hoofdstuk 3 klas 3 Flashcards
(154 cards)
1
Q
le moyen de transport
A
het vervoersmiddel
2
Q
le voyageur
A
de reiziger
3
Q
le billet
A
de ticket
4
Q
la destination
A
de bestemming
5
Q
en direction de
A
in de richting van
6
Q
le départ
A
het vertrek
7
Q
les horaires
A
de dienstregeling
8
Q
le retard
A
de vertaging
9
Q
la grève
A
de staking
10
Q
la circulation
A
het verkeer
11
Q
le renseignement
A
de inlichting
12
Q
le/la prochain
A
de volgende
13
Q
dans deux minutes
A
in twee minuten
14
Q
la porte
A
de deur
15
Q
het vervoersmiddel
A
le moyen de transport
16
Q
de reiziger
A
le voyageur
17
Q
het ticket
A
le billet
18
Q
de bestemming
A
la destination
19
Q
in de richting van
A
en direction de
20
Q
het vertrek
A
le départ
21
Q
de diesntregeling
A
les horaires
22
Q
de vertraging
A
le retard
23
Q
de staking
A
la grève
24
Q
het verkeer
A
la circulation
25
de inlichting
le renseignement
26
de volgende
le/la prochain
27
over twee minuten
dans deux minutes
28
de deur
la porte
29
bienvenue
welkom
30
je suis désolé
het spijt me
31
dépêche-toi
schiet op
32
un instant
een momentje
33
prenez
neem
34
allez
ga
35
seul
alleen
36
attendre
wachten
37
la gare
het station
38
la voie
het spoor
39
il part
hij vertrekt
40
l'aller- retour
het retour
41
l'aller simple
de enkele reis
42
changer
overstappen
43
manquer
(de trein) missen
44
welkom
bienvenue
45
het spijt me
je suis désolé
46
schiet op
dépêche-toi
47
een momentje
un instant
48
neem
prenez
49
ga
allez
50
alleen
seul
51
wachten
attendre
52
het station
la gare
53
het spoor
la voie
54
hij vertrekt
il part
55
het retour
l'aller- retour
56
de enkele reis
l'aller simple
57
overstappen
changer
58
(de trein) missen
manquer
59
l'avion
het vliegtuig
60
prendre le vélo
met de fiets
61
aller à pied
te voet gaan
62
la voiture
de auto
63
éviter
vermijden
64
dormir
slapen
65
le logement
het verblijf
66
la sortie
het uitstapje
67
le déchet
het afval
68
la poubelle
de afvalbak
69
fier
trots
70
propre
eigen, schoon
71
l'expérience
de ervaring
72
les environs
de omgeving
73
école(gique)
milieubewust
74
la poule
de kip
75
het vliegtuig
l'avion
76
de fiets nemen
prendre le vélo
77
te voet gaan
allez à pied
78
de auto
la voiture
79
vermijden
éviter
80
slapen
dormir
81
het verblijf
le logement
82
het uitstapje
la sortie
83
het afval
le déchet
84
de afvalbak
la poubelle
85
trots
fier
86
eigen, schoon
propre
87
de ervaring
l'expérience
88
de omgeving
les environs
89
milieubewust
écolo
90
de kip
la poule
91
l'avis
de mening
92
pas mal
niet slecht
93
sale
vies
94
agréable
prettig
95
en face de
tegenover
96
à côté de
naast
97
les voisins
de buren
98
nettoyer
schoonmaken
99
le petit déjeuner
het ontbijt
100
la plage
het strand
101
la salle de bains
de badkamer
102
le lit
het bed
103
le bruit
het lawaai
104
la chance
het geluk
105
gentil
aardig, lief
106
proche
dichtbij
107
de mening
l'avis
108
niet slecht
pas mal
109
vies
sale
110
pretting
gréable
111
tegenover
en face de
112
naast
à côté de
113
de buren
les voisins
114
schoonmaken
nettoyer
115
het ontbijt
le pitit déjeuner
116
het strand
la plage
117
de badkmer
la salle de bains
118
het bed
le lit
119
het lawaai
le bruit
120
het geluk
la chance
121
aardig, lief
gentil
122
dichtbij
proche
123
le mois
de maand
124
la région
de regio
125
la pluie
de regen
126
la saison
het seizoen
127
la femme
de vrouw
128
l'homme
de man
129
avoir envie de
zin hebben in
130
appeler
noemen, bellen
131
le temps libre
de vrije tijd
132
bon marché
goedkoop
133
pour cela
om die reden
134
c'est pourqoi
daarom
135
sucré
zoet
136
salé
hartig, gezouten
137
le miel
de honing
138
le beurre
de boter
139
de maand
le mois
140
de regio
la région
141
de regen
pluie
142
het seizoen
la saison
143
de vrouw
la femme
144
de man
l'homme
145
zin hebben in
avoir envie de
146
noemen, bellen
appeler
147
de vrije tijd
le temps libre
148
goedkoop
bon marché
149
om die reden
pour cela
150
daarom
c'est pourqoi
151
zoet
sucré
152
zout, hartig
salé
153
de honing
le miel
154
de boter
le beurre