er hulp beschikbaar is
2. Sociale steun past de reactie van mensen op een stressor aan na de initiele beoordeling. Bijv doordat ze steun krijgen en daardoor eerder een oplossing vinden of de stressor minder belangrijk gaan vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de directe effecten hypothese mbt sociale steun en gezondheid? KLopt dit en hoe werkt dit?

A

Sociale steun heeft een positief effect op gezondheid onafhankelijk van de mate van stress die mensen ervaren.

Hoe werkt dit:
* Mensen met meer sociale steun hebben sterke gevoelens van verbondenheid en zelfvertrouwen. Dit heeft mogelijk positieve effecten op de gezonheid, onafhankelijk van de hoeveelheid stress die mensen ervaren
* Meer sociale steun kan mensen aanzetten tot een gezonde levensstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het stress preventie model mbt sociale steun en gezondheid? KLopt dit en hoe werkt dit?

A

Stelt dat sociale steun helpt omdat het advies en resources kan leveren die ons kan helpen om stressvolle situaties te ontwijken of te minimaliseren.
Het niveau van blootstelling aan stress heeft een belangrijke invloed op de allostatische belasting en sociale steun kan een bijdrage leveren aan een betere gezondheid door deze belasting te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat speelt een belangrijke rol in de mate waarin sociale steun een positief effect heeft op stress en de gezondheid?

A

Of we de steun als behulpzaam ervaren.
* Steun werkt het beste als deze aansluit bij onze behoefte en dus niet van het verkeerde type is
* Soms ervaren we steun negatief en zien we het als een aanwijzing dat we een probleem zelf niet kunnen oplossen.

Het lijkt erop dat de waargenomen steun een betere indicator is voor toekomstige gezondheid dan de objectief ontvangen steun. En daarnaast suggereert onderzoek dat onzichtbare steun het allerbeste werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom zou onzichtbare steun het beste helpen om stress te verminderen?

A

Omdat dit steun biedt maar geen negatieve impact heeft op de manier waarop de ontvanger zichzelf ziet omdat die het niet door heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke invloed heeft getrouwd zijn op gezondheid? Leg uit.

A

Getrouwd zijn wordt gecorreleerd met een betere gezondheid. Dit geldt alleen voor huwelijken waarin met name positieve interacties plaatsvinden. Kwaliteit is belangrijk en daarom wordt gesteld dat het met name de sociale steun is die mensen in een huwelijk vinden, die een positief effect geeft op de gezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kunnen sociale banden een negatieve impact hebben op gezondheid?

A
  • Spanning en conflicten kunnen de kansen op een serieuze ziekte vergroten, omdat conflict in een relatie een sterke fysiologische stress reactie opwekt
  • Slechte invloed van mensen in de omgeving op gezondheid door voorbeeldgedrag, aanmoediging van slecht gedrag en beschermend gedrag bij ziekte waardoor herstel minder snel kan gaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is sociale steun niet behulpzaam?

A
  • Als we het niet als hulp ervaren
  • Als we er juist stress door ervaren, bijv. door een relatie waarin veel conflicten zijn
  • Als het ons aanzet om dingen te doen die slecht zijn voor onze gezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een gevoel van persoonlijke controle? Welke invloed heeft dit op stress?

A

Het gevoel dat je zelf beslissingen en effectieve acties kan nemen die positieve uitkomsten veroorzaken en negatieve uitkomsten vermijden

Mensen die een grote mate van persoonlijke controle voelen, ervaren minder spanning van stressoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke type persoonlijke controle worden in het boek uitgelicht? Leg uit. Welke is het meest effectief?

A
  • Controle over gedrag - het vermogen om concrete actie te nemen om de impact van een stressor te verminderen
  • Controle over cognitie - het vermogen om denkprocessen of strategieen te gebruiken om de impact van een stressor aan te passen, bijv. door anders over een gebeurtenis te denken (omdenken) of te focussen op een leuke of neutrale gedachte.
  • informatiecontrole (informational control): door informatie te verzamelen over een potentieel stressvolle situatie kun je jezelf beter voorbereiden op die situatie (bijv. jezelf inlezen in de cultuur van een ver land voordat je er op vakantie gaat). (hoofdstuk 10 boek)

Cognitieve controle lijkt het meest effectief bij stress reductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De keuze voor een bepaalde controlestrategie is niet alleen afhankelijk van de situatie waarin men zich bevindt, maar ook van de persoon: er zijn nu eenmaal individuele verschillen in het geloof in de mate waarin men invloed op de situatie kan uitoefenen. Welke rol spelen locus of control en self-efficacy hierbij?

A

Mensen met een interne locus of control geloven dat zij zelf meestal de grootste invloed hebben op wat hun overkomt. Mensen met een externe locus of control geloven daarentegen dat gebeurtenissen voornamelijk onder invloed staan van krachten buiten henzelf. Gerelateerd hieraan is het concept self-efficacy (eigen-effectiviteit): het geloof of vertrouwen in je eigen kunnen. Volgens Bandura (1986) wordt de mate van eigen-effectiviteit bepaald door eerdere ervaringen die mensen hebben gehad met dezelfde of vergelijkbare situaties. Mensen zullen actief handelen in een situatie als men denkt dat het eigen gedrag in die situatie tot het gewenste effect zal leiden (bijv. het opheffen van een stressvolle situatie) en als men denkt dat men het gedrag ook daadwerkelijk kan uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een locus of control? En welke vormen zijn er? Leg uit. Hoe meet je dit?

A

De mate waarin je het gevoel hebt dat je controle hebt over gebeurtenissen en situaties die jouw leven beïnvloeden.

Twee soorten:
1. Interne locus of control - Controle over gebeurtenissen zit in jezelf
2. Externe locus of control - Geloof dat je leven wordt gecontroleerd door krachten buiten jezelf

I-E scale wordt gebruikt om te meten in hoeverre iemand een interne of externe locus van controle heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is self-efficacy / Eigen-effectiviteitsverwachting? Hoe helpt dit bij het reduceren van stress?

A

Zelfredzaamheid - de mate waarin we geloven dat we kunnen slagen in een bepaalde activiteit.

Mensen met een sterk gevoel van self-efficacy voelen zich wellicht minder bedreigd en wenden minder mentale inspanning aan om dat ze weten dat de eisen van de situatie makkelijker aankunnen. Mentale inspanning en mate van fysiologische stress zijn positief gecorreleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Op basis van welke twee factoren bepalen mensen of ze een bepaalde activiteit gaan ondernemen?

A
  1. Verwachting van de uitkomst - of het gedrag tot een positieve uitkomst leidt
  2. Eigen-effectiviteitsverwachting - of ze het gedrag goed uit kunnen voeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarop baseren mensen hoeveel controle ze hebben over hun leven?

A
  1. Ze gebruiken informatie vanuit hun successen en hun falen
  2. Sociale leerprocessen waarbij ze het gedrag van anderen observeren
  3. Leeftijd heeft ook invloed hierop. Hoe ouder mensen worden onder meer ze geloven dat kans en machtige andere mensen een impact hebben op hun leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke gender en socio-culturele verschillen in persoonlijke controle zijn er?

A

Verschillen ontwikkeling zich door verschillende ervaringen in het leven:
1. Meisjes meer dan jongens worden overtuigingen meegegeven dat ze minder eigen controle
2. Mensen die arm zijn of bij minderheidsgroepen horen hebben vaak minder macht en geld waardoor ze meer geloven in externe controle en minder in een eigen controle over hun leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat gebeurt er als mensen lange tijd hoge niveaus van stress ervaren en het gevoel hebben dat er niks aan kunnen doen?
Het wegvallen van een gevoel van controle over een situatie kan resulteren in aangeleerde hulpeloosheid, een fenomeen gerelateerd aan depressie, waarbij een individu zich maar bij de situatie neerlegt, het opgeeft. Het gaat hier in eerste instantie om situaties die chronisch zijn of met regelmaat terugkomen, waarin een persoon heeft geleerd dat hij/zij er niets aan kan doen. Als dit vaak gebeurt, zal de persoon dit ook generaliseren naar andere situaties, waardoor het gevoel van geleerde hulpeloosheid in een verscheidenheid aan situaties zal overheersen.
26
Hoe zijn aangeleerde hulpeloosheid en depressie aan elkaar gekoppeld?
Aangeleerde hulpeloosheid is een primair kenmerk van depressie
27
welke invloed heeft attributie op aangeleerde hulpeloosheid en depressie?
Mensen die oncontroleerbare negatieve situaties meemaken passen een cognitief proces toe dat we attributie noemen. Bij attributie vormen mensen een oordeel over drie dimensies van de situatie: 1. intern of extern 2. Stabiel of instabiel 3. Globaal of specifiek Mensen die negatieve gebeurtenissen toewijzen aan stabiele en globale oorzaken hebben een hogere kans om zich hulpeloos te voelen en depressief te zijn. Als ze ook een interne attributie gebruiken dan zorgt dit ook voor een verlies zelfvertrouwen. Naarmate mensen situaties meer als extern, tijdelijk en specifiek beoordelen, zal er minder snel geleerde hulpeloosheid optreden en zal een gevoel van persoonlijke controle standhouden.
28
Blootstelling aan oncontroleerbare negatieve gebeurtenissen leidt niet altijd tot aangeleerde hulpeloosheid. Een belangrijke rol in het ontstaan van aangeleerde hulpeloosheid wordt gespeeld door attributies: het toekennen van bepaalde oorzaken of eigenschappen aan situaties of aan gedrag van personen. Welke drie dimensies kunnen worden onderscheiden bij het maken van attributies?
1. intern of extern -mensen beoordelen of de situatie ontstaat door hun eigen persoonlijke onvermogen om de uitkomst te bepalen of door externe oorzaken die buiten iemands controle liggen 2. Stabiel of instabiel - resulteert de situatie uit een oorzaak die langer duurt of tijdelijk is 3. Globaal of specifiek - resulteren situaties uit factoren die globale en wijd verspreide effecten hebben of die specifieke en nauwe effecten hebben.
29
Welke rol spelen attributies die mensen hebben bij het ontstaan van aangeleerde hulpeloosheid?
Naarmate mensen situaties meer als extern, tijdelijk en specifiek beoordelen, zal er minder snel geleerde hulpeloosheid optreden en zal een gevoel van persoonlijke controle standhouden. Uit meerdere studies blijkt dat mensen met een sterk gevoel van persoonlijke controle zich prettiger voelen, gezonder zijn, zich gezonder gedragen en, als ze ziek worden, beter en effectiever met een ziekte omgaan dan mensen met een zwak gevoel van persoonlijke controle.
30
Wat is een pessimistisch uitleggende stijl?
Mensen die geloven dat negatieve dingen resulteren uit interne, stabiele en globale oorzaken en positieve dingen resulteren uit externe, instabiele en specifieke oorzaken.
31
Wat is een optimistisch uitleggende stijl
Mensen die geloven dat positieve dingen resulteren uit interne, stabiele en globale oorzaken en negatieve dingen resulteren uit externe, instabiele en specifieke oorzaken.
32
Op welke twee manieren zijn een gevoel van persoonlijke controle en gezondheid gerelateerd?
1. Mensen met een sterk gevoel van persoonlijke controle zijn beter in staat om hun gezondheid op peil te houden en ziekte te voorkomen 2. Als mensen ernstig ziek worden kunnen mensen die een sterk gevoel van controle hebben zich beter aanpassen aan de ziekte en de eigen rehabilitatie beter bespoedigen
33
Hoe kun je de relatie tussen gezondheid en persoonlijke controle het beste meten?
Met behulp van de Multidimensional Health Locus of Control Scales. Dit instrument bevat 18 items die verdeeld zijn in drie schalen: 1. Interne gezondheid locus van controle 2. 'Machtige andere' gezondheid locus van controle 3. Kans locus van controle De machtige anderen en kans locus van controle zijn erop gericht om te meten in hoeverre mensen geloven dat externe bronnen controle hebben over hun gezondheid.
34
Heeft een gevoel van controle invloed op de gezondheid van mensen?
Onderzoekers heeft aangetoond dat mensen die geloven dat ze weinig controle hebben, slechtere gezondheid gewoontes hebben, vaker ziek zijn, minder snel stappen nemen om mijn ziekte te behandelen. Mensen met een groter gevoel van controle zijn vaak actiever, hebben het gevoel dat ze meer invloed hebben op het moment dat ze ziek zijn, en hebben het gevoel dat ze stress kunnen beinvloeden. Deze mensen stoppen ook meer effort in het beter worden, ws door een groter gevoel van self-efficay.
35
Welke twee bevindingen gerelateerd aan persoonlijke controle zijn belangrijk voor mensen die in een verzorgingstehuis wonen?
1. Een gevoel van persoonlijke controle - zelfs over kleine gebeurtenissen - kan een krachtig effect hebben op de gezondheid en psychologische conditie van mensen 2. Onderzoekers en gezondheidsmedewerkers moeten zich realiseren welk type van persoonlijke controle ze introduceren en wat er gebeurt als dat wordt weggenomen.
36
Wat is gehardheid of stressweerbaarheid (hardiness)?
Gehardheid of stressweerbaarheid heeft drie aspecten: 1. Gevoel van persoonlijke controle - geloof dat ze invloed hebben op hun eigen leven 2. Betrokkenheid bij actviteiten, gebeurtenissen en mensen in hun leven 3. Uitdaging - het zien van veranderingen als kansen om te groeien ipv dreiging voor de veiligheid
37
Wat voor invloed heeft gehardheid op stress?
Onvoldoende bewijs maar het lijkt erop dat gehardheid mensen kunnen helpen om beter met stress om te gaan.
38
Welke andere persoonlijkheidsfactoren, lijkend op hardiness, worden in de literatuur gerelateerd aan de weerbaarheid tegen stress?
* Sense of coherence: de neiging van mensen om de wereld om hen heen als overzichtelijk en betekenisvol te ervaren. * Optimisme: de neiging om vooral oog te hebben voor de positieve dingen in het leven en vooral goede dingen te verwachten. * Resilience: veerkracht, samenhangend met een hoge mate van zelfwaardering (self-esteem), personal control en optimisme, waarbij mensen ondanks negatieve gebeurtenissen in hun leven in hun kracht herstellen.
39
Wat is een gevoel van samenhang? welke invloed heeft dit op stress?
De neiging van mensen om de wereld als begrijpelijk, beheersbaar en betekenisvol te zien Mensen met een sterk gevoel van samenhang ervaren minder stress, zijn minder vaak ziek en gaan minder vroeg dood.
40
Wat is optimisme?
De neiging om te geloven dat goede dingen zullen gebeuren. Mensen die optimistisch zijn, voelen minder angst, hebben gezondere gewoontes, betere mentale en fysieke gezondheid en worden sneller beter.
41
Wat is veerkracht?
Refereert aan hoge niveaus van zelfvertrouwen, persoonlijke controle en optimisme. Zien gebeurtenissen als minder stressvol, veren sneller terug. Mensen kunnen negatieve situaties als betekenisvol uitleggen.
42
Waarom zijn sommige mensen veerkrachtig en andere niet?
Genetische verschillen Ervaringen - mensen met veerkracht die negatieve ervaringen hebben, kunnen die vaak compenseren met positieve dingen in hun leven zoals talenten of interesses.
43
Welke invloed hebben veerkracht, optimisme, gehardheid en gevoel van verbinding/samenhang op de gezondheid?
Mensen die deze eigenschappen bezitten zijn gezonder dan mensen die deze eigenschappen niet bezitten. Dit komt ws doordat ze minder stress ervaren en daardoor minder snel ziek worden.
44
Welke invloed heeft persoonlijkheid als mensen ouder worden op de gezondheid?
Mensen die ouder worden maken vaker negatieve gebeurtenissen mee zoals de dood van dierbaren. Het lijkt erop dat oudere mensen ook baat hebben bij dezelfde eigenschappen van optimisme, gevoel van samenhang, veerkracht en gehardheid. Daar komt nog een factor bij - stamina, dit lijkt op gehardheid. Mensen die hier goed op scoren, kunnen beter met negatieve situaties omgaan en zijn gezonder.
45
Welke relatie hebben de big five van persoonlijkheid met gezondheid?
Het lijkt erop dat deze relaties hetzelfde zijn als die van veerkracht, optimisme, gehardheid en gevoel van samenhang, maar dat deze vertaald moeten worden naar het vijf factoren model: * Er zijn correlaties gevonden tussen de voorgaande factoren en emotionele stabiliteit. Neuroticisme (omgekeerde van emotionele stabiliteit) correleert negatief met gezondheid. * Optimisme en gevoel van samenhang correleren ook met extraversie, gewetensvolheid en openheid. En deze zijn weer gelinkt aan een beter gezondheid. Sommige trekken leiden ertoe dat mensen gezonder leven. Sommige trekken zijn gerelateerd aan een verminderde blootstelling aan stressoren, minder fysiologische reactiviteit en sneller en beter hersel van stress
46
Wat is type A gedrag? Wat is type B gedrag?
Iemand die tot het type A behoort: is erg competitief (wil altijd de beste zijn en is erg zelfkritisch daarbij) heeft altijd tijd tekort wordt makkelijk boos of vijandig is vocaal nadrukkelijk aanwezig. Type B’s zijn het tegenovergestelde hiervan. Mensen van het type A hebben de daarbij behorende gedragskenmerken al in hun vroege jeugd of zelfs al bij de geboorte. Met het ouder worden van type A’s, verandert het type A-gedrag nog maar nauwelijks.
47
Hoe kun je type A gedrag het beste meten? Waarom?
In tegenstelling tot de andere genoemde psychosociale eigenschappen wordt het type A- (en B- )gedragspatroon vaak niet door een vragenlijst gemeten, maar door een interview waarbij ook het gedrag van de proefpersoon wordt geobserveerd. Vergeleken met type B’s reageren type A’s sneller en sterker op stressoren, zowel wat betreft hun uiterlijk gedrag als wat betreft hun fysiologie (snellere hartslag, hogere bloeddrukreactie, enz).
48
Hoe verschillen mensen met een type A persoonlijkheid van die van mensen met een type B persoonlijk in het ervaren van stress?
Type A mensen reageren sneller en sterker op stressoren, en interpreteren deze vaker als bedreigend voor hun persoonlijke controle. Deze mensen kiezen vaker veeleisende taken op het werk en in hun vrije tijd en ze roepen ook vijandig en competitief gedrag bij anderen op. Type A mensen vertonen een grotere reactiviteit op stressoren, zeker in situaties waarin competitie, debateren of ruzie een rol speelt. (stressvolle sociale interacties) Type A’s (vooral degenen die vaak vijandig zijn) lijken een grotere kans te hebben op het krijgen van coronaire hartziekten, zoals angina pectoris en hartaanval. Naast de type A- en type B-persoonlijkheid wordt in Nederland ook het persoonlijkheidstype D onderscheiden. Het gaat hierbij om mensen die vaak negatieve emoties ervaren en sociaal geremd zijn (de zogenaamde ‘binnenvetters’ waarvoor het glas meestal half leeg is). Dit persoonlijkheidstype wordt niet besproken in het tekstboek.
49
Hoe is de gezondheid van mensen gekoppeld aan het type persoonlijkheid (A of B)?
* Geen algemene correlatie tussen ziekte en een type A persoonlijkheid * Type A persoonlijkheid is een risico factor voor coronaire hartziekte, dit komt het beste naar voren in gestructureerde interviews
50
Waarom wordt de link tussen coronaire hartziekten alleen gevonden bij gestructureerde interviews en niet via vragenlijsten? Wat kwam eruit het onderzoek naar deze vraag?
* Mogelijk zijn mensen niet geheel eerlijk in de vragenlijsten * Wellicht meten de interviews en vragenlijsten verschillende dingen. Het lijkt erop dat gestructureerde interviews de 4 aspecten van type A persoonlijkheid goed moeten maar vragenlijsten niet. Deze meten met name competitief gedrag en tijdsdruk goed maar boosheid/vijandigheid en krachtig stemgebruik niet. Daaruit is naar voren gekomen dat met name boosheid/vijandigheid een verhoogd risico met zich meebrengen voor Coronaire hartziekten.
51
Hoe is vijandigheid/boosheid gelinkt aan het ontwikkelen van coronaire hartziekten?
Het lijkt erop dat de vier stressprocessen: blootstelling, grootte van reactiviteit, snelheid van herstel en herstel van bronnen van belang zijn: * Boze en vijandige mensen ervaren meer conflicten met anderen * Vijandige mensen laten een hoge mate van reactiviteit zien tijdens moeilijke interpersoonlijke situaties Daarnaast zijn er nog 4 andere factoren die vijandigheid linken aan een verhoogde kans op coronaire hartziekten: 1. Vijandige mensen reageren tijdens stressvolle situaties niet op sociale ondersteuning met gereduceerde fysiologische reactiviteit 2. Slaapkwaliteit wordt slechter tijdens stressvolle periodes 3. Boosheid en vijandigheid zijn gelinkt aan ongezonde condities en gedragingen, zoals drinken, roken, overgewicht 4. Cardiovasculaire reactiviteit en andere fysiologische stress reacties kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van artherosclerosis.
52
Hoe ontstaan coronaire hartziekten?
artherosclerosis vernauwd de slagaderen, dit zorgt voor angina (pijn in de borst door te weinig zuurstof in het hart), als dit lang genoeg duurt gaat een deel van hartspier dood, dit noemen we een hartinfarct of hartaanval. In ernstige gevallen ontwikkelt het hart een dodelijke verstoring in het ritme en stopt met het pompen van bloed door het lichaam, waardoor mensen overlijden.
53
Welke ander aspect van een type A persoonlijkheid zijn gekoppeld aan een slechtere gezondheid?
Sociale dominantie - neiging om macht, controle of invloed over andere te willen uitoefenen - is ook geassocieerd met een verhoogde kans of coronaire hartziekten en met grotere fysiologische reactiviteit of spanning tijdens moeilijke interpersoonlijke taken, zoals debateren, beinvloeden, ruzie, etc.
54
Waarom wordt de ene persoon wel ziek van stress en de ander niet?
Hiervoor is het diasthesisstress model ontwikkeld dat stelt dat iemands gevoeligheid voor een bepaalde fysieke of psychologische ziekte afhangt van de mate waarin iemand aanleg heeft voor de ziekte en de mate van stress die iemand ervaart.
55
Kijkend naar het diasthese-stress model welke invloed heeft dan de stress component op de gezondheid (3x), denk hierbij aan emoties, slaap, en stress?
1. Iemand met chronische stress wordt sneller ziek dan iemand met minder stress 2. Mensen met veel positieve emoties worden minder snel ziek 3. Mensen met slaapproblemen worden eerder ziek
56
Hoe leidt stress naar ziekte? (2 routes)
In het algemeen worden twee wegen aangewezen hoe stress de gezondheid zou kunnen beïnvloeden: - direct, door effecten van stress op de fysiologie: stress zorgt voor het vrijkomen van catecholaminen en corticosteroïden (bijv. cortisol), verandering van hart- en vaatfunctie, het omhooggaan van de bloeddruk en voor een slechtere immuunfunctie, zaken die de gezondheid op de lange termijn nadelig beïnvloeden - indirect, via gedrag dat niet bevorderlijk is voor de gezondheid: door stress hogere consumptie van alcohol, meer sigaretten roken, enzovoort.
57
Leg uit wat er wordt bedoeld met 'ziekte onstaat doordat stress het gedrag van mensen beinvloedt'?
* Mensen die veel stress ervaren, gedragen zich vaak ongezonder doordat ze bijv. ongezonder eten of veel eten, en slecht slapen * Mensen met veel stress in hun jeugd (adverse childhood experiences) ontwikkelen vaker ongezonde gewoontes zoals roken, drinken en slecht eten. Deze ongezonde gewoontes kunnen tot ziekte leiden.
58
Hoe kan de directe route door veranderingen in de fysiologie als gevolg van stress naar ziekte leiden?
Er zijn connecties gevonden tussen ziekte en de mate van reactiviteit bij stress in: 1. Cardiovasculair systeem 2. Endocriene systeem 3. Immuun systeem
59
Wat wordt bedoeld met cardiovasculaire reactiviteit?
Fysiologische veranderingen die ontstaan in het hart, de bloedvaten, en het bloed zelf in reactie op stressoren.
60
Hoe ontwikkeld cardiovasculaire reactiviteit zich met leeftijd?
Voor middelbare leeftijd is de mate van reactiviteit stabiel. Na deze leeftijd stijgt de reactiviteit met leeftijd.
61
Waarom is cardiovasculaire reactiviteit tijdens stress ongezond (in tegenstelling tot een verhoogde bloeddruk en hartslag tijdens inspanning)?
Dit komt omdat de mate van reactiviteit excessief is bij stress. Er komt een hoeveelheid stoffen vrij die we nodig zouden hebben voor een fight or flight respons, maar omdat die respons niet nodig is, is deze hoeveelheid overdadig. Tijdens inspanning is de mate waarin de bloeddruk en hartslag omhoog gaan in lijn met de extra hoeveelheid zuurstof die nodig is voor de inspanning.
62
Op welke manieren beinvloed stress de fysiologie waardoor er een grotere kans op hart en vaatziekten onstaat?
1. Cardiovasculaire reactiviteit -In onderzoek is een link gevonden tussen grotere cardiovasculaire reactiviteit en slechter herstel van reactiviteit met een grotere risico op cardiovasculaire ziekte, zoals hoge bloeddruk, artherosclerosis, en dood. 2. Hoger percentage bloedplaatjes en stollingsfactoren waardoor het bloed dikker wordt en er een grotere kans is op hartaanval 3. Hoger niveau van cholesterol en onstekende stoffen in het bloed waardoor de kans op artherosclerosis en vernauwing van de aderen vergroot 4. Langzamer herstel na stress via het parasympatisch zenuwstelstel geeft ook een grotere kans op cardiovasculaire ziekte
63
Stephen Manuck heeft onderzoek bij apen gedaan naar de gevolgen van stress op artherosclerosis, wat kwam hieruit?
Apen met een dominante positie die werden overgeplaatst naar een andere groep (veel stress) ontwikkelde meer artherosclerosis dan dominante apen die niet naar een andere groep werden overgeplaatst (weinig stress) en ook meer dan de ondergeschikte apen in een van die twee condities. Als er een drug werd toegediend die de reactie van het sympatische zenuwstelsel op het hart blokkeerden, dan werd er geen verhoogde artherosclerosis gevonden. Het lijkt erop dat de ontwikkeling van artherosclerosis gelinkt kan worden aan chronische of terugkerende activitatie van de fight or flight reactie.
64
Wat gebeurt er in het endocriene systeem bij stress?
Een deel van de reactiviteit bij stress omvat de activatie van de bijnieren, door stimulatie vanuit het sympatische zenuwstelsel en door de hypothalamus-hypofyse-bijnieren as. In dit proces geven de bijnieren catecholamines en corticosteroids af.
65
Op welke manieren beinvloed de reactiveit van het endocriene systeem gevoeligheid voor ziekten?
1. Via de invloed van deze hormonen op het cardiovasculaire systeem. Dit gebeurt op een aantal manieren: * Mate van afgifte van cortisol in reactie op een stressor is gelinkt aan de kans op hoge bloeddruk * Chronisch hoge niveaus van catecholamines en corticosteroiden verhogen onstekeing en dragen bij aan de ontwikkeling van artheroscleroris, hartaanval en kanker 2. Via de invloed van het endocriene systeem op vetopslag in de buik. Het metabolisch syndroom wordt versterkt door stressoren en gerelateerde fysiologische stress reacties, specifiek verhoogde neuro-endorcriene activiteit.
66
Wat is het metabolische syndroom?
een set van risico factoren waaronder hoog cholesterol en andere bloedvetten, hoge bloeddruk, hoge niveaus van insuline in het bloed, of een verminderd vermogen van insuline om glucose uit het bloed te vervoeren, en grote vetopslag bij de buik.
67
Hoe heeft het metabolische syndroom invloed op de gezondheid?
Het metabolische syndroom zorgt voor een verhoge onsteking in het bloed, en op ander plekken en een grotere kans op hart- en vaatziekten en andere ernstige aandoeningen zoals diabetes.
68
Hoe beinvloeden stressoren het immuunsysteem? Benoem de effecten van tijdelijke en chronische stressoren.
Typische activeren tijdelijke stressoren de nonspecifieke immuniteit en onderdrukken ze specifieke immuniteit. Chronische stressoren onderdrukken de nonspecifieke en specifieke immuniteit. Daarnaast verhogen chronische stressoren ook de ontsteking in het bloed. Bij langdurige ontsteking wordt de immuunfunctie verstoort
69
Hoe beschermen immuunprocessen tegen kanker en hoe wordt dit beinvloedt door stress?
Immuunprocessen beschermen tegen kanker door blootstelling aan carcinogenen. Carcinogenen beschadigen het DNA van cellen waardoor mutant cellen kunnen ontstaan. Voordat de cellen kunnen muteren worden carcinogenen al kapotgemaakt of wordt het DNA gerepareerd door enzymen. Stress zorgt voor een gereduceerde productie van enzymen en gereduceerde reparatie van beschadigd DNA.
70
Wat gebeurt er als mutante cellen toch ontstaan in het lichaam, een kanker ontstaat? Welke mensen hebben de beste prognose?
Deze mutante cellen worden aangevallen door killer T-cells. Mensen met hogere activiteit van killer T-cells hebben een betere prognose om beter te worden.
71
Wat is psychoneuroimmunologie?
Het veld dat zich richt op de relatie tussen psychosociale processen en de activiteiten van het zenuwstelsel, endocriene stelsel en het immuunsysteem.
72
Op welke manier vormen het zenuwstelsel, het endocriene stelsel en het immuunsysteem een feedback loop?
Het zenuw- en endocriene stelsel sturen chemische boodschappen (neurotransmitters en hormonen) die de immuunfunctie vergroten of verkleinen, en cellen in het immuunsysteem produceren chemicalieen, zoals cytokines en ACTH, die feedback geven aan de hersenen. De hersenen acteren als het controle centrum om een balans te behouden in de immuun functie. Te weinig en mensen worden te snel ziek, teveel en dit kan leiden tot een autoimmuunziekte.
73
Op welke manier beinvloeden emoties het immuunsysteem?
* Pessimisme, depressie en stress worden gerelateerd aan een verminderde immuunfunctie * Positieve emoties geven een boost aan de immuunfuncitie
74
Hoe kunnen emoties het immuunsysteem lange tijd beinvloeden nav stress?
Stressvolle situaties kunnen beginnen met een crisis, waarna de emotionele staat blijvend negatief verandert en daardoor een negatief effect heeft op het immuunsysteem.
75
In hoeverre is reactiviteit van het immuunsysteem stabiel?
Deze varieert normaal gesproken weinig bij een persoon, hoewel langdurige en intense interpersoonlijke situaties de immuunfunctie sterk kunnen reduceren.
76
Een belangrijk proces binnen het immuunsysteem is ontsteking. Op welke manier heeft stress en emotie invloed op ontsteking?
Stress en een chronisch negatieve emoties verhogen de mate van ontstekende stoffen in het bloed. Dit zorgt voor een verhoogd risico op artherosclerosis, artritis, en andere chronische condities en versneld leeftijdsgerelateerde ziekten.
77
Welke invloed heeft cortisol op ontstekingsprocessen en hoe werkt dit bij chronische stress?
Cortisol heeft in het algemeen een ontstekingsremmende werking, echter het lijkt erop dat bij chronische stress het immuunsysteem minder gevoelig wordt voor de onstekingsremmende effecten van cortisol.
78
Op welke manieren kunnen psychosociale factoren invloed hebben op stress en het immuunsysteem?
* Mensen die meer sociale steun ervaren hebben een sterker immuunsysteem en een verminderde verslechtering van het immuunsysteem bij stress * Praten over gevoelens bij stressvolle situaties zorgt voor een versterkend effect op het immuunsysteem * Optimisme zorgt voor een verbeterde immuunfunctie en lagere ontstekingsniveaus bij milde stressoren en een verminderde immuunfunctie bij chronische stressoren.
79
Waarom zorgt optimisme bij chronische stressoren voor een verminderde werking van het immuunsysteem?
Mogelijk omdat optimisten door blijven gaan met het uitvoeren van fysiologisch zware pogingen om volhardende en oncontroleerbare stressoren te beinvloeden.
80
Hoe heeft lifestyle invloed op de immuunfunctie?
Mensen met een gezonde levensstijl hebben over het algemeen een betere immuunfunctie
81
Op welke manier kan de immuunfunctie geconditioneerd worden?
Klassieke conditionering waarbij bepaalde cues, waarvan eentje het immuunsysteem beinvloed, aan elkaar gekoppeld worden, kan ervoor zorgen dat bij het optreden van de andere cue het immuunsysteem ook beinvloed wordt. Hierbij kunnen het antilichaam gebaseerde en het cel gebaseerde proces worden beinvloed.
82
Op welke manier beschrijft de psychoneuro-immunologie de relatie tussen stress en gezondheid?
Een relatief nieuw vakgebied, genaamd psychoneuro-immunologie, bestudeert de interrelaties tussen psychosociale processen en processen die zich afspelen in het zenuwstelsel en de endocriene en immunologische systemen, die elkaar wederzijds beïnvloeden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de beïnvloeding van het immuunsysteem door emoties (zowel positief als negatief). De psychoneuro-immunologie is een veelbelovend veld, omdat het de vele complexe relaties tussen stress, endocriene en immunologische activiteit en gezondheid zou kunnen helpen ontrafelen
83
Wat betekent psychosomatisch? Hoe wordt dit nu genoemd en waarom?
Symptomen of ziekten die worden veroorzaakt of verergerd door psychologische factoren, met name emotionele stress. Tegenwoordig worden dit psychofysiologische aandoeningen genoemd om het biopsychosociale perspectief te belichten.
84
Wat zijn psychofysiologische aandoeningen?
Fysieke symptomen of ziekten die resulteren uit een interactie tussen psychosociale en fysiologische processen
85
Welke ziekten aan het spijsverteringssysteem worden in het boek genoemd en hoe worden die gelinkt aan stress?
1. Maagzweren (wonden in de maag) worden veroorzaakt door een combinatie van maagzuur en bacteriele infectie, waarbij stress ook een rol speelt. Stress vergroot de mate van maagzuur productie. 2. Inflammatory bowel disease zijn wonden in de dikke of dunne darm en stress is gerelateerd aan flareups maar verder is hier niet zoveel over bekend. 3. Irritable bowel syndrome produceert pijn, diarree en constipatie en is gelinkt aan stress in de jeugd, chronische en recente stress, die de ziekte via het immuunsysteem lijken te beinvloeden.
86
Wat is astma?
Een luchtweg aandoening waarbij onsteking, spasmes, en slijm de bronchieen verstoppen waardoor er moeite is met ademhalen, samengaand met piepen en hoesten.
87
Welke factoren kunnen voor een astma aanval zorgen?
1. Allergieen 2. Luchtweg infecties 3. Biopsychosociale activatie komend door bijv. stress of inspanning
88
Welke link is er tussen stress en astma?
Het lijkt erop dat adverse childhood experiences en weinig sociale steun vanuit de familie de kans op astma vergroten. Stress en negatieve emoties verhogen de kans op ontwikkeling en verslechtering van astma en het hebben van astma kan voor stress en negatieve emoties zorgen.
89
Wat is spanningshoofdpijn?
Doffe en stabiele hoofdpijn die voelt als een strakke band om het hoofd en die veroorzaakt wordt door een combinatie van disfunctie van het zenuwstelsel en langdurige samentrekken van hoofd en nekspieren
90
Wat is migraine?
Hoofdpijn die vaak aan een kant van het hoofd begint en gekenmerkt wordt door een scherpe en kloppende pijn. De pijn houdt lang aan. Migraine wordt veroorzaakt door een verwijding van de bloedvaten om de hersenen en een dysfunctie van de hersenstam en trigeminale zenuw die door de voorste helft van het hoofd loopt.
91
Wat triggert een aanval van hoofdpijn?
Hormonale veranderingen, het missen van een maaltijd, zonlicht, slecht slapen en het eten van bepaalde stoffen, zoals alcohol of chocola. Stressoren - specifiek dagelijkse hassles
92
Welke andere aandoeningen naast spijsverteringsaandoeningen, astma of hoofdpijn worden beinvloedt door stress?
* Arthritis - een chronische en pijnlijke aandoening, die onstekingen en stijfheid in de kleine gewrichten zoals de hand * Huidaandoeningen - netelroos, eczeem, psoriasis, waarbij er huiduitslag ontwikkelt of droog wordt en vlokken of scheuren vertoont.
93
Wat is hypertensie? Beschrijf verschillende vormen in het kader van de bloeddruk.
Hoge bloeddruk for een langere tijd, een risicofactor bij CHD, hartaanval en nierziektes. Verhoogde bloeddruk = 120-129 & minder dan 80 Hypertensie: stadium 1 = 130-139 of 80-89 Hypertensie: stadium 2 = >140 of >90
94
Welke twee soorten hypertensie worden benoemd? (gerelateerd aan de oorzaak)
1. Secundaire hypertensie is hypertensie die gerelateerd is aan een aandoening aan een ander deel van het lichaam, bijv. de nieren of het endocriene systeem. 2. Primaire hypertensie is hypertensie waarbij de onderliggende biomedische oorzaken onbekend zijn, maar die mogelijk veroorzaakt wordt door een groot aantal risico factoren.
95
Welke risicofactoren worden benoemd voor primaire hypertensie?
* Overgewicht * Dieet, veel zout, vet een cholestrol * Overmatig alcohol gebruik * Niks doen * Familiegeschiedenis van hypertensie * Psychosociale factoren zoals chronische stress, boosheid en spanning
96
Welke relatie is er tussen stress en psychofysiologische aandoeningen?
Het lijkt erop dat stress invloed heeft op psychofysiologische aandoeningen zoals maagzweren, inflammatory bowel disease en irritable bowel syndrome, op astma, en op spanningshoofdpijn en migrainen. Daarnaast is er nog een link gevonden met artritis, en netelroos, eczeem, psoriasis.
97
Op welke manieren kunnen omgevingsinvloeden effect hebben op hypertensie?
* Mensen met een stressvolle baan hebben vaak een hogere bloeddruk en dus eerder hypertensie * Sociale omgeving zoals de buurt waar iemand woont heeft invloed op de bloeddruk. Mensen die in drukke of agressieve/onveilige gebieden wonen ervaren meer stress en hebben een hogere bloeddruk en hypertensie. * Mensen met PTSD hebben een vergroot risico op hypertensie * Stress heeft een impact op overgewicht waardoor de kans op hypertensie weer wordt vergroot
98
Wat is de relatie tussen boosheid, pessimisme en vijandigheid op hypertensie?
1. Bloeddruk is hoger in mensen die pessimistisch zijn dan in mensen die optimistisch zijn 2. Link tussen chronische vijandigheid en hypertensie 3. Bloeddruk in rust is hoger bij mensen die rumineren over negatieve ervaringen
99
Welk effect kan het meten van de bloeddruk hebben op de bloeddruk?
Mensen kunnen gestresst raken van een dokter in witte jas die de bloeddruk meet, waardoor de bloeddruk juist omhoog gaat. Dit kan voor onnodige medische handelingen zorgen als dit niet wordt opgemerkt.
100
Welke invloed heeft racisme op hypertensie?
Het lijkt erop dat racisme bijdraagt aan hypertensie. Dit komt uit studies naar verschillen tussen zwarte en witte amerikanen.
101
Waarom is de prevalentie van hartziekten hoger in ontwikkelde landen?
1. Mensen leven langer en hartziekten zijn ziekten die vaak op latere leeftijd spelen 2. Mensen in ontwikkelde landen zijn blootgesteld aan meer risicofactoren zoals overgewicht en weinig fysieke inspanning 3. Psychosociale stressoren zijn anders in ontwikkelde landen, bijv. mensen in minder ontwikkelde landen hebben meer sociale steun, waardoor ze ook minder boosheid en agressie laten zien.
102
Op welke tijdstippen linkt stress met de hartziekten?
1. Stress kan bijdragen aan de ontwikkeling en voortgang van artherosclerosis jaren voor de eerste symptomen 2. Als artherosclerosis verder gevorderd is, draagt stress bij aan het voorkomen van ischemie, myocardial infarction of een hartritmestoornis 3. Als CHD duidelijk is, kan stress leiden tot verergde resulaten zoals vaker voorkomen van hartaanvallen of dood
103
Welke drie processen linken stress aan CHD?
1. Verhoogde vetten en ontstekende stoffen in het bloed, cardiovasculaire activiteit en verhoogde hoeveelheden catecholamines en corticosteroides afgegeven door de bijnieren. Dit kan schade aan aderen en hart veroorzaken, artherosclerosis versnellen en leidden tot hypertensie 2. Stress kan leiden tot hartritmestoornis, zeker als het hart gevoelig is voor ischemie 3. Stress wordt geassocieerd met risicogedrag voor CHD, zoals roken en drinken
104
Is stress gelinkt aan kanker en zo ja, hoe dan?
Het bewijs lijkt niet doorslaggevend maar er is een metastudie die een link heeft gevonden tussen de ontwikkeling en verloop van kanker en hogere stressniveaus. De manieren waarop stress kanker zou kunnen veroorzaken zijn: 1. Verslechteren van het immuunsysteem waardoor kankercellen meer kans krijgen om uit te groeien tot kanker (verhoogde ontstekende stoffen in het bloed door stress) 3. Gedragsmatige risicofactoren te vergroten zoals roken (Mogelijk via invloed op angiogenese en metastase (hier wordt meer onderzoek naar gedaan))
105
Wat is angionese en metastase?
De processen waardoor kanker kan groeien: * Angionese - proces waarbij bloedtoevoer wordt gebruikt om de tumor verder te laten groeien na het eerste stadia * Metastase - proces waarbij kanker verder groeit naar andere delen van het lichaam
106
Wat is een betere manier als men een causaal verband wil aantonen tussen een psychosociale factor en een ziekte: retrospectief onderzoek of prospectief longitudinaal, en waarom? Probeer ook te bedenken waarom de betere manier toch niet waterdicht is
Wanneer men iets wil zeggen over de causaliteit (oorzakelijkheid) tussen twee variabelen, heeft prospectief longitudinaal onderzoek de voorkeur. Immers, hierbij is te onderzoeken of de vermoedelijke oorzaak voorafgaat aan het verwachte gevolg. Bij een retrospectief onderzoek blikt men terug in de tijd, waarbij men meestal door middel van een vragenlijst probeert te achterhalen wat er op een eerder tijdstip is gebeurd. Hiermee gaan echter methodologische problemen gepaard. Ten eerste kan men zich afvragen of de resultaten van de vragenlijst wel betrouwbaar zijn als er een verschil zit tussen het tijdstip waarover je iets wilt zeggen en het tijdstip van de meting. Er kunnen dan namelijk vervormingen optreden door bijvoorbeeld imperfectie van het geheugen. Daarnaast worden bij retrospectief onderzoek meestal patiënten gebruikt; deze vormen soms echter slechts een specifieke subgroep van alle mensen die de ziekte hebben. Hierdoor zullen de uitkomsten niet representatief zijn voor alle mensen met de ziekte. Bijvoorbeeld: het is gebleken dat hypertensieve patiënten op een aantal persoonlijkheidskenmerken verschillen van hypertensieven die niet weten dat ze hoge bloeddruk hebben; de eerste groep is bijvoorbeeld neurotischer en angstiger. Als gevolg hiervan zullen de patiënten vragenlijsten anders invullen dan ‘onbewuste’ hypertensieven: de patiënten zullen waarschijnlijk meer problemen en stressoren rapporteren (Nyklicek, Vingerhoets & Van Heck, 1996). Als men dan in een onderzoek alleen hypertensieve patiënten vergelijkt met mensen met een normale bloeddruk, zal er wellicht ten onrechte geconcludeerd worden dat het meemaken van problemen en stressoren een rol speelt bij hypertensie. Bij prospectief onderzoek meet je op een bepaald tijdstip de psychosociale variabelen waarvan je vermoedt dat ze voorspellend zijn voor een ziekte en vervolgens meet je op latere tijdstippen of er verandering is opgetreden met betrekking tot die ziekte. Aangezien de psychosociale meting voorafgaat aan de gezondheidsmeting, staat men sterker in de schoenen als men wil beweren dat de psychosociale factoren de ziekte beïnvloeden. Toch is ook dit niet waterdicht. Stel dat de ziekte al langere tijd bestaat, maar zich pas in een later stadium manifesteert (bij verschillende soorten kanker is dit bijvoorbeeld het geval). Het zou dan zo kunnen zijn dat in een prospectief onderzoek de psychosociale variabelen weliswaar voorafgaan aan de symptomen van de ziekte, maar niet aan het ontstaan van de ziekte. Ook kan het zijn dat de psychosociale factoren werkelijk voorafgaan aan het ontstaan van de ziekte, maar dat er toch geen causaal verband is omdat een derde, onbekende, variabele eerst het voorkomen van de psychosociale factor veroorzaakt en daarna de ziekte. De oorzaak is dan niet de psychosociale factor, maar die derde variabele!